ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ0738

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
18 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
494696 VV EXPL 11-23
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van concurrentie- en geheimhoudingsbedingen in kort geding tussen werknemer en werkgever

In deze zaak, die op 18 maart 2011 door de Rechtbank Groningen is behandeld, stond de schorsing van een concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding centraal. Eiser Q. had een arbeidsovereenkomst met de besloten vennootschap Cobra Medical B.V. en was werkzaam als regiomanager. Na de beëindiging van de distributieovereenkomst tussen Cobra en SenoRx, waar Q. zich voornamelijk mee bezighield, ontving hij een aanbod om bij Bard Benelux N.V. in dienst te treden. Cobra stelde dat Q. de onderhandelingen met Bard had ondermijnd en vorderde schadevergoeding en handhaving van het concurrentiebeding. Q. vorderde op zijn beurt betaling van achterstallig salaris en schorsing van de bedingen.

De kantonrechter oordeelde dat Q. een spoedeisend belang had bij zijn vorderingen. De rechter concludeerde dat de concurrentie- en geheimhoudingsbedingen niet langer gerechtvaardigd waren, gezien de beëindiging van de distributieovereenkomst en het feit dat Q. geen werkzaamheden meer voor Cobra kon verrichten. De rechter schorste de bedingen met terugwerkende kracht tot 1 december 2010, en oordeelde dat Cobra Q. moest vergoeden voor het achterstallige salaris, inclusief provisie en emolumenten. De vorderingen van Cobra in reconventie werden afgewezen, omdat de rechter oordeelde dat de belangen van Q. zwaarder wogen dan die van Cobra.

Het vonnis benadrukt de noodzaak voor werkgevers om de geldigheid van concurrentiebedingen te onderbouwen, vooral wanneer de omstandigheden van de werknemer veranderen, zoals in dit geval door de beëindiging van de distributieovereenkomst. De uitspraak biedt inzicht in de afweging van belangen in arbeidsrechtelijke geschillen en de rol van de rechter in kort geding procedures.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 494696 VV EXPL 11-23
Vonnis in kort geding van 18 maart 2011
inzake
Q., wonende te Breda,
eiser in conventie tevens verweerder in reconventie, hierna Q. te noemen,
gemachtigde mevrouw mr. M.J.G.M. Lamers, advocaat te Utrecht (postbus 85250,
3508 AG),
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cobra Medical B.V., gevestigd te 9723 JC Groningen, Stavangerweg 21-14,
gedaagde in conventie tevens eiseres in reconventie, hierna Cobra te noemen,
gemachtigde mevrouw mr. E.A.C. van de Wiel, advocaat te Groningen (postbus 1105,
9701 BC).
PROCESGANG
in conventie
Op de in de inleidende dagvaarding genoemde gronden heeft Q. bij wijze van voorlopige voorziening in conventie gevorderd, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
a. Cobra te veroordelen tot betaling van het achterstallig salaris vermeerderd met provisie en overige emolumenten ad totaal € 18.542,-- bruto, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente ex artikel 7:625 BW en de wettelijke rente te rekenen vanaf de datum van de dagvaarding tot die der algehele voldoening;
b. het concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding te schorsen met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2010 totdat in een bodemprocedure uitspraak over een verzoek tot vernietiging ex artikel 7:653 lid 2 BW is gedaan;
subsidiair:
c. het concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding gedeeltelijk te schorsen, namelijk ten aanzien van de werkzaamheden die Q. voor Bard in Olen te België verricht, met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2010 totdat in een bodemprocedure uitspraak over een verzoek tot vernietiging ex artikel 7:653 lid 2 is gedaan;
d. Cobra op grond van artikel 7:653 lid 4 BW te veroordelen tot betaling van een in goede justitie te bepalen schadevergoeding;
meer subsidiair:
e. voor zover het concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding in het geheel niet wordt geschorst, Cobra op grond van artikel 7:653 lid 4 BW te veroordelen tot betaling van een in goede justitie te bepalen schadevergoeding;
primair, subsidiair en meer subsidiair:
Cobra te veroordelen om aan Q. te betalen een voorschot van € 5.000,-- (aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2011, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, te vermeerderen met de integrale juridische kosten inclusief BTW die Q. terzake van juridische bijstand in het kader van de onderhavige procedure heeft moeten maken en met veroordeling van Cobra in de kosten van deze procedure.
in reconventie
Cobra heeft bij wijze van eis in reconventie gevorderd dat de kantonrechter:
a. Q. zal verbieden tot 1 december 2011 werkzaamheden te verrichten voor Bard Benelux N.V. en/of C.A. Bard Inc. en/of ieder ander bedrijf met activiteiten op een terrein gelijk of gelijksoortig of anderszins concurrerend met dat van Cobra, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- per overtreding en € 2.500,-- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt;
b. Q. zal veroordelen om aan Cobra te betalen een bedrag van € 45.000,-- terzake van een voorschot op verbeurde boetes, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
c. Q. zal veroordelen om aan Cobra te betalen een voorschot op de schade van € 25.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
d. Q. zal veroordelen om aan Cobra te betalen een bedrag van € 10.000,-- terzake van de kosten van Schalke;
e. Q. zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 3 maart 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
f. Q. zal veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de kosten van de beslagen ad € 1.549,46.
in conventie en in reconventie
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 maart 2011. Partijen, Cobra deugdelijk vertegenwoordigd, en hun gemachtigden zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet, mede aan de hand van de door hun gemachtigden opgestelde pleitaantekeningen. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden. Het vonnis is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
in conventie en in reconventie
De feiten
1.1. Als gesteld en erkend, dan wel niet (gemotiveerd) weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud van de overgelegde producties staat het volgende vast.
1.2. Cobra is een onderneming die zich bezighoudt met import en export van alsmede groothandel in medische disposables. Zij biedt ondermeer producten en hulpmiddelen aan op het gebied van endoscopie, (borst)biopsie, radiologie, urologie en bronchoscopie. In de Benelux levert zij aan ziekenhuizen, instellingen, groothandels, facilitaire bedrijven en apotheken.
1.3. Q. is op 1 december 2000 bij Cobra in dienst getreden, aanvankelijk in de functie van account manager Zuid-West Nederland en sedert 1 december 2005 in de functie van Regiomanager Nederland en Belgie. Zijn laatstverdiende salaris bedroeg € 3.947,77 bruto per maand vermeerderd met een provisie van € 1.700,-- bruto per maand en overige emolumenten.
1.4. In de op 16 oktober 2006 door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst zijn onder meer de volgende bedingen opgenomen:
“Artikel 12 Geheimhouding
12.1 Werknemer erkent, dat hem door werkgever geheimhouding is opgelegd van alle bijzonderheden betreffende of verband houdende met het bedrijf van werkgever, alsmede het bedrijf van cliënten of opdrachtgevers van werkgever. 12.2 Het is werknemer verboden, zowel gedurende de arbeidsovereenkomst, als na beëindiging hiervan, op enigerlei wijze aan derden, direct of indirect, in welke vorm ook en in welker voege ook, enige mededeling te doen van of aangaande hetgeen bij de uitoefening van zijn functie te zijner kennis is gekomen in verband met de zaken en belangen van werkgever en van met werkgever gelieerde ondernemingen. Deze geheimhouding omvat mede alle gegevens van clienten en andere relaties van werkgever waarvan werknemer uit hoofde van zijn functie kennis heeft genomen.
12.3 Bij overtreding van bovengenoemd verbod verbeurt werknemer aan werkgever een dadelijk en ineens zonder sommatie of ingebrekestelling opeisbare boete groot € 5000,= onverminderd zijn gehoudenheid tot betaling aan werkgever van een volledige schadevergoeding te dezer zake, indien deze meer dan gemeld boetebedrag mocht belopen; overtreding zal voor werkgever een dringende reden vormen tot ontslag op staande voet als bedoeld in art. 7:678 lid 2 sub i BW, en zal hem aanleiding kunnen geven bij de officier van justitie aangifte te doen van het plegen van het misdrijf, omschreven in art. 2:273 Sr.
Artikel 15 Concurrentiebeding
15.1 Het is werknemer verboden binnen een tijdvak van 1 jaar na beëindiging van de arbeidsovereenkomst binnen een kring met werkgever als middelpunt en met een straal van 300 km in enigerlei vorm werkzaam te zijn bij een bedrijf gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan dat van werkgever, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard ook te hebben, tenzij de werknemer daartoe voorafgaande schriftelijke toestemming van werkgever heeft gekregen, aan welke toestemming werkgever voorwaarden kan verbinden.
15.2 Bij overtreding van de in lid 1 omschreven verboden verbeurt werknemer ten behoeve van werkgever een dadelijk opvorderbare boete van € 500,= voor elke dag, dat werknemer in overtreding is, onverminderd het recht van de werkgever om van de werknemer volledige schadevergoeding te vorderen.”
1.5. Bij de indiensttreding van Q. waren er naast Q. nog twee werknemers bij Cobra werkzaam, te weten de aandeelhouders A. en B. Momenteel zijn er bij Cobra 20 personen werkzaam.
1.6. In 2003 is Cobra op basis van een met SenoRx gesloten distributieovereenkomst gestart met de distributie van producten van SenoRx. SenoRx kent een borstoncologielijn met producten voor het detecteren, biopteren, markeren, fixeren en verwijderen van mammacarcinomen. De producten van SenoRx worden vanaf 2007 afgezet in Nederland, België, Luxemburg en Frankrijk. De SenoRx producten vormden tot 1 september 2010 30% van de jaaromzet van Cobra.
1.7. Sedert 2007 houdt Q. zich uitsluitend bezig met werkzaamheden die verband houden met SenoRx producten.
1.8. Op 6 mei 2010 heeft SenoRx bekend gemaakt dat zij mogelijk werd overgenomen door een beursgenoteerde onderneming in de Verenigde Staten, C.R. Bard Inc. Deze onderneming heeft een dochtermaatschappij in Nederland en Belgie, geheten Bard Benelux N.V. Voormelde ondernemingen worden hierna gezamenlijk als Bard aangeduid. A. heeft Q. op 11 mei 2010 geïnformeerd over deze overname.
1.9. Op 6 juli 2010 heeft de overname door Bard van SenoRx plaatsgevonden. Bard heeft de distributieovereenkomst tussen SenoRx en Cobra op 14 juli 2010 opgezegd tegen 1 september 2010. Na 1 september 2010 zijn geen SenoRx activiteiten meer door Cobra verricht. Sedert 27 juli 2010 zijn onderhandelingen tussen Cobra en Bard gestart over een door Bard te betalen "afkoopsom" voor de beëindiging van de distributieovereenkomst. De onderhandelingen zijn tot op heden nog steeds niet afgerond. Het laatste bod van Bard bedraagt 589.243 Usd.
1.10. Op 7 oktober 2010 heeft Q. een aanbod van de heer Z., algemeen directeur van Bard Benelux NV, ontvangen om bij Bard Benelux NV in dienst te treden.
1.11. Naar aanleiding van voormeld aanbod heeft er op 8 oktober 2010 een gesprek tussen A., directeur van Cobra, en Q. plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek heeft Q. zijn arbeidsovereenkomst met Cobra met onmiddellijke ingang opgezegd.
Van dit gesprek heeft Q. een gespreksverslag gemaakt gedateerd 11 oktober 2010.
1.12. Op 11 oktober 2010 heeft Q. de bedrijfseigendommen, waaronder een laptop, bij Cobra ingeleverd.
1.13. Q. is per 11 oktober 2010 door Cobra op non-actief gesteld.
1.14. Bij brief d.d. 14 oktober 2010 heeft Q. de opzegging van de arbeidsovereenkomst aan Cobra bevestigd.
1.15. Bij brief d.d. 25 oktober 2010 heeft de toenmalige gemachtigde van Cobra, J.R.P.M. Scheepers van De Keizersgracht Bedrijfsjuristen BV te Heerlen, aan Q. meegedeeld dat er sprake is van een onregelmatige opzegging in die zin dat de opzegging, met inachtneming van de opzegtermijn, eerst werking kan hebben per 1 december 2010. Bij voormeld schrijven heeft Scheepers aanspraak gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding van € 11.191,-- bruto na verrekening van het aan Q. toekomende vakantiegeld van € 1.895,-- bruto. Ten slotte heeft Scheepers namens Cobra aan Q. meegedeeld dat het concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding onverkort zullen worden gehandhaafd.
1.16. Op 27 oktober 2010 hebben er bij Hut & Co Belastingadviseurs te Groningen onderhandelingen tussen Bard en Cobra plaatsgevonden over de opzegging van de distributieovereenkomst. Bij dit gesprek was ondermeer aanwezig Z. van Bard.
Naar aanleiding van dit gesprek heeft Z. schriftelijk op 4 maart 2011 ondermeer het navolgende verklaard:
However, in a meeting I had with Mr. A. and a representative, Mr. X. (of Hut & Co Belastingadviseurs in Groningen) on 27 oktober 2010 following the termination of the distribution agreement between SenoRx and Cobra, Mr. X. literally said "Als dit het is en Bard geen hoger bod gaat doen, dan pakken we het bij QF" Immediately thereafter Mr. A. stated: "Ja, dan gaat ie aan het gas".
1.17. R., een inmiddels ex-werknemer van Cobra, heeft schriftelijk op 6 december 2010 ondermeer het navolgende verklaard aan Q.:
"Op 1 november 2010 gedurende onze vergadering in Groningen heeft Jim (A., ktr.) mij apart geroepen, hij wilde een gesprek met mij zonder de anderen. Het ging over jou (Q. - ktr.), ik maakte hem duidelijk dat ik zijn brief aan jou gelezen had en dat ik het niet correct van hem vond. Dat jij dit niet verdiende na 10 jaar trouwe dienst. Ik zou er echter niet met mijn collega's bij Cobra over spreken. Hij antwoordde mij dat jij dit inderdaad niet verdiende maar dat het zijn enige drukmiddel was ten overstaan van BARD, waar de onderhandelingen erg stroef verliepen."
1.18. Sedert 1 december 2010 is Q. bij Bard Benelux NV in dienst getreden. Hij verricht zijn werkzaamheden vanuit Olen in Belgie. Volgens de ANWB routeplanner ligt deze plaats op een afstand van 335,7 kilometer van Groningen. Hemelsbreed bedraagt deze afstand 257,4 kilometer.
1.19. Het loon en overige emolumenten waaronder de provisie over de maanden oktober en november 2010 zijn door Cobra niet aan Q. voldaan.
1.20. Cobra heeft de door Q. ingeleverde laptop aan een forensisch onderzoek laten onderwerpen waartoe zij Bureau Schalke op 24 januari 2011 opdracht heeft gegeven. Op 7 februari 2011 heeft Bureau Schalke verslag gedaan van het onderzoek. In de conclusie van de terzake opgemaakte rapportage staat vermeld:
Er zijn digitale sporen aangetroffen op de computer van dhr. Q. die wijzen op gebruik van een externe gegevensdrager (USB-stick) met bestanden in relatie tot Bard Medical en Cobra Medical. Hierdoor is het mogelijk dat bestanden toebehorend aan Cobra Medical middels deze USB-stick op andere, voor Cobra Medical bedrijfsvreemde gegevensdragers zijn gekopieerd. Ook is er een grote hoeveelheid emailcorrespondentie aangetroffen. Deze emailcorrespondentie wordt na overleg met opdrachtgever door opdrachtgever zelf geanalyseerd.
Het geschil
2.1. In essentie verschillen partijen van mening over het antwoord op de vragen of de tussen partijen overeengekomen concurrentie- en geheimhoudingsbedingen onverkort dienen te worden gehandhaafd en of Q. uit hoofde van deze bedingen jegens Cobra schadeplichtig is.
Waar nodig zal hierna nader op de stellingen van partijen worden ingegaan.
De beoordeling
in conventie
3.1. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Q. voldoende aannemelijk gemaakt dat hij een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorzieningen. In zoverre is hij derhalve ontvankelijk in zijn vorderingen.
3.2. In dit kort geding kan aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten een schorsing van het concurrentiebeding en het geheimhoudingsbeding slechts worden uitgesproken indien het (zeer) waarschijnlijk is te achten dat de bodemrechter deze bedingen teniet zal doen.
Ten aanzien van het schriftelijkheidsvereiste
3.3. Artikel 7:653 lid 1 BW bepaalt dat een beding, waarbij de werknemer wordt beperkt in zijn bevoegdheid om na het einde van de overeenkomst op zekere wijze werkzaam te zijn, slechts geldig is indien de werkgever dit schriftelijk is overeengekomen met een meerderjarige werknemer. Nu dit punt door Q. tijdens de mondelinge behandeling niet langer ter discussie is gesteld, staat vast dat voldaan is aan voormeld schriftelijkheidsvereiste.
Ten aanzien van de afstand, het territoir
3.4. Het concurrentiebeding verbiedt concurrentie binnen een kring met werkgever als middelpunt (Groningen) en met een straal van 300 kilometer. Naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende komen vast te staan dat Olen, de plaats waaruit Q. momenteel zijn werkzaamheden verricht, hemelsbreed op een afstand ligt van (afgerond) 258 kilometer van Groningen en derhalve binnen het territoriale bereik van het concurrentiebeding ligt. De omstandigheid dat de kortste route over de weg blijkbaar (afgerond) 335 kilometer bedraagt, doen hieraan niets af. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Cobra een voldoende te respecteren belang bij een handhaving van de overeengekomen straal. Zij houdt zich bezig met de distributie van specialistische medische producten op een markt waar mondiaal slechts enkele spelers actief zijn. Het voorgaande betekent dat Q. zich niet met succes op zijn lezing op dit onderdeel kan beroepen.
Ten aanzien van het door Q. gestelde gerechtvaardigde vertrouwen
3.5. Q. heeft in dit verband aangevoerd dat A. namens Cobra in het op 8 oktober 2010 gehouden beëindiginggesprek, hem van de werking van het concurrentiebeding heeft ontheven en dat hij toestemming had verkregen om voor Bard te gaan werken. Gezien deze toezegging mocht hij er gerechtvaardigd op vertrouwen dat hij zonder belemmering bij Bard Benelux NV te Nieuwegein in dienst kon treden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Q. deze stelling niet aannemelijk gemaakt. Nog daargelaten dat deze beweerd toegezegde ontheffing en toestemming ter zitting gemotiveerd door A. zijn weersproken, had het voor de hand gelegen dat Q. hiervan expliciet mededeling had gedaan in het door hem opgestelde gespreksverslag en de aan Cobra verzonden bevestigingsbrief van de opzegging van 14 oktober 2010. Nu hiervan evenmin sprake is zal het beroep van Q. op dit door hem gestelde gerechtvaardigde vertrouwen door de kantonrechter worden gepasseerd.
Ten aanzien van het beroep van Q. op 7:653 lid 3 BW
3.6. Vast staat dat de dienstbetrekking op verzoek van Q. is beëindigd. Cobra heeft hem daartoe niet gedwongen. Daarom kan niet gesproken worden van een wijze van beëindiging op grond waarvan Cobra schadeplichtig is geworden. De kantonrechter is wel van oordeel, in het kader van de belangenafweging (hierna). dat de oorzaak van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst - het verlies van de distributieovereenkomst - in de risicosfeer van Cobra ligt.
Ten aanzien van de belangenafweging
3.7. De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de belangen van Q. bij schorsing van het concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding zwaarder wegen dan de belangen van Cobra bij handhaving ervan. Daartoe overweegt hij als volgt.
3.8. Vast staat dat Q. zich bij Cobra uitsluitend bezighield met de verkoop van SenoRx producten. Doordat de distributieovereenkomst tussen Cobra en SenoRx per 1 september 2010 werd beëindigd, zijn daarmee feitelijk ook de bedongen werkzaamheden van Q. bij Cobra komen te vervallen. Deze omstandigheid ligt naar het oordeel van de kantonrechter in de risicosfeer van Cobra. Weliswaar had Q. de mogelijkheid om bij Cobra aansluitend de functie van accountmanager te aanvaarden in een voor hem nog onbekend deelgebied, maar naar het oordeel van de kantonrechter is voldoende komen vast te staan dat Q., anders dan bij Bard, bij Cobra geen carrièreperspectieven meer had. Cobra heeft in dit verband nog wel aangevoerd dat zij druk doende is om het verlies van SenoRx te compenseren en dat er diverse leveranciers zijn gevonden die vergelijkbare producten kunnen leveren, maar, nog daargelaten dat zij deze stelling niet nader met bewijsstukken heeft onderbouwd, is niet komen vast te staan dat Cobra Q. een concreet aanbod heeft gedaan om zich met de distributie van vergelijkbare producten te gaan bezighouden.
3.9. Voorts acht de kantonrechter het volgende van belang. Een concurrentiebeding en een geheimhoudingbeding hebben ten doel om te voorkomen dat een werknemer van een bedrijf de concurrent op de hoogte stelt van bedrijfsgevoelige informatie die hij uit hoofde van zijn dienstverband bij zijn werkgever heeft opgedaan.
3.10. Het is de kantonrechter niet duidelijk geworden dat een handhaving van deze bedingen voor Cobra het resultaat oplevert waarvoor de bedingen zijn bedoeld. Cobra heeft immers de distributieovereenkomst van SenoRx producten niet meer; de enige producten waarmee Q. zich de laatste vier tot vijf jaren heeft beziggehouden. De kantonrechter kan zich niet aan de indruk onttrekken dat een handhaving van deze bedingen door Cobra louter in stelling wordt gebracht voor andere doeleinden, waaronder de nog te treffen afkoopregeling met Bard. De kantonrechter verwijst in dit verband naar de inhoud van de verklaring van Z. zoals opgenomen in punt 1.16. en die van R., opgenomen in punt 1.17. Het had op de weg van Cobra gelegen om beide verklaringen gemotiveerd te weerspreken ondermeer door daar een ontkennende althans andersluidende verklaring van X. tegenover te stellen.
3.11. Verder is de vraag wat Cobra uit concurrentieoogpunt wenst te bereiken met een handhaving van deze bedingen gelet op haar stelling dat Q. al voor 1 december 2010 alle belangrijke bedrijfsinformatie van Cobra aan Bard zou hebben doorgespeeld wat volgens haar zou hebben geresulteerd in een aanzienlijk lager bod van Bard.
3.12. Alle omstandigheden in acht genomen is naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter niet aannemelijk geworden dat Cobra een voldoende te respecteren belang heeft bij een handhaving van deze bedingen.
3.13. Door de kantonrechter wordt geoordeeld dat het (zeer) waarschijnlijk is te achten dat de bodemrechter, de wederzijdse belangen in aanmerking nemende, het concurrentiebeding teniet zal doen. De kantonrechter zal het concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding, voor wat betreft de SenoRx producten, schorsen vanaf 1 december 2010 totdat in een bodemprocedure uitspraak zal worden gedaan over de vernietiging van deze bedingen. De primaire vordering onder b. is derhalve toewijsbaar.
3.14. Met betrekking tot de primaire loonvordering onder a. van achterstallig loon, provisie en overige emolumenten overweegt de kantonrechter als volgt.
3.15. Met uitzondering van de post provisie heeft Cobra de hoogte en de verschuldigdheid van deze looncomponenten niet weersproken. Cobra heeft niet weersproken dat Q. structureel maandelijks een vaste provisie van laatstelijk € 1.700,-- bruto heeft ontvangen. De kantonrechter houdt het ervoor dat deze provisie kennelijk niet omzet-afhankelijk is geweest zoals door Cobra wordt gesteld, zodat ook deze component van de loonvordering toewijsbaar is.
3.16. Ten slotte stelt Cobra zich op het standpunt dat de door Q. ingestelde loonvordering dient te worden verrekend met de reeds verbeurde boetes, de onderzoekskosten van Bureau Schalke en het voorschot op de schade die zij heeft geleden doordat haar onderhandelingspositie door de handelwijze van Q. is ondermijnd. De gegrondheid van dit verweer is, gezien de gemotiveerde betwisting van de zijde van Q. van voormelde verrekenposten, en gezien de aard van deze procedure, niet op eenvoudige wijze vast te stellen, zodat de kantonrechter aan dit beroep op verrekening voorbij zal gaan.
3.17. De kantonrechter acht het (zeer) waarschijnlijk dat de loonvordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Deze is toewijsbaar is. De meegevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW zal worden gemaximeerd tot 10%.
3.18. De gevorderde incassokosten zullen worden afgewezen. Uitgangspunt is dat de buitengerechtelijke werkzaamheden meer moeten omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning. Nu hiervan niet is gebleken dienen deze werkzaamheden te worden aangemerkt als zijnde ter voorbereiding van de processtukken en instructie van de zaak.
in reconventie
4.1. Aangezien in conventie reeds is geoordeeld dat het concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding met terugwerkende kracht zullen worden geschorst, zijn de vorderingen in reconventie onder a. en b. niet toewijsbaar.
4.2. Met betrekking tot het onder c. en d. gevorderde voorschot op de schade en de gemaakte kosten van Bureau Schalke overweegt de kantonrechter als volgt.
4.3. Nog daargelaten dat er geen sprake is van een voldoende spoedeisend belang, heeft Q. gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze vorderingen. De juistheid van de stellingen van Cobra, waaronder die dat Q. de onderhandelingen tussen haar en Bard zou hebben ondermijnd, wat volgens haar heeft geresulteerd in een aanzienlijker lager bod, kan niet zonder feitelijk onderzoek waaronder bewijsvoering worden vastgesteld.
De conclusie van het rapport van Bureau Schalke acht de kantonrechter niet voldoende. Omdat een kort geding zich niet leent voor feitelijk onderzoek en bewijsvoering, zullen deze vorderingen worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
5.1. Cobra zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure. De proceskosten zullen worden toegewezen overeenkomstig het in onderhavige zaken van toepassing zijnde liquidatietarief.
BESLISSING IN KORT GEDING
De kantonrechter:
in conventie en in reconventie
a. veroordeelt Cobra tot betaling aan Q. van het achterstallige salaris met provisie en overige emolumenten ad € 18.542,-- vermeerderd met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW gematigd tot 10% en vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf 25 februari 2011 tot de dag der algehele voldoening;
b. schorst het concurrentiebeding en geheimhoudingsbeding voor wat betreft de SenoRx producten vanaf 1 december 2010 totdat in een bodemprocedure uitspraak over een vordering tot vernietiging ex artikel 7:653 lid 2 BW is gedaan;
c. veroordeelt Cobra in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Q. tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 90,81 aan dagvaardingskosten, € 142,-- aan vastrecht en € 600,-- aan salaris voor de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en op 18 maart 2011 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: gv