ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ2461
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.Tj. Terpstra
- Rechtspraak.nl
Beoordeling arbeidsovereenkomst en proeftijd in geschil tussen werkgever en werknemer
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Groningen op 7 april 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen Q. en R. over de vraag of er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen en of er een proeftijd is overeengekomen. R. had Q. aangesproken tot betaling van een bedrag van € 1.807,00, na een eerder verstekvonnis waarin zijn vordering was toegewezen. Q. betwistte de vordering en stelde dat er geen arbeidsovereenkomst was, omdat de e-mail van 10 januari 2010 slechts een voorstel was en niet voldeed aan de schriftelijkheidsvereiste voor een arbeidsovereenkomst met proeftijd.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Q. en R. op 10 januari 2010 een sollicitatiegesprek hebben gevoerd en dat Q. een voorstel heeft gedaan voor een arbeidsovereenkomst. R. heeft dit voorstel telefonisch geaccepteerd. De rechter concludeert dat er wel degelijk een arbeidsovereenkomst is ontstaan, ondanks het ontbreken van een schriftelijke overeenkomst. De kantonrechter oordeelt dat de proeftijd niet rechtsgeldig is overeengekomen, omdat niet is voldaan aan het vereiste van schriftelijkheid zoals voorgeschreven in artikel 7:652 BW. Dit betekent dat Q. schadeplichtig is voor de onregelmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst.
De kantonrechter bevestigt het eerdere verstekvonnis en veroordeelt Q. tot betaling van de gevorderde schade, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van schriftelijke overeenkomsten in arbeidsrelaties en de gevolgen van het niet naleven van wettelijke vereisten.