RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Zaak\rolnummer: 481606/10-19977
Vonnis d.d. 20 april 2011
de buitenlandse vennootschap naar Duits recht Tischlerei Holthaus GmbH,
gevestigd te (D 26899) Brual, Dorfstrasse 18,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie, hierna Holthaus te noemen,
gemachtigde Inter-Europe-Nederland, gevestigd te Ter Apel (postbus 98, 9560 AB),
1. Q.,
2. R.,
beiden wonende te [adres],
gedaagden in conventie, eisers in reconventie, hierna Q. en R. te noemen,
gemachtigde mr. L. Rietbergen, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer (postbus 3020, 2700 LA).
De bij vonnis van 12 januari 2011 gelaste comparitie is gehouden op 4 maart 2011. Partijen (Holthaus vertegenwoordigd door directeur X.) en hun gemachtigden (mr. W. Schoo namens Inter-Europe-Nederland) zijn ter zitting verschenen, waar zij hun wederzijdse standpunten (nader) uiteen hebben gezet. Holthaus had P. de Vries als tolk meegenomen. Van het verhandelde is door de griffier aantekening gehouden.
Nadat partijen er niet in waren geslaagd een minnelijke schikking te bereiken is de behandeling gesloten en uitspraak bepaald op heden.
In conventie en reconventie
de feiten
Tussen partijen staat als gesteld en erkend, dan wel niet of onvoldoende (gemotiveerd) weersproken het volgende vast.
1.1. In november 2009 heeft Holthaus in opdracht van Q. en R. werkzaamheden verricht, waaronder het verven, aflakken en plaatsen van een drietal deuren.
1.2. Voor de uitgevoerde werkzaamheden heeft Holthaus Q. en R. op 13 november 2009 een factuur gestuurd van € 4.799,87.
1.3. Nadat Q. en R. in december 2009 hadden geklaagd over de uitvoering van de werkzaamheden, hebben X. en Y. van Holthaus het werk op 15 december 2009 bekeken. R. was daarbij aanwezig.
1.4. Op 15 december 2009 hebben partijen een afspraak gemaakt over de afhandeling van de klachten en de factuur van 13 november 2009. Q. en R. zouden de eerste twee posten van de factuur voldoen en conform deze afspraak is er € 1.750,50 betaald.
het standpunt van Holthaus
2.1. Tijdens het bezoek van X. en Y. op 15 december 2009 is door hen geconstateerd dat de lak, die op de deuren was aangebracht, losliet. Dit was de enige klacht die na het bezoek nog moest worden verholpen. Overige gebreken zijn op die dag hersteld.
2.2. Op 15 december 2009 is met R. afgesproken dat zij en Q. in januari of februari 2010 een schildersbedrijf in de buurt zouden benaderen voor het opnieuw laten lakken van de deuren. Omdat er discussie bestond over de kosten van deze herstelwerkzaamheden is overeengekomen dat Q. en R. eerst om een offerte zouden vragen. De offerte zou vervolgens worden voorgelegd aan Holthaus. Als Holthaus akkoord ging met de offerte, konden Q. en R. opdracht geven aan de derde voor het opnieuw lakken van de deuren. De daaraan verbonden kosten zouden in mindering worden gebracht op het restant van de openstaande nota.
2.3. Aangezien een offerte uitbleef heeft X. Q. en R. daarnaar gevraagd in februari 2010. Ook heeft hij hen daarna een aantal keren telefonisch aan de afspraak herinnerd.
2.4. Daar betaling of een offerte uitbleef, heeft Holthaus het dossier in juni 2010 uit handen gegeven. De gemachtigde heeft namens Holthaus aangeboden € 1.000,00 op de factuur in mindering te brengen. Dat is voldoende voor het te herstellen schilderwerk. Q. en R. hebben dat niet geaccepteerd.
2.5. Q. en R. hebben voorafgaand aan deze procedure niet gemeld dat de deuren niet naar behoren zijn geplaatst en dat daardoor schade is ontstaan. De gebreken aan de deuren zoals die thans op de foto's aanwezig zijn, waren in december 2009 niet aanwezig. De deuren hadden uiterlijk in maart 2010 overgeschilderd moeten worden. Doordat dit niet is gebeurd, is de toestand van de deuren verslechterd.
2.6. Op de zich bij de processtukken bevindende offerte van Uniklus zijn posten opgenomen die niets van doen hebben met de herstelwerkzaamheden.
2.7. Naast het restant van de factuur van 13 november 2009 van € 3.049,87 maakt Holthaus aanspraak op € 91,58 aan rente en € 450,00 wegens incassokosten.
het standpunt van Q. en R.
3.1. De deuren zijn niet goed afgewerkt en afgehangen door Holthaus. De lak bladdert eraf en er is sprake van tocht.
3.2. Q. en R. zeggen in hun conclusie van antwoord in conventie (onder punt 2) dat medewerkers van Holthaus de gebreken hebben geconstateerd en dat is afgesproken dat Q. en R. een aannemer konden inschakelen die de deuren opnieuw zou schuren, aflakken en afhangen. Verder voeren zij aan dat is afgesproken dat het openstaande bedrag kon worden opgeschort en later kon worden verrekend wanneer de kosten voor herstel bekend waren. Zij zouden Holthaus een offerte zenden met daarin een prijsopgave voor de werkzaamheden. Dit laatste wordt nog eens herhaald in punt 10 van de conclusie van antwoord.
3.3. Q. en R. stellen verder verrast te zijn door de sommatie van 1 juni 2010 van de gemachtigde van Holthaus. Dit ging tegen de gemaakte afspraken in. Hun gemachtigde heeft Holthaus daarop bij brief d.d. 9 juni 2010 gesommeerd de gebreken binnen tien dagen te herstellen door de deuren opnieuw te schuren, te lakken en af te hangen. Voor het geval Holthaus hiertoe niet zou overgaan, is zij reeds ingebreke gesteld en de overeenkomst ontbonden. Holthaus heeft de gebreken niet hersteld.
3.4. Q. en R. hebben de gevorderde rente en incassokosten betwist. Zowel de rente als de buitengerechtelijke kosten zijn hen niet aangezegd. Daarnaast dienen de door de gemachtigde van Holtaus gezonden sommaties te worden beschouwd als werkzaamheden ter voorbereiding van de gedingstukken en ter instructie van de zaak.
3.5. Q. en R. hebben ter zitting het volgende aangevoerd. Op
15 december 2009 is afgesproken dat zij het restantbedrag van de factuur van
13 november 2009 niet hoefden te voldoen en dat zij dat bedrag konden gebruiken om herstelwerkzaamheden uit te laten voeren door een derde. Dit wilden Q. en R. in mei of juni 2010 laten doen in verband met de buitentemperatuur aangezien de deuren er toch even uit zouden moeten. Zij hoefden van Holthaus hiervoor geen offerte te vragen aan de derde.
3.6. Het bedrijf Uniklus te Winsum heeft op 26 juli 2010 een offerte ad € 3.670,50 inclusief BTW uitgebracht voor de herstelwerkzaamheden. Dit betreft niet alleen het opnieuw lakken van de deuren, maar een volledig herstel van het schilderwerk op de deuren en de omliggende kozijnen. Doordat Holthaus de deuren niet goed heeft geplaatst, is er schade ontstaan.
3.7. Q. en R. vorderen in reconventie een verklaring voor recht dat de overeenkomst tussen partijen op 2 juli 2010 gedeeltelijk is ontbonden dan wel deze gedeeltelijk te ontbinden. Tevens vorderen zij Holthaus te veroordelen tot een te betalen bedrag van € 620,63 zijnde het verschil tussen het restant van de factuur van Holthaus en de herstelkosten volgens de offerte van Uniklus.
de beoordeling
4.1. Tussen partijen staat vast dat het afgeleverde werk van Holthaus aan de drie deuren niet beantwoordde aan hetgeen was overeengekomen. Op 15 december 2009 hebben partijen afgesproken hoe het werk zou worden hersteld. Partijen twisten over de vraag wat er die dag is afgesproken.
4.2. Holthaus stelt dat Q. en R. een derde zouden benaderen voor een offerte inzake het opnieuw laten lakken van de deuren. Dit was de enige klacht die nog diende te worden verholpen. Wanneer Holthaus zich kon vinden in de voorgestelde kosten van herstel, zou dat bedrag in mindering worden gebracht op het nog openstaande deel van de factuur. Q. en R. hebben de stelling van Holthaus dat zij een derde om een offerte zouden vragen bij conclusie van antwoord erkend. Tijdens de comparitie hebben zij afstand genomen van deze uitlating en gesteld dat zij het gehele restant van de factuur d.d. 13 november 2009 niet hoefden te voldoen en tezijnertijd een derde konden vragen het werk te herstellen zonder dat Holthaus daar een offerte voor moest goedkeuren. Naast het opnieuw schuren en lakken van de deuren dienden deze ook deugdelijk te worden afgehangen.
4.3. Holthaus wenst gevolgen verbonden te zien aan haar stelling dat is afgesproken dat Q. en R. een offerte zouden opvragen bij een derde voor de kosten van het herstel aan de deuren en dat het bedrag van die offerte na goedkeuring door Holthaus in mindering zou worden gebracht op het nog te betalen bedrag van de factuur van 13 november 2009. Indien een stelling niet of onvoldoende wordt betwist, bijvoorbeeld door een erkentenis, neemt de rechter de desbetreffende feiten als vaststaand aan en wordt aan enige bewijslevering niet meer toegekomen. Naar het oordeel van de kantonrechter is hetgeen Q. en R. onder punt 2 in samenhang met punt 10 van hun conclusie van antwoord in conventie stellen een gerechtelijke erkentenis. Immers, zij erkennen daar uitdrukkelijk en ondubbelzinnig de waarheid van de stelling van Holthaus dat zij een offerte zouden opvragen bij een derde om deze voor te leggen aan Holthaus. Indien de offerte akkoord werd bevonden, kon deze derde het werk herstellen en werden de kosten verrekend. Op deze erkentenis kan thans niet meer worden teruggekomen volgens artikel 154 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, aangezien niet aannemelijk is gemaakt dat zij door een dwaling of niet in vrijheid is afgelegd. Q. en R. zijn derhalve aan hun erkenning gebonden. Bovendien heeft de gemachtigde van Holthaus in haar correspondentie naar de gemachtigde van Q. en R. verwezen naar de volgens Holthaus gemaakte afspraak en is dat toen niet door Q. en R. weersproken.
4.4. Vaststaat dat Q. en R. hebben nagelaten tijdig actie te ondernemen en een derde om een offerte te vragen en voor te leggen aan Holthaus. Holthaus heeft uiteindelijk haar vordering uit handen gegeven. Q. en R. hebben naar aanleiding van een sommatie Holthaus op 9 juni 2010 in gebreke gesteld. Zij hebben Holthaus een termijn gegeven om de door hen genoemde gebreken ("gebrekkige montage en behandeling van de deuren") te herstellen. De kantonrechter oordeelt hierover als volgt. Holthaus heeft de gebreken in haar werk voor wat betreft de lak op 15 december 2009 erkend en daarvoor een oplossing gezocht. Zij heeft aangeboden dat een derde de deuren opnieuw zou schuren en aflakken. Q. en R. hebben verzuimd hier medewerking aan te verlenen. Q. en R. stellen dat er bij het plaatsen van de deuren door Holthaus schade is ontstaan aan de deuren en omliggende kozijnen. Holthaus ontkent in haar conclusie van antwoord in reconventie dat de deuren niet naar behoren zijn geplaatst en dat de door haar Q. en R. gestelde schade door haar toedoen is ingetreden. Ook heeft Holthaus aangevoerd dat deze klacht niet eerder is gemeld. Het lag vervolgens op de weg Q. en R. om haar stelling ter comparitie nader te onderbouwen en onder meer aan te geven hoe de deuren zijn afgehangen, wat de schade precies is en hoe dat aan Holthaus is gecommuniceerd. Zij hebben toen slechts gesteld dat de verf bladderde en er sprake is van tocht. Naar het oordeel van de kantonrechter hebben Q. en R. daarmee niet aan de op hen rustende stelplicht voldaan.
4.5. Holthaus vordert in rechte betaling van het gehele restantbedrag van € 3.049,87. Zij heeft in het minnelijke traject aangeboden € 1.000,00 in mindering te brengen om de gebreken te laten herstellen. Daaruit blijkt dat zij het gevorderde bedrag € 3.049,87 niet redelijk vindt voor de uitgevoerde werkzaamheden. De kantonrechter oordeelt over de vordering als volgt. Holthaus heeft gesteld dat de materiaalkosten te verwaarlozen zijn en dat voor € 1.000,00 de schilder bij een normaal uurtarief ruim 20 uur aan het werk kan besteden. De kantonrechter acht het aannemelijk dat een drietal deuren schuren en opnieuw aflakken geen 20 uren in beslag zal nemen. Q. en R. hebben tegenover de berekening van Holthaus slechts de offerte van Uniklus gesteld met een bedrag van € 3.670,50. Deze bevat ook posten die niet zien op het schuren en aflakken en de kosten zijn niet per post gespecificeerd. Naar het oordeel van de kantonrechter is € 1.000,00 een redelijk bedrag om het werk van Holthaus te herstellen.
4.6. Het voorgaande brengt met zich mee dat de vordering van Holthaus zal worden toegewezen minus € 1.000,00 vanwege de kosten voor het opnieuw schuren en lakken van de deuren. Dit komt neer op een bedrag van € 2.049,37 (€ 4.799,87- € 1.750,50 - € 1.000,00,). Q. en R. zijn ingevolge artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek rente verschuldigd. Q. en R. mochten de betaling van het restant van de factuur van 13 november 2009 opschorten, onder voorwaarde dat zij een derde zouden benaderen voor een offerte. Nu zij niet aan deze voorwaarde hebben voldaan, zijn zij in verzuim met betaling vanaf de vervaldatum van de factuur. De wettelijke rente zal vanaf dat moment worden toegewezen over € 2.049,37.
4.7. Uit de processtukken blijkt dat door de gemachtigde van Holthaus incassowerkzaamheden van een dusdanige omvang zijn verricht dat toewijzing van een vergoeding ter zake gerechtvaardigd is. De kosten zullen worden gematigd op basis van het toegewezen bedrag tot € 300,00.
4.8. De reconventionele vorderingen van Q. en R. zullen gelet op het voorgaande worden afgewezen.
4.9. Q. en R., zullen als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure op basis van het toegewezen bedrag.
in conventie en reconventie
veroordeelt Q. en R. hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten, om tegen bewijs van betaling aan Holthaus te voldoen een bedrag van € 2.349,37, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.049,37 vanaf de vervaldatum van de factuur tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Q. en R. tevens hoofdelijk in de kosten van het geding, aan de zijde van Holthaus tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 280,00 aan griffierecht, € 87,93 aan explootkosten en € 375,00 voor salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en op 20 april 2011 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.