ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ5317

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
28 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
482982 - CV EXPL 10-20442
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.R. van Baak-Klijnsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingebrekestelling na dading met betrekking tot vloerverwarming

In deze zaak heeft eiser Q. R. aangesproken voor de kosten van herstelwerkzaamheden aan een vloerverwarming die door gedaagde R. was geleverd en aangelegd. In 2008 heeft R. de vloerverwarming geleverd en geïnstalleerd, maar er ontstond een geschil over de uitvoering en betaling. Tijdens een comparitie op 8 juli 2009 werd een dading gesloten, waarbij Q. zich verplichtte om binnen 14 dagen € 200,-- aan R. te betalen, en R. beloofde om contact op te nemen met een derde partij, firma X., om de vloerverwarming te laten herstellen. Q. heeft aan zijn verplichtingen voldaan, maar de werkzaamheden door Y., die door R. waren ingeschakeld, hebben niet het gewenste resultaat opgeleverd.

Q. heeft R. aansprakelijk gesteld voor de kosten van herstelwerkzaamheden die door firma Z. zijn uitgevoerd, omdat de vloerverwarming niet naar behoren functioneerde. R. betwistte de aansprakelijkheid en stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van de gebreken na de werkzaamheden van Y. De kantonrechter oordeelde dat R. niet in verzuim was, omdat er geen bewijs was dat hij op de hoogte was gesteld van de gebreken. De vordering van Q. werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

De kantonrechter concludeerde dat Q. niet kon aanspraak maken op vergoeding van de kosten die hij had gemaakt voor de herstelwerkzaamheden door Z., omdat R. niet in gebreke was gesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. G.R. van Baak-Klijnsma op 28 april 2011.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 482982 \ CV EXPL 10-20442
Vonnis d.d. 28 april 2011
inzake
Q.,
wonende te [plaatsnaam],
eiser, hierna Q. te noemen,
gemachtigde A.A.M. van Beem, ARAG-Nederland,
tegen
R., h.o.d.n. R. Installatietechniek,
wonende en zaakdoende te [adres],
gedaagde, hierna R. te noemen,
gemachtigde S. Leemburg, AGC Gerechtsdeurwaarders en incasso.
PROCESGANG
Q. heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd R. te veroordelen tot betaling van de hoofdsom van € 835,33 en de buitengerechtelijke kosten van € 178,50 met rente en met zijn veroordeling in de kosten van het geding.
R. heeft geantwoord met conclusie tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van Q. in de kosten van het geding.
Partijen hebben respectievelijk gerepliceerd en gedupliceerd waarna vonnis is bepaald.
OVERWEGINGEN
De feiten
1. In 2008 heeft R. een vloerverwarming geleverd aan Q. en deze aangelegd. Nadien is een geschil over de uitvoering en betaling ontstaan waarbij R. Q. in rechte heeft betrokken. Ter comparitie van 8 juli 2009 is tussen partijen een dading gesloten. Daarbij werd afgesproken dat Q. binnen 14 dagen aan R. € 200,-- zou betalen. Daartegenover zou R. zo spoedig mogelijk contact opnemen met de firma X. in [plaatsnaam] en dat bedrijf zo spoedig mogelijk zodanige werkzaamheden aan de vloerverwarming laten uitvoeren dat de vloerverwarming naar behoren zou functioneren. R. zou daarbij instaan voor het deugdelijk resultaat van die werkzaamheden.
Q. heeft tijdig aan zijn verplichtingen voldaan.
Bij brief van 21 oktober 2009 heeft de (destijds) gemachtigde van Q. R. gesommeerd om ervoor te zorgen dat de firma X. uiterlijk 28 oktober 2009 contact met Q. zou opnemen zodat de werkzaamheden op korte termijn konden worden uitgevoerd. Bij brief van 6 november 2009, waarvan een afschrift aangetekend is toegezonden op 9 november 2009, werd meegedeeld dat het geduld van Q. op was en werd R. gesommeerd om uiterlijk 13 november 2009 de werkzaamheden te hebben uitgevoerd waartoe hij zich verplicht had.
Begin november 2009 heeft loodgietersbedrijf Y. te [plaatsnaam] werkzaamheden uitgevoerd aan de vloerverwarming van Q. en daarvoor bij factuur van 10 november 2009 een bedrag van € 310,69 inclusief BTW aan R. in rekening gebracht.
Bij factuur van 14 april 2010 heeft de firma Z. Installatietechniek aan Q. voor werkzaamheden aan de vloerverwarming een bedrag van € 835,33 in rekening gebracht. Op de factuur wordt verwezen naar een werkbon van 21 december 2009, zodat de kantonrechter ervan uitgaat dat de betreffende werkzaamheden op die datum zijn verricht. In haar brief van 21 mei 2010 deelde zij mee dat de vloerverwarming niet functioneerde omdat de aanwezige lucht in de leidingen bleef staan en er geen ontluchtingsmogelijkheid aanwezig was. Zij heeft daarom het leidingverloop aangepast zodat de leidingen ontlucht kunnen worden.
Bij brief van zijn gemachtigde van 16 juni 2010 heeft Q. R. aansprakelijk gesteld voor de kosten die hij heeft moeten maken om de verwarming door Z. in orde te laten maken en hem gesommeerd het bedrag van € 835,33 te betalen.
De standpunten van partijen
2. Q. stelt dat R. verplicht is om de kosten van de herstelwerkzaamheden van de firma Z. aan hem te vergoeden omdat hij zijn verplichtingen uit de schikking niet is nagekomen. Hij heeft hem een aantal keren daartoe in de gelegenheid gesteld maar nakoming is uitgebleven. De door Y. verrichte werkzaamheden hebben geen resultaat gehad. Hij heeft daarover contact met Y. opgenomen maar deze verwees hem weer naar R. Deze bleek echter niet bereikbaar. Hij zag zich daarom genoodzaakt een derde in te schakelen om de vloerverwarming werkend te maken. Uit de brief van 21 mei 2010 van Z. blijkt dat de vloerverwarming niet deugde.
Hij stelt daarnaast recht te hebben op vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten die hij heeft moeten maken omdat R. in zijn verplichtingen tekort is geschoten.
3. R. betwist de stellingen van Q. Hij heeft na de comparitie geprobeerd om de firma X., die door Q. was voorgesteld, in te schakelen maar deze bleek niet meer werkzaam te zijn. Uiteindelijk heeft hij de firma Y. bereid gevonden de werkzaamheden te verrichten. Met Q. is toen een datum afgesproken waarop de werkzaamheden konden worden verricht. Begin november zijn de werkzaamheden als overeengekomen uitgevoerd en op 10 november 2009 heeft hij van Y. de factuur ontvangen.
Inmiddels had hij van de gemachtigde van Q. een aangetekend schrijven van 9 november 2009 ontvangen, met daaraan gehecht een hem tot dat moment onbekende ingebrekestelling d.d. 6 november 2009. Hij werd daarin gesommeerd om uiterlijk op 13 november 2009 zijn verbintenis na te komen. Omdat de werkzaamheden inmiddels begin november door Y. waren uitgevoerd had de sommatie geen relevantie meer. Daarna heeft hij tot 16 juni 2010 niets meer van Q. gehoord. Hij betwist daarnaast gemotiveerd de (hoogte van de) nota van Z.
De beoordeling
4. Tussen partijen staat vast dat Q. heeft ingestemd met het verrichten van herstelwerkzaamheden door Y. en dat deze werkzaamheden heeft uitgevoerd.
Partijen zijn tijdens de comparitie overeengekomen dat R. heeft in te staan voor het deugdelijk resultaat van die werkzaamheden. Bij niet behoorlijke uitvoering is R. dus aansprakelijk. Die aansprakelijkheid treedt echter niet in voordat hij er van in kennis wordt gesteld dat de werkzaamheden van Y. geen resultaat hebben gehad. Tot dat moment mocht hij er immers op vertrouwen dat hij, met het op zijn kosten laten verrichten van de werkzaamheden door Y., aan zijn verplichtingen had voldaan.
5. Uit de stukken blijkt echter niet dat R. er van in kennis is gesteld dat de vloerverwarming na de werkzaamheden van Y. nog niet naar behoren functioneerde, laat staan dat hij in gebreke is gesteld. Q. stelt immers zelf dat hij geen contact kon krijgen met R.
6. Het beroep dat door Q. wordt gedaan op de sommaties van 21 oktober, 6 november en 9 november 2009 gaat niet op. Dat betreft immers een (herhaalde) sommatie om de werkzaamheden te verrichten en niet een sommatie in verband met het garant staan. Kennelijk hebben deze sommaties en de afspraken met betrekking tot de door Y. te verrichten werkzaamheden elkaar gekruist. Uit niets blijkt in ieder geval dat ze bedoeld zijn om R. in gebreke te stellen met betrekking tot de door Y. verrichte werkzaamheden.
7. Gezien het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat R. niet in verzuim was. Dat brengt mee dat Q. hem niet kan aanspreken ter zake van de herstelwerkzaamheden die hij op eigen houtje door Z. heeft laten verrichten.
8. De vordering van Q. zal daarom worden afgewezen waarbij hij, als in het ongelijk gestelde partij, zal worden veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst af de vorderingen van Q.;
veroordeelt Q. in de kosten van deze procedure die tot aan de dag van deze uitspraak aan de zijde van R. worden vastgesteld op € 200,-- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.R. van Baak-Klijnsma, kantonrechter, en op 28 april 2011 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: GvB
coll: