ECLI:NL:RBGRO:2011:BQ5534

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
12 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
477209 - CV EXPL 10-18319
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot medehuurderschap van zoon op basis van duurzaamheid

In deze zaak vorderden Q. c.s. dat de zoon van eiseres sub 1, die al meer dan twee jaar een gemeenschappelijke huishouding met zijn moeder voert, als medehuurder van de woning zou worden aangemerkt. Eiseres sub 1 huurt de woning van de stichting Nijestee en heeft aangegeven de woning te willen verlaten om samen te gaan wonen. Nijestee heeft het verzoek afgewezen, met als argument dat er geen sprake is van een duurzame gezamenlijke huishouding, aangezien de zoon uiteindelijk zelfstandig zou moeten gaan wonen en de moeder de woning verlaat.

De kantonrechter heeft de feiten en standpunten van beide partijen overwogen. Hoewel de zoon en zijn moeder meer dan twee jaar samenwonen, oordeelde de rechter dat dit niet voldoende is voor de kwalificatie van een duurzame gezamenlijke huishouding. De rechter wees erop dat de intentie van de moeder om de woning te verlaten en samen te gaan wonen met een partner, de duurzaamheid van de huishouding ondermijnt. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van Q. c.s. niet kon worden toegewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden.

De vordering werd afgewezen en Q. c.s. werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F. de Jong op 12 mei 2011.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 477209 \ CV EXPL 10-18319
Vonnis d.d. 12 mei 2011
inzake
1. Q.,
2. Q.,
wonende te Groningen,
eisers, hierna mede Q. c.s. te noemen,
gemachtigde mr. E.T. van Dalen, advocaat te Groningen,
tegen
de stichting met rechtspersoonlijkheid Stichting NIJESTEE,
gevestigd en kantoorhoudende te 9712 JV Groningen aan de Naberpassage 3,
gedaagde, hierna Nijestee te noemen,
gemachtigde mr. H.J.M. Janssen, advocaat te Groningen.
PROCESGANG
Op de in inleidende dagvaarding genoemde gronden hebben Q. c.s. gevorderd dat eiser sub 2 met ingang van de datum van het te dezen te wijzen vonnis, althans met ingang van een in dit vonnis in goede justitie te bepalen nader tijdstip, medehuurder zal zijn van de zelfstandige woning staande en gelegen te Groningen aan de [adres], en met veroordeling van Nijestee in de kosten van het geding.
Nijestee heeft bij antwoord geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde.
Partijen hebben vervolgens gerepliceerd en gedupliceerd. Daarna is vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet, althans onvoldoende (gemotiveerd) betwist, kan in deze zaak mede op basis van de in zoverre onbetwiste inhoud van de producties, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Eiseres sub 1 huurt van Nijestee de zelfstandige woning aan de [adres] te Groningen. Zij is de moeder van eiser sub 2. De zoon is 21 jaar oud. Zij voert met hem meer dan twee jaar een gemeenschappelijke huishouding.
1.2 Eiseres sub 1 heeft Nijestee op 9 augustus 2010 telefonisch gemeld dat zij voornemens is te gaan samenwonen en dat zij daarom de woning gaat verlaten. Zij heeft Nijestee gevraagd of haar zoon in de woning kon blijven wonen. Nijestee heeft te kennen gegeven dat dit niet mogelijk is.
1.3 Vervolgens heeft de gemachtigde van Q. c.s. Nijestee bij brief van 23 augustus 2010 gevraagd of Nijestee wil meewerken aan een indeplaatsstelling of aan een medehuurderschap van de zoon van eiseres sub 1. Daarbij is gesteld dat eisers al meer dan twee jaar een gemeenschappelijke huishouding voeren. Nijestee heeft dit verzoek afgewezen.
2. Standpunt Q. c.s.
2.1 Naast de vaststaande feiten hebben Q. c.s. het volgende aan hun vordering ten grondslag gelegd.
2.2 Eiser sub 2 voert al meer dan twee jaar een duurzame, gezamenlijke huishouding met zijn moeder, zodat hij voldoet aan de wettelijke vereisten van artikel 7:267 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Geen van de in lid 3 van dat artikel genoemde afwijzingsgronden doen zich in dit geval voor, zodat er geen wettelijke beletsels zijn om eiser sub 2 als medehuurder te aanvaarden. Eiser sub 2 heeft zijn hele leven in de woning aan de [adres] gewoond. Hij is zowel sociaal als emotioneel zeer gebonden aan het huis en is daar ook economisch aan gebonden.
2.3 Anders dan Nijestee zijn eisers van mening dat in hun geval sprake is van een duurzame gezamenlijke huishouding. Er is bij hen altijd een duurzaam karakter in hun gezamenlijke huishouding aanwezig geweest. Dat Nijestee het vaste beleid zou hebben dat (jonge) kinderen geen medehuurder worden van hun ouders, is eisers niet bekend. Bovendien kennen zij een geval waarbij wel een opvolgend huurderschap is toegestaan.
3. Standpunt Nijestee
3.1 In dit geval kan niet gesproken worden van een gezamenlijke huishouding die duurzaam is. Dit in de eerste plaats omdat een samenleving van ouder en kind in het algemeen niet kan worden beschouwd als een duurzame gemeenschappelijke huishouding, omdat het uiteindelijk de bedoeling is dat kinderen het ouderlijk huis verlaten en zelfstandig gaan wonen. Door eisers zijn geen bijzondere omstandigheden gesteld en onderbouwd op basis waarvan dat in dit geval anders zou zijn. Bovendien heeft eiseres sub 1 te kennen gegeven dat zij de woning wil gaan verlaten, omdat zij wil gaan samenwonen met haar partner. Het verzoek is daarom kennelijk bedoeld om de zoon de positie van huurder te verschaffen.
3.2 Nijestee heeft er belang bij dat bij vertrek van een huurder de woning vrijkomt voor andere woningzoekenden die gelet op hun urgentie voor deze woning in aanmerking zouden komen. Door kinderen het contract van hun ouder(s) over te laten nemen, zou het woningverdelingsysteem worden doorkruist.
Het is vast beleid van Nijestee dat relatief jonge kinderen van ouders die huurder zijn, behoudens bijzondere omstandigheden, niet worden aangemerkt als medehuurder. Dit is mede gebaseerd op vaste jurisprudentie.
4. Beoordeling
4.1 De kantonrechter zal allereerst ingaan op het uitdrukkelijk namens eisers gedane verzoek om een comparitie van partijen te houden. Dit verzoek wordt niet gehonoreerd, omdat de kantonrechter de zaak daartoe niet geschikt acht en zij zich bovendien op grond van de stukken voldoende voorgelicht acht.
4.2 Aan de orde is de vraag of bij eisers sprake is van een duurzame gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 7:267 lid 1 BW. Daarover wordt het volgende overwogen.
4.3 De zoon van de huurster, eiseres sub 1, voert weliswaar - zo is niet in geschil - meer dan twee jaar een gemeenschappelijke huishouding met zijn moeder, maar van duurzaamheid is naar het oordeel van de kantonrechter geen sprake. Enerzijds niet omdat het hier gaat om een jong volwassene waarvan verwacht mag worden dat hij op enig moment zelfstandig zou zijn gaan wonen. Anderzijds staat vast dat moeder voornemens is om de woning te gaan verlaten om te gaan samenwonen met haar partner. De conclusie kan dan ook niet anders zijn dan dat de vordering de kennelijke strekking heeft om de zoon op korte termijn de positie van huurder te verschaffen. Namens eisers is weliswaar nog naar voren gebracht dat de zoon op meerdere gronden gebonden is aan de woning, maar - wat daarvan verder ook zij - dit zijn hoe dan ook geen bijzondere omstandigheden die tot een andere beslissing moeten leiden. Een en ander betekent dat de vordering zal worden afgewezen.
4.4 Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisers in de kosten van deze procedure aan de zijde van Nijestee gevallen € 300,- voor salaris van de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, kantonrechter, en op 12 mei 2011 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: FdJ
coll: