ECLI:NL:RBGRO:2011:BR1706
Rechtbank Groningen
- Kort geding
- W.J.A.M. Dijkers
- Rechtspraak.nl
Executiegeschil tussen Emslandermeer B.V. en Haarzuilense Projektontwikkelingsmaatschappij B.V. over misbruik van recht en restitutierisico
In deze zaak, die voor de Rechtbank Groningen is behandeld, vorderde Emslandermeer B.V. (hierna: Emslandermeer) in kort geding dat Haarzuilense Projektontwikkelingsmaatschappij B.V. (hierna: HPM) de executie van een eerder vonnis zou staken. Emslandermeer had een samenwerkingsovereenkomst met HPM voor de ontwikkeling van een recreatiepark, maar deze was in 2004 ontbonden. HPM had Emslandermeer in 2009 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 361.521,18, maar Emslandermeer stelde dat zij door derdenbeslagen niet in staat was om aan deze verplichting te voldoen. Emslandermeer voerde aan dat HPM misbruik van recht maakte door de executie voort te zetten, gezien de financiële situatie van HPM en het risico dat Emslandermeer niet zou kunnen terugvorderen wat zij aan HPM zou betalen indien zij in hoger beroep in het gelijk zou worden gesteld.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2011 werd duidelijk dat Emslandermeer een aanzienlijk restitutierisico liep, omdat HPM in financiële problemen verkeerde en de kans bestond dat zij de ontvangen gelden niet zou kunnen terugbetalen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van Emslandermeer zwaarder wogen dan die van HPM. De voorzieningenrechter wees de vordering van Emslandermeer toe en gelastte HPM om de executie van het vonnis van 2 september 2009 te staken. Tevens werd HPM veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 350.000,00 indien de executie toch zou doorgaan.
De rechtbank concludeerde dat HPM geen in redelijkheid te respecteren belang had bij de voortzetting van de executie, gezien de omstandigheden en het restitutierisico voor Emslandermeer. HPM werd ook veroordeeld in de proceskosten van Emslandermeer, die op € 1.460,31 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 14 juli 2011.