ECLI:NL:RBGRO:2011:BS7498

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
16 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
125318/FA RK 11-616
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van het gezag van de moeder over het minderjarige kind A. na ernstige zorgen over de opvoedingssituatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 16 augustus 2011 uitspraak gedaan over de ontheffing van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind A. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om deze ontheffing, omdat er ernstige zorgen waren over de opvoedingssituatie van A. De moeder had in het verleden veel in zichzelf geïnvesteerd, maar er waren twijfels over de bestendigheid van haar huidige situatie. A. had in zijn jonge jaren te maken gehad met ernstige geweldservaringen en had last van hechtingsproblematiek en een posttraumatische stressstoornis. Hij had alle banden met zijn moeder verbroken en zijn perspectief lag bij zijn vader en stiefmoeder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat A. onder toezicht was gesteld en uit huis geplaatst omdat zijn geestelijke en lichamelijke belangen ernstig bedreigd werden. Ondanks de inspanningen van de moeder om haar leven op orde te krijgen, was het risico op terugval aanwezig. De rechtbank oordeelde dat de moeder onmachtig was om de noodzakelijke zorg voor A. te bieden en dat de huidige opvoedingssituatie bij de vader en stiefmoeder de beste optie was voor A.'s ontwikkeling.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ontheffing van het gezag van de moeder in het belang van A. was, omdat dit hem duidelijkheid zou verschaffen over zijn toekomst en zijn ontwikkeling zou bevorderen. De vader zou na de ontheffing alleen het ouderlijke gezag over A. uitoefenen. De beschikking is uitgesproken door de rechtbank en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
Meervoudige kamer
zaaknr.: 125318/FA RK 11-616
beschikking d.d. 16 augustus 2011
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen,
gevestigd te 9726 AD Groningen, Cascadeplein 6,
v e r z o e k e r,
hierna te noemen de Raad,
en
de moeder,
advocaat mr. J.S. Ozsaran.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- de vader van het minderjarige kind A.;
- mevrouw B., de stiefmoeder van voornoemde minderjarige.
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 21 maart 2011 een verzoekschrift met bijlagen d.d. 18 maart 2011 ingediend, waarin wordt verzocht om bij beschikking - uitvoerbaar bij voorraad - de moeder gedwongen te ontheffen van het gezag over het minderjarige kind [A.].
Voornoemde minderjarige is op 7 juni 2011 gehoord.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 7 juni 2011.
Verschenen en gehoord zijn:
- de heer J. Scholte Aalbes namens de Raad;
- de moeder van [A.], bijgestaan door de advocaat mr. J.S. Ozsaran;
- de vader;
- de stiefmoeder.
RECHTSOVERWEGINGEN
vaststaande feiten
Uit de relatie van de vader en de moeder is het thans nog minderjarige kind [A.] geboren.De vader heeft [A.] erkend.
De vader en de moeder hebben gezamenlijk het ouderlijke gezag over [A.].
Uit de relatie van moeder met de heer E. zijn twee, thans nog minderjarige, kinderen geboren. C. en D..
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 24 september 2005 is [A.] voorlopig onder toezicht gesteld, met benoeming van Bureau Jeugdzorg Groningen (bjz) tot gezinsvoogd voor de duur van drie maanden. Tevens is machtiging verleend tot (spoed-) uithuisplaatsing van [A.] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van vier weken.
Op 4 november 2008 is [A.] bij de vader en zijn huidige echtgenote mevrouw B. gaan wonen.
Bij beschikking van voornoemde kinderrechter d.d. 10 december 2008 is [A.] met ingang van 24 december 2008 onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar, waarbij de uitvoering van de maatregel is opgedragen aan het Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (verder te noemen LJ&R).
De ondertoezichtstelling is nadien jaarlijks verlengd, laatstelijk bij beschikking van voormelde kinderrechter d.d. 24 november 2010 tot 24 december 2011.
Op 13 januari 2011 heeft de Raad het verzoek van LJ&R ontvangen om een onderzoek in te stellen naar de wenselijkheid van een verderstrekkende maatregel.
In zijn rapport en ter zitting heeft de Raad - samengevat - het volgende gesteld
[A.] is bij de moeder thuis langdurig opgegroeid in een onveilige situatie, waarin hij is geconfronteerd met veel geweld en met de persoonlijke en verslavingsproblematiek van de moeder. [A.] is verwaarloosd en hij heeft traumatische ervaringen opgedaan. [A.] vertoonde geparentificeerd gedrag en bij hem is ADHD vastgesteld.
[A.] heeft nog steeds last van zijn verleden. Zo is hij nog altijd bang voor de moeder en mensen uit de buurt, waar op 13 juli 2008 een schietincident heeft plaatsgevonden.
Daarbij heeft de toenmalige partner van de moeder iemand doodgeschoten. [A.] heeft het gevoel dat hij de schuld van het incident krijgt en dat beïnvloedt zijn leven.
[A.] schaamt zich voor zijn moeder en de familiegeschiedenis. Hij heeft volledig afstand van haar genomen en wil niet dat zij enige zeggenschap over hem behoudt. Ook het contact met de familie m.z. heeft [A.] verbroken. Pogingen van de vader tot herstel van het contact met de moeder hebben geen enkel succes gehad.
Momenteel gaat het goed met de moeder. Zij werkt aan haar persoonlijke problematiek en geeft op een goede wijze invulling aan de omgang met de beide andere minderjarige kinderen C. en D..
Het risico op terugval bij de moeder is aanwezig en het hulpverleningsproject zal nog langdurig moeten worden ingezet. Gezien de (hechtings)problematiek van [A.] is continuïteit van de huidige opvoedingssituatie van groot belang.
De moeder is blijvend pedagogisch onmachtig om de verzwaarde opvoeding van [A.] op zich te nemen. Enerzijds heeft de moeder moeite met het op orde brengen van haar eigen leven en kampt zij met persoonlijke problematiek. Anderzijds is [A.] een getraumatiseerd kind met een langdurig belaste voorgeschiedenis, dat veel duidelijkheid en rust nodig heeft.
Dit vereist een bijzondere pedagogische aansturing. Terugplaatsing van [A.] bij de moeder is geen optie meer. [A.] heeft aangegeven op zijn huidige verblijfplaats, waar hij zich positief ontwikkelt en rust en stabiliteit ervaart, te willen blijven wonen. Het perspectief van [A.] ligt bij zijn vader.
Een ontheffing van de moeder van het gezag zal aan [A.] duidelijkheid verschaffen over waar hij verder zal opgroeien en wie in de toekomst beslissingen zal nemen.
Ontheffing is voor [A.] van groot belang en zal bijdragen aan zijn positieve ontwikkeling.
Er zijn geen negatieve effecten van de ontheffing te verwachten op de ontwikkeling van [A.].
De vader houdt na de ontheffing alleen het ouderlijke gezag over [A.].
Met betrekking tot de aan [A.] te verstrekken hulpverlening dient ernaar te worden gestreefd dat de ontwikkeling van [A.] binnen zijn mogelijkheden wordt gewaarborgd en dat - indien nodig - passende hulpverlening wordt ingezet.
standpunt van de moeder
[A.] heeft zelf tegen zijn moeder gezegd geen contact meer met haar te willen hebben.
De moeder heeft daarop een stap teruggedaan. Zij heeft er begrip voor dat [A.] door al hetgeen hij heeft meegemaakt kwaad en verdrietig is. [A.] is zestien jaar en is in staat om zelf knopen door te hakken.
De moeder verzet zich echter tegen de verzochte ontheffing. Zij wil betrokken blijven bij de verzorging en opvoeding van [A.] en is bereid overal aan mee te werken.
Door middel van het volgen van cursussen en therapieën staat de moeder er nu veel beter voor dan in het verleden. Zij is in staat de voor [A.] belangrijke beslissingen te nemen.
De moeder neemt de pleegouders niets kwalijk. Zij hebben steeds geprobeerd om [A.] tot hernieuwd contact met de moeder te bewegen.
Het is vreselijk dat, hoewel [A.] al lange tijd kenbaar heeft gemaakt meer en vaker contact met zijn stiefzusjes te willen hebben, dit op de een of andere manier niet wordt gerealiseerd.
De moeder en de pleegouders hebben uitbreiding van voormeld contact steeds ondersteund en zullen dat ook blijven doen.
standpunt van de vader en stiefmoeder
De vader is het eens met de verzochte ontheffing van de moeder van het ouderlijke gezag. De vader en zijn huidige echtgenote willen graag dat [A.] verder in hun gezin opgroeit.
De vader en stiefmoeder hebben de moeder nooit in de weg willen staan en zullen dat ook na de ontheffing niet gaan doen.
Zij vinden dat [A.] zijn moeder niet kan blijven negeren en hebben hem dat ook meerdere keren duidelijk gemaakt. Met de voogd erbij hebben vader en de stiefmoeder tevergeefs geprobeerd om het contact tussen [A.] en de moeder te herstellen. De woede bij [A.] is dermate groot dat hij tot nu toe niet valt te vermurwen.
[A.] geeft al jarenlang aan heel graag meer contact met zijn stiefzusjes te willen hebben.
In het begin van de periode waarin [A.] bij de vader en stiefmoeder woonde, kwamen de stiefzusjes ongeveer één keer in de zes weken langs. Het is onbegrijpelijk dat [A.], ondanks jarenlange pogingen van de vader en stiefmoeder om dat contact uit te breiden, door de houding van de gezinsvoogd (die alles in eigen hand wil houden) slechts één keer in de zeven maanden daadwerkelijk contact met zijn stiefzusjes heeft gehad. Zij moeten het verder doen met telefonische contacten.
beoordeling
Op grond van artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank een ouder ontheffen van het ouderlijke gezag over zijn/haar kind, indien hij/zij ongeschikt of onmachtig is haar plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen en het belang van de minderjarige zich daar niet tegen verzet.
Volgens het bepaalde in artikel 1:268, eerste lid, BW kan de ontheffing niet worden uitgesproken indien de ouder zich hiertegen verzet.
Deze regel lijdt slechts uitzondering wanneer er sprake is van de situaties als bedoeld in lid 2 onder a tot en met d van dit artikel. In deze zaak is alleen het bepaalde onder a. van belang.
Dat houdt in dat een ontheffing ondanks verzet van de ouder, zoals in dezen het geval, uitgesproken kan worden indien na een ondertoezichtstelling van ten minste zes maanden blijkt, of na een uithuisplaatsing krachtens het bepaalde in artikel 1:261 BW van meer dan een jaar en zes maanden gegronde vrees bestaat, dat deze maatregel - door de ongeschiktheid of onmacht van de ouder om zijn/haar plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen - onvoldoende is om de dreiging als bedoeld in artikel 1:254 BW af te wenden.
Vaststaat dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [A.] inmiddels langer hebben geduurd dan de hiervoor genoemde termijnen.
Voornoemde maatregelen zijn in beginsel van tijdelijke aard en moeten zijn gericht op (het werken aan) een terugkeer van het kind naar de ouder.
Uit de duur van de maatregelen, de inhoud van de overgelegde stukken en gelet op hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is naar het oordeel van de rechtbank gebleken dat de moeder onmachtig is om haar plicht tot verzorging en opvoeding van [A.] te vervullen.
[A.] is onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst omdat hij ernstig in zijn geestelijke en lichamelijke belangen werd bedreigd. De moeder was niet in staat om [A.] de noodzakelijke verzorging te geven. De geboden hulp in het vrijwillige kader en in het kader van de ondertoezichtstelling heeft onvoldoende effect gesorteerd.
Voldoende aannemelijk is geworden dat de moeder de afgelopen tijd veel in zichzelf heeft geïnvesteerd. Volgens haar is zij daardoor, in tegenstelling tot in het verleden, wèl in staat om [A.] op de gewenste wijze te verzorgen en op te voeden en de voor hem noodzakelijke beslissingen te nemen.
Onduidelijk is of er sprake is van een bestendige situatie. Wat daarvan ook zij, [A.] is bij de moeder thuis in zijn jonge levensjaren zwaar belast door zeer ernstige
(gewelds-) ervaringen. [A.] worstelt met parentificatie, hechtingsproblematiek en een posttraumatische stressstoornis. Ook is bij hem ADHD vastgesteld.
[A.] is inmiddels zestien jaar oud. Hij heeft alle banden met de moeder en met de familie m.z. verbroken.
[A.] heeft dringend behoefte aan en ook recht op rust, duidelijkheid, structuur, continuïteit en verdere ongestoorde hechting in zijn bestaande opvoedingssituatie in het gezin van zijn vader en diens huidige echtgenote, waarin hij zich - mede dankzij de ingezette hulpverlening, die ook zal worden gecontinueerd - positief ontwikkelt.
De vader en de stiefmoeder beschikken over voldoende opvoedingscapaciteiten om te kunnen voorzien in de specifieke ontwikkelingsbehoeften van [A.].
Om een goede verdere ontwikkeling van [A.] mogelijk te maken moet er naar het oordeel van de rechtbank een einde wordt gemaakt aan de onzekerheid over zijn toekomstperspectief. Bovendien zijn de spanning en de onrust die de verlenging van de maatregelen iedere keer met zich meebrengen niet in het belang van [A.].
[A.] is gebaat bij duidelijkheid over zijn toekomstperspectief en dat ligt bij de vader en de stiefmoeder.
Gelet op het voorgaande hebben de getroffen kinderbeschermingsmaatregelen door ongeschiktheid/onmacht van de moeder onvoldoende bescherming geboden om de dreiging van het zodanig opgroeien van [A.] dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of gezondheid ernstig worden bedreigd, af te wenden en weegt het belang van de moeder om het gezag over [A.] te behouden niet op tegen het belang van [A.] bij duidelijkheid, continuïteit en stabiliteit in zijn leven. Naar het oordeel van de rechtbank dient de moeder dan ook te worden ontheven van het gezag over [A.].
Hierdoor zal de vader alleen het ouderlijke gezag over [A.] uitoefenen.
Het is in het belang van [A.] dat alle betrokkenen zich er voor zullen blijven inzetten dat het contact tussen hem en zijn stiefzusjes frequenter gaat plaatsvinden dan thans het geval is.
BESLISSING
ontheft de moeder
van het ouderlijke gezag over het minderjarige kind [A.];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.A. Flinterman, M.J.B. Holsink en
S. Stenfert Kroese en uitgesproken door eerstgenoemde ter openbare terechtzitting van
dinsdag 16 augustus 2011, in tegenwoordigheid van G.D. Kuilman, griffier.