ECLI:NL:RBGRO:2011:BS8692

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
2 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
116704/FA RK 10-525
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.W.T. Buijtenhuijs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijf en omgangsregeling van minderjarige kinderen in het kader van verbeurde dwangsommen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 2 augustus 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de verbeurdverklaring van dwangsommen die voortvloeien uit een kort geding procedure. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. P. Rietberg, en de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. E.H. Jansen, zijn in een juridische strijd verwikkeld over de omgangsregeling met hun minderjarige kinderen en de gevolgen van eerdere rechterlijke uitspraken. De rechtbank heeft in eerdere beschikkingen, waaronder die van 3 december 2010, beslissingen genomen over het hoofdverblijf van de kinderen en de omgangsregeling. De man stelt dat hij niet langer dwangsommen verschuldigd is, omdat de beschikking van 18 januari 2011 een beslissing in de bodemprocedure heeft gegeven, waardoor het eerdere vonnis zijn kracht heeft verloren. De vrouw daarentegen is van mening dat de dwangsommen verbeurd zijn, omdat de man het vonnis niet heeft gerespecteerd en de omgangsregeling niet heeft nageleefd. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd het hoofdverblijf van de kinderen bij de man te bepalen en een ondertoezichtstelling te overwegen om de omgangsregeling te verbeteren. De rechtbank heeft het advies van de Raad overgenomen en bepaald dat het hoofdverblijf bij de man komt te liggen. Tevens is besloten dat de dwangsommen, die zijn opgelegd in het kort geding, niet meer verbeurd zijn na 18 januari 2011, gezien de nieuwe beschikking in de bodemzaak. De rechtbank heeft de zaak aangehouden voor verdere behandeling van de omgangsregeling en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 116704/FA RK 10-525
beschikking d.d. 2 augustus 2011
in de zaak van:
[de man],
wonende te [adres],
verzoeker,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. P. Rietberg,
en
[de vrouw],
wonende te [adres],
verweerster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. E.H. Jansen.
PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 6 juli 2010, 12 oktober 2010 en 18 januari 2011 (tussen)beschikkingen gegeven.
Op 16 juni 2011 is ter griffie van de rechtbank van de zijde van de man ontvangen een akte van uitlating tevens aanvulling van het oorspronkelijke verzoek.
Op 23 juni 2011 is ter griffie van de rechtbank van de zijde van de vrouw informatie omtrent de hoogte van de vordering ter zake van de verbeurde dwangsommen ontvangen, bestaande uit een kopie van een mail aan de deurwaarder en een kopie van het betekeningsexploot van de deurwaarder aan de man.
De rechtbank heeft de zaak andermaal behandeld ter zitting met gesloten deuren van 22 juni 2011. Daarbij zijn partijen, bijgestaan door hun raadslieden, alsmede dhr. J. Scholte Aalbes namens de raad voor de kinderbescherming, regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen (hierna de Raad) en mw. B.S. Mulder, namens bureau jeugdzorg (bjz) verschenen en gehoord.
RECHTSOVERWEGINGEN
De rechtbank neemt over hetgeen is overwogen en beslist in het vonnis in kort geding van
3 december 2010 (122325 / KG ZA 10-415) en in voornoemde beschikkingen van 6 juli 2010, 12 oktober 2010 en 18 januari 2011. Bij laatstgenoemde beschikking is de beslissing met betrekking tot het hoofdverblijf en een eventuele omgangsregeling tussen de niet verzorgende ouder en de minderjarige kinderen van partijen:
* [minderjarige 1], geboren [in 2002] in de gemeente [geboorteplaats] en
* [minderjarige 2], geboren [in 2004] in de gemeente [geboorteplaats] en
* [minderjarige 3], geboren [in 2007] in de gemeente [geboorteplaats]
aangehouden en is de Raad verzocht dienaangaande onderzoek te doen en daarover verslag en advies uit te brengen.
Standpunt van de man
De man kan zich verenigen met het advies van de Raad ten aanzien van het hoofdverblijf en de omgangsregeling van de kinderen.
Ten aanzien van de verbeurdverklaring van de dwangsommen is de man van mening dat hij op grond van het karakter van het vonnis van de voorzieningenrechter de dwangsommen vanaf de datum van de beschikking van 18 januari 2011 niet langer verschuldigd is. Door de afgifte van de beschikking van 18 januari 2011 is er een beslissing in de bodemprocedure genomen en heeft het vonnis van 3 december 2010 zijn kracht en werking verloren. Vanaf dat moment zijn de dwangsommen dan ook niet meer verbeurd. In casu kan volgens de man niet zonder meer vastgesteld worden dat de man zich niet heeft willen houden aan hetgeen hem is opgelegd door de rechter. Dat er geen omgangsregeling heeft plaatsgevonden ondanks het vonnis van de voorzieningenrechter en ondanks de uitdrukkelijke overweging daartoe in de beschikking van 18 januari 2011 valt niet enkel en alleen aan de man te verwijten en kan niet (financieel) voor zijn rekening en risico komen. De man is van mening dat hij de omgangsregeling niet willens en wetens heeft gefrustreerd en dat hij zich steeds heeft ingespannen voor een positief verloop van de regeling. Naar aanleiding van een voorval op de school van de kinderen en de inhoud van een e-mailbericht d.d. 21 januari 2011 van de vrouw alsmede een telefonische mededeling die de vrouw daarvoor had gedaan is de man van mening dat hij hieruit terecht heeft mogen afleiden dat de vrouw afziet van een verdere omgangsregeling met de kinderen. Nadien hebben partijen niet weer gesproken of anderszins gecorrespondeerd over het wel of niet nakomen van de omgangsregeling.
De man verzoekt de rechtbank te bepalen dat hij de door de voorzieningenrechter bij vonnis d.d. 3 december 2010 opgelegde dwangsommen niet althans niet geheel is verbeurd en op grond daarvan ook niet is gehouden deze aan de vrouw te voldoen.
Standpunt van de vrouw
De vrouw realiseert zich dat er voor nu, ten aanzien van het advies van de Raad met betrekking tot het hoofdverblijf van de kinderen, geen alternatief is gelet op de omstandigheden van het geval en gelet op het feit dat moeder en de kinderen al een tijd geen omgang met elkaar hebben.
Ten aanzien van de omgangsregeling en de verbeurdverklaring van de dwangsommen is de vrouw van mening dat het vonnis in kort geding van 3 december 2010 niets aan duidelijkheid te wensen over laat. Ook na betekening van het kort geding vonnis op 22 december 2010 weigert de man het vonnis te respecteren. Het e-mailbericht d.d. 21 januari 2011 betekent naar de mening van de vrouw niet dat het standpunt van de vrouw is dat het vonnis in kort geding niet meer uitgevoerd hoeft te worden of dat anderszins de omgangsregeling tijdelijk kan worden opgeschort. De man heeft naar de mening van de vrouw niets gedaan om de impasse te doorbreken. De vrouw heeft vervolgens de deurwaarder opdracht gegeven de verbeurde dwangsommen te innen. De vrouw is van mening dat de dwangsommen verbeurd zijn, niet tegenstaande de uitspraak van 18 januari 2011. In de bodemprocedure heeft de rechtbank nog niet een inhoudelijke uitspraak gedaan omtrent de positie van de kinderen. De vrouw vindt daarom dat de dwangsommen verbeurd blijven met betrekking tot de periode van 26 december 2010 tot en met het weekend van 4 juni 2011. De vrouw heeft geen bezwaar tegen een begeleide omgangsregeling en deelname aan het ONS-traject. De vrouw wil hulp van Elker, maar de man wil dit niet.
Standpunt van de Raad
Ten aanzien van het hoofdverblijf van de kinderen heeft de Raad geadviseerd het hoofdverblijf bij de man te bepalen.
Ten aanzien van de omgangsregeling heeft de Raad geadviseerd een beslissing hierover aan te houden en eerst middels een ondertoezichtstelling van de kinderen met behulp van een gezinsvoogd te werken aan herstel van een veilig en onbelast contact tussen de kinderen en de vrouw.
Ten aanzien van de verbeurdverklaring van de dwangsommen vraagt de Raad zich af welk belang de vrouw hierbij heeft. Voorts is de Raad van mening dat dit niet bijdraagt aan een oplossing en een verbetering van de sfeer tussen de man en de vrouw.
Beoordeling
Ten aanzien van het hoofdverblijf van de kinderen neemt de rechtbank het advies van de Raad over en zal het hoofdverblijf bij de man bepalen.
Ten aanzien van de omgangsregeling neemt de rechtbank over het advies van de Raad eerst middels een ondertoezichtstelling van de kinderen met behulp van een gezinsvoogd te werken aan herstel van een veilig en onbelast contact tussen de kinderen en de vrouw.
Bij beschikking van 22 juni 2011 is de ondertoezichtstelling reeds uitgesproken.
Ten aanzien van de verbeurdverklaring van de dwangsommen is de rechtbank van oordeel dat deze na 18 januari 2011 niet meer zijn verbeurd, gezien de beschikking van de rechtbank in de bodemzaak. Hierin wordt wel gewezen op de in de kort geding procedure vastgestelde omgangsregeling maar daarbij is in de beschikking van 18 januari 2011 niet een veroordeling tot het betalen van dwangsommen bij niet nakoming bevolen.
Dit alles ook mede gezien in het licht van het e-mailbericht d.d. 21 januari 2011, waaruit naar het oordeel van de rechtbank kan worden afgeleid dat de vrouw, om herhaling van problemen met de kinderen te voorkomen, wenste af te zien van nakoming van de omgangsregeling en daar mee ook indirect afziet van het innen van eventuele verbeurde dwangsommen.
Dit mailbericht van de vrouw is zo mogelijk mede ingegeven door het feit dat de Raad op korte termijn met het onderzoek naar het hoofdverblijf van de kinderen en een daaraan te koppelen contactregeling zou beginnen.
BESLISSING
bepaalt het hoofdverblijf van de kinderen bij de man;
houdt een beslissing omtrent de omgangsregeling aan en verwijst de zaak hiertoe naar een zitting van 15 december 2011 om 09.30 uur;
bepaalt dat de man de in het vonnis van 3 december 2010 opgelegde dwangsommen verbeurd heeft tot een bedrag van € 2250,- , mitsdien te rekenen over de periode van 26 december 2010 tot en met 15 januari 2011, en dat nadien geen verdere dwangsommen verbeurd zijn;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.W.T. Buijtenhuijs, rechter en uitgesproken door deze ter openbare terechtzitting van 2 augustus 2011 in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C.J. van der Meulen.
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden.