ECLI:NL:RBGRO:2011:BU4082

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
126234 - FA RK 11-932
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D.A. Flinterman
  • P. Schadd-De Boer
  • J.H.H.M. Dorscheidt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning vaderschap op grond van dwaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een kind door de man. De man, die gehuwd is met de vrouw en de dochter op een eerder moment heeft erkend, heeft verzocht om de erkenning te vernietigen op basis van dwaling. Hij was er altijd van overtuigd dat hij de biologische vader was, totdat zijn echtgenote op 25 december 2010 onthulde dat dit niet het geval was. De man heeft zijn verzoek ingediend op 27 april 2011, binnen de wettelijke termijn van een jaar na het ontdekken van de dwaling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man door de onjuiste informatie van de moeder over zijn vaderschap in de dwaling is gebracht. De rechtbank oordeelt dat de man, als hij had geweten dat hij niet de verwekker was, de dochter niet zou hebben erkend. De rechtbank heeft de belangen van de dochter en de vrouw in overweging genomen, maar concludeert dat de onjuiste mededeling van de moeder de basis vormt voor de vernietiging van de erkenning.

De rechtbank heeft het verzoek van de man toegewezen en de erkenning van de dochter door de man vernietigd. Dit betekent dat de juridische relatie tussen de man en de dochter als vader en kind niet langer bestaat. De beschikking biedt de mogelijkheid voor de dochter om haar oude achternaam terug te krijgen, wat zij ook heeft verzocht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren tijdens de zitting.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
Meervouding kamer
zaaknr.: 126234 / FA RK 11-932
beschikking d.d. 4 oktober 2011
in de zaak van:
[de man],
wonende te [adres],
verzoeker,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. R. Skala,
Belanghebbenden:
* [de dochter],
* [de vrouw].
PROCESVERLOOP
De man heeft op 27 april 2011 een verzoek tot vernietiging van de erkenning ex artikel 1:205 Burgerlijk Wetboek (BW) ingediend.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 6 september 2011.
Ter zitting zijn verschenen de man, bijgestaan door mr. Skala, [de dochter] en [de vrouw].
RECHTSOVERWEGINGEN
De feiten
In deze procedure wordt van de volgende feiten uitgegaan:
* de man is gehuwd met [de vrouw], hierna te noemen de vrouw,
* uit de vrouw is geboren [de dochter], geboren [in 1989] te [geboorteplaats], hierna te noemen de dochter;
* de man heeft de dochter op [datum] erkend;
* de geslachtsnaam van de dochter is ter gelegenheid van de erkenning gewijzigd in [huidige achternaam].
Standpunt van de man
De man voert ter onderbouwing van zijn verzoek aan dat hij altijd heeft gedacht dat hij de biologische vader was van de dochter. Hij is op [datum] tot erkenning overgegaan nadat zijn echtgenote en moeder van de dochter kenbaar had gemaakt dat hij de verwekker van het kind is geweest. Op 25 december 2010 heeft zijn echtgenote tegenover hem en haar dochter toegegeven dat zij hen had voorgelogen en meegedeeld dat de man niet de biologische vader is. De man verzoekt de erkenning op grond van dwaling te vernietigen.
Standpunt van de belanghebbenden
De moeder voert aan dat zij aanvankelijk graag wilde dat haar beide kinderen, zij heeft nog een zoon die een jaar jonger is dan de dochter, dezelfde achternaam zouden hebben. Zij heeft later opgebiecht dat de man niet de biologische vader was, omdat haar dochter er recht op heeft om te weten wie haar biologische vader is. De dochter weet nu wie haar biologische vader wel is. Deze wil haar echter niet erkennen.
De dochter voert aan dat zij toestemming heeft gegeven voor de erkenning omdat zij niet beter wist dan dat de man haar vader was. Nu blijkt dat dit niet klopt wil zij dit graag ongedaan gemaakt hebben. Ook wil zij haar oude naam ([eerdere achternaam]) weer terug hebben.
Beoordeling
Een verzoek tot vernietiging van de erkenning ex artikel 1:205 BW kan, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, door de erkenner worden ingediend, indien hij door bedreiging, dwaling of bedrog daartoe is bewogen. In geval van dwaling of bedrog wordt het verzoek door de erkenner niet later ingediend dat een jaar nadat hij het bedrog of de dwaling heeft ontdekt.
Gelet op het feit dat de man op 25 december 2010 kennis heeft gekregen van het feit dat hij niet de biologische vader is van het kind, is hij ontvankelijk in zijn verzoek.
De rechtbank is op grond van de overgelegde stukken en de toelichting ter zitting van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de man het kind altijd als zijn dochter heeft beschouwd en dat hij door de mededeling van de moeder heeft gedwaald over het feit dat hij de verwekker van het kind zou zijn. Aannemelijk is dat de man indien hij had geweten dat hij niet de verwekker was, het kind niet had erkend. Deze dwaling is naar het oordeel van de rechtbank te wijten aan het feit dat de moeder de man ten aanzien van zijn vaderschap onjuist heeft ingelicht.
Op grond van voorgaande overwegingen zal de rechtbank het verzoek van de man toewijzen.
BESLISISNG
de rechtbank
vernietigt de erkenning van [de dochter], geboren [in 1989] te [geboorteplaats], door [de man].
Deze beschikking is gegeven door mrs D.A. Flinterman (voorzitter), P. Schadd-De Boer, en J.H.H.M. Dorscheidt en uitgesproken door eerstgenoemde ter openbare terechtzitting van 4 oktober 2011, in aanwezigheid van mr. M.M. Verbeek, griffier.
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking, voor zover hierin een eindbeslissing is opgenomen, in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u over nader informeren.