ECLI:NL:RBGRO:2011:BU4084

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
125563 - FA RK 11-691
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D.A. Flinterman
  • P. Schadd-de Boer
  • J.H.H.M. Dorscheidt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontzetting van het gezag over een minderjarige in het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de moeder te ontzetten van het gezag over haar minderjarige dochter, die in de Verenigde Staten verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, die eerder alleen belast was met het gezag over beide minderjarigen, in een situatie verkeert waarin de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd. De Raad heeft aangegeven dat de moeder niet meewerkt aan de begeleiding door de gezinsvoogdijinstelling en dat er geen contact kan worden gelegd met de minderjarige. De rechtbank heeft besloten dat er nader onderzoek moet worden ingesteld naar de leef- en opvoedingssituatie van de minderjarige, via een zusterorganisatie in de Verenigde Staten. De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek aangehouden en de Raad verzocht om uiterlijk twee weken voor de volgende zitting rapport uit te brengen over de bevindingen van het onderzoek. De zaak zal verder worden behandeld op 6 december 2011.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
Meervoudige kamer
zaaknr.: 125563 / FA RK 11-691
beschikking d.d. 4 oktober 2011
in de zaak van:
De Raad voor de Kinderbescherming,
regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen,
gevestigd te 9726 AD Groningen, Cascadeplein 6,
verzoeker,
hierna te noemen de Raad,
en
[de moeder],
volgens de GBA-gegevens wonende te [adres],
tijdelijk verblijvende te [adres]
hierna te noemen de moeder.
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 30 maart 2011 een verzoekschrift met bijlagen d.d. 29 maart 2011 ingediend, waarin wordt verzocht, bij beschikking - uitvoerbaar bij voorraad - primair de moeder te ontzetten uit het ouderlijk gezag over de minderjarige [de minderjarige], geboren [in 1994] te [geboorteplaats] (USA), subsidiair de moeder (gedwongen) te ontheffen van het gezag over voornoemde minderjarige en meer subsidiair de voornoemde minderjarige onder toezicht te stellen van bureau jeugdzorg te Groningen (bjz).
De rechtbank heeft de minderjarige [de minderjarige] opgeroepen om op 24 augustus 2011 te worden gehoord. Zij is niet verschenen.
Op 1 september 2011 is ter griffie een aanvullende rapportage van de Raad d.d. 31 augustus 2011 binnengekomen.
Op 2 respectievelijk 5 september 2011 is ter griffie ontvangen een brief, met bijlage van
mr. L.S. Wachters, advocaat van de moeder.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 6 september 2011.
Ter zitting zijn verschenen A.I. van Dijk namens de Raad, de moeder bijgestaan door mr. L.S. Wachters, en D. Damen namens bjz.
RECHTSOVERWEGINGEN
De feiten
In deze procedure wordt van de volgende feiten uitgegaan:
* uit de moeder is [in 1994] te [geboorteplaats] geboren de minderjarige
[de minderjarige] (roepnaam [de minderjarige]);
* uit de relatie tussen de moeder en [de man] is geboren de minderjarige
[zoon], geboren [in 1999] in de gemeente [geboorteplaats];
* de moeder was alleen belast met het gezag over beide minderjarigen;
* bij beschikking van 22 december 2010 zijn voornoemde minderjarigen onder toezicht gesteld van bjz voor de duur van een jaar;
* bij beschikking van 16 februari 2011 is [de man] alleen belast met het gezag over [de zoon];
* eveneens bij beschikking van 16 februari 2011 is de moeder geschorst in de uitoefening van het gezag over [de minderjarige], en is bjz met de voorlopige voogdij over haar belast voor de duur van zes weken;
* deze beschikking is bij beschikking van 2 maart 2011 bekrachtigd;
* [de minderjarige] verblijft in de Verenigde Staten.
Standpunt van de Raad
De Raad legt aan zijn verzoek primair ten grondslag dat [de minderjarige] ernstig wordt bedreigd in haar ontwikkeling en dat zij op grond daarvan ondertoezicht is gesteld. Omdat de maatregel van ondertoezichtstelling ontoereikend werd geacht om de ernstige bedreiging af te wenden heeft bjz op 2 februari 2011 een verzoek tot machtiging uithuisplaatsing ingediend. Op 15 februari 2011, daags voor de behandeling van dit verzoek, is de moeder met [de zoon] naar de Verenigde Staten vertrokken. Onder druk van de moeder is [de minderjarige] hen nagereisd. Gelet hierop en het feit dat de moeder niet bekend maakt waar zij met [de minderjarige] verblijft, is er sprake van misbruik van het gezag of grove verwaarlozing van de verzorging en opvoeding en is een ontzetting van de moeder uit het gezag in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk.
Subsidiair voert de Raad aan dat de moeder ongeschikt en onmachtig is gebleken om haar plicht tot verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te vervullen. De moeder heeft haar aan het toezicht en de begeleiding door de gezinsvoogdijinstelling onttrokken door abrupt naar de Verenigde Staten te vertrekken zonder bekend te maken waar zij met haar verblijft.
Meer subsidiair verzoekt de Raad de reeds uitgesproken ondertoezichtstelling over [de minderjarige] te handhaven dan wel opnieuw uit te spreken zodat bjz zich kan inspannen om haar te traceren en te bewerkstelligen dat een onafhankelijk instantie in de Verenigde Staten haar situatie onderzoekt en haar mening over terugkeer naar Nederland vernomen kan worden.
In de afgelopen periode is er meermalen tevergeefs getracht contact met moeder en [de minderjarige] te krijgen. Inmiddels verblijft de moeder weer in Nederland maar het is de Raad nog steeds niet gelukt om met [de minderjarige] in gesprek te komen. Op dit moment heeft er niemand zicht op haar situatie. De moeder werkt ook nog steeds niet mee met bjz.
Standpunt van de moeder
De moeder betwist dat zij niet meewerkt met bjz. Zij heeft alle gegevens aan bjz verstrekt en ook een door [de minderjarige] geschreven briefje is aan bjz ter hand gesteld. [de minderjarige] woont op dit moment bij haar zus en zwager. Het gaat goed met haar en ze wil in Amerika blijven wonen. Dit is door [de minderjarige] ook aangegeven in het briefje en in de mail.
Standpunt van bjz
Wij hebben inmiddels van de moeder een adres gekregen waar [de minderjarige] zou verblijven. Het is echter niet gelukt om met haar in contact te komen. Er wordt niet gereageerd op verzoeken om telefonisch contact op te nemen en e-mailberichten worden niet beantwoord.
De zusterorganisatie van de Raad heeft wel met [de minderjarige] gesproken. Zij hadden echter de indruk dat [de minderjarige] niet eerlijk was in haar antwoorden. Het gesprek was bij oma en oma hoorde haar ook gelijk uit over de inhoud van het gesprek. [de minderjarige] verblijft nu in een andere staat en er is daar nog geen contact met haar geweest.
Beoordeling
Gelet op de inhoud van de processtukken en hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd, acht de rechtbank zich op dit moment onvoldoende geïnformeerd om een afgewogen beslissing te kunnen geven op het verzoek.
De rechtbank acht het gewenst dat de Raad, via zijn zusterorganisatie in de Verenigde Staten, een nader onderzoek instelt naar de leef- en opvoedingssituatie van [de minderjarige], en de rechtbank hierover nader informeert.
De rechtbank zal de beslissing van de zaak aanhouden tot de hierna genoemde zittingsdatum teneinde de Raad in de gelegenheid te stellen een onderzoek in te stellen.
BESLISSING
De rechtbank:
houdt de beslissing op het verzoek aan;
verzoekt de Raad een onderzoek in te stellen als hiervoor omschreven en de rechtbank uiterlijk twee weken voorafgaand aan de hierna te vermelden zitting van rapport te dienen;
bepaalt dat de zaak verder zal worden behandeld ter zitting met gesloten deuren van dinsdag 6 december 2011 om 11.30 uur in één van de zalen van het gerechtsgebouw van de rechtbank Groningen aan het Guyotplein1.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.A. Flinterman, P. Schadd-de Boer en
J.H.H.M. Dorscheidt en uitgesproken door eerstgenoemde ter openbare terechtzitting van
4 oktober 2011, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verbeek als griffier.
mmv