ECLI:NL:RBGRO:2011:BU4092

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
6 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
125563 - FA RK 11-691
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D.A. Flinterman
  • P. Schadd-de Boer
  • J.H.H.M. Dorscheidt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzetting uit ouderlijk gezag en belanghebbendheid in gezagsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 6 september 2011 uitspraak gedaan in een ontzettingsprocedure waarbij de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om de moeder te ontzetten uit het ouderlijk gezag over de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen familierechtelijke betrekking bestaat tussen de man en de minderjarige, waardoor de man niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de moeder was vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. L.S. Wachters, terwijl de man werd bijgestaan door mr. M.E. Roorda-Beeker. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er sprake was van 'family life' tussen de man en de minderjarige, de man noch de juridische noch de biologische vader van de minderjarige is. De rechtbank baseerde haar beslissing op artikel 798 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin staat dat een belanghebbende degene is op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreek betrekking heeft. De rechtbank concludeerde dat de rechten van de man in deze gezagsprocedure niet aan de orde zijn, en dat hij daarom niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. De beschikking is gegeven door de meervoudige kamer en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
Meervoudige kamer
zaaknr.: 125563 / FA RK 11-691
beschikking d.d. 6 september 2011
in de zaak van:
De Raad voor de Kinderbescherming,
regio Groningen en Drenthe, locatie Groningen,
gevestigd te 9726 AD Groningen, Cascadeplein 6,
verzoeker,
hierna te noemen de Raad,
en
[de moeder],
volgens de GBA-gegevens wonende te [adres],
tijdelijk verblijvende te [adres],
hierna te noemen de moeder.
Als belanghebbende is opgeroepen:
* [de man], [adres].
PROCESVERLOOP
De Raad heeft op 30 maart 2011 een verzoekschrift met bijlagen d.d. 29 maart 2011 ingediend, waarin wordt verzocht, bij beschikking - uitvoerbaar bij voorraad - primair de moeder te ontzetten uit het ouderlijk gezag over de minderjarige [minderjarige], geboren [in 1994] te [geboorteplaats] (USA), subsidiair de moeder (gedwongen) te ontheffen van het gezag over voornoemde minderjarige en meer subsidiair de voornoemde minderjarige onder toezicht te stellen van bureau jeugdzorg te Groningen (bjz).
Op 12 april 2011 is ter griffie een brief ontvangen van de heer [belanghebbende].
De rechtbank heeft de minderjarige [minderjarige] opgeroepen om op 24 augustus 2011 te worden gehoord. Zij is niet verschenen.
Op 1 september 2011 is ter griffie een aanvullende rapportage van de Raad d.d. 31 augustus 2011 binnengekomen.
Op 2 respectievelijk 5 september 2011 is ter griffie ontvangen een brief, met bijlage van
mr. L.S. Wachters, advocaat van de moeder.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 6 september 2011.
Ter zitting zijn verschenen A.I. van Dijk namens de Raad, de moeder, bijgestaan door mr. Wachters, [de man] bijgestaan door mr. M.E. Roorda-Beeker, en D. Damen namens bjz.
Alvorens het verzoekschrift inhoudelijke te behandelen heeft de rechtbank eerst een beslissing gegeven op het verweer van de moeder dat [de man] ten onrechte als belanghebbende is opgeroepen.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. Namens de moeder is door mr. Wachters bezwaar gemaakt tegen het oproepen van
[de man] als belanghebbende in onderhavige procedure. Ter onderbouwing van het bezwaar is naar voren gebracht dat [de man] geen enkele juridische band heeft met de minderjarige en derhalve ook niet als belanghebbende kan worden aangemerkt.
2. Namens [de man] is door mr. Roorda-Beeker aangevoerd dat [de man] de minderjarige gedurende de relatie van partijen mede heeft opgevoed zodat er sprake is van "family life" als bedoeld in artikel 8 EVRM. Ook na het beëindigen van de relatie heeft [de man] nog contact met de minderjarige onderhouden. [de man] beschouwt de minderjarige als zijn eigen kind. Volgens vaste jurisprudentie dient hij dan ook als belanghebbende te worden aangemerkt.
3. De rechtbank oordeelt als volgt
Artikel 798 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat onder belanghebbende wordt verstaan degene op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreek betrekking heeft.
Niet betwist is dat er tussen de man en de minderjarige sprake is geweest van "family life" en dat de man op grond daarvan in nauwe persoonlijke betrekking staat tot de minderjarige. Tussen [de man] en de minderjarige bestaat er echter geen familierechtelijke betrekking. [de man] is noch de juridische noch de biologische vader van de minderjarige en de minderjarige maakt ook geen deel meer uit van zijn gezin. De rechten van [de man] kunnen op grond van "family life"wel bij procedures betreffende de omgangsregeling rechtstreeks in het geding zijn, maar niet in de onderhavige gezagsprocedure.
Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat [de man] in de onderhavige procedure niet als belanghebbende is aan te merken.
BESLISSING
De rechtbank:
bepaalt dat [de man] niet als belanghebbende is aan te merken.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.A. Flinterman, P. Schadd-de Boer en
J.H.H.M. Dorscheidt en uitgesproken door eerstgenoemde ter zitting van 6 september 2011, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Verbeek als griffier.
De griffier deelt mede, dat partijen tegen deze beschikking, voor zover hierin een eindbeslissing is opgenomen, in hoger beroep kunnen gaan bij het Gerechtshof te Leeuwarden. Dit beroep dient door partijen te worden ingesteld binnen drie maanden na de datum van de uitspraak. Deze datum staat in de beschikking vermeld.
Voor de partij, die in deze procedure niet is verschenen, vangt de termijn van drie maanden aan na de betekening van deze beschikking aan hem/haar in persoon dan wel op het moment, waarop deze beschikking aan hem/haar op andere wijze is bekend geworden.
Het beroep moet namens een partij worden ingesteld door een advocaat. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daarover nader informeren.