ECLI:NL:RBGRO:2011:BV0228

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
13 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
128286-FA RK 11-1724
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • D.A. Flinterman
  • J.P. Evenhuis
  • J.H.H.M. Dorscheidt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot gegrondverklaring ontkenning vaderschap in het kader van Somalisch recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 13 december 2011 uitspraak gedaan in een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de heer B. van het minderjarige kind C. De vrouw, verzoekster in deze procedure, heeft op 28 juli 2011 een verzoekschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw in Nederland woont en dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft op basis van artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank heeft vervolgens het toepasselijke recht bepaald aan de hand van de Wet conflictenrecht afstamming (Wca), waarbij het Somalisch recht van toepassing is verklaard, gezien de nationaliteit van de betrokkenen ten tijde van de geboorte van het kind.

De rechtbank heeft overwogen dat er onvoldoende bewijs is dat de heer B. de juridische vader van het kind C. is. De vrouw heeft verklaard dat zij in april 2009 naar Nederland is gevlucht uit Somalië en dat zij sinds de dood van de heer B. in oktober 2009 geen contact meer met hem heeft gehad. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk tussen de vrouw en de heer B. is beëindigd door het overlijden van de heer B. en dat het kind C. is geboren binnen de termijn van 180 dagen na de huwelijksontbinding. Hierdoor is de heer B. volgens Somalisch recht niet de juridische vader van het kind.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de vrouw geen belang heeft bij haar verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap, omdat de heer B. niet als juridische vader kan worden erkend. De rechtbank heeft het verzoek van de vrouw afgewezen en haar de mogelijkheid geboden om de geboorteakte van het kind C. te laten verbeteren op basis van artikel 1:24 lid 1 of 1:24a van het Burgerlijk Wetboek. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de zaak met gesloten deuren is behandeld en de bijzondere curator is benoemd om de belangen van het kind te behartigen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
Meervoudige familiekamer
zaaknr.: 128286/FA RK 11-1724
13 december 2011
in de zaak van:
verzoekster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. A.R.H. Baas.
Belanghebbende de heer A.
PROCESVERLOOP
De vrouw heeft op 28 juli 2011 een verzoekschrift ingediend ertoe strekkende, dat bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gegrond wordt verklaard haar ontkenning van het vaderschap van de heer B. van het minderjarige kind C.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 3 augustus 2011 is mr. P. Douma, advocaat te Winschoten, tot bijzondere curator over de minderjarige benoemd.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting met gesloten deuren van 1 november 2011.
Daarbij zijn de vrouw, haar advocaat mr. Baas, de belanghebbende de heer A. en de bijzondere curator voornoemd, verschenen en gehoord. Als tolk in de Somalische taal is opgetreden mevrouw U. Omar Ami.
RECHTSOVERWEGINGEN
Nu de vrouw de gewone verblijfplaats in Nederland heeft, komt de Nederlandse rechter gelet op het bepaalde in artikel 3 sub a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met betrekking tot het onderhavige verzoek rechtsmacht toe.
Op grond van artikel 2 lid 1 jo. artikel 1 lid 1 en 2 van de Wet conflictenrecht afstamming (Wca) wordt de vraag of en onder welke voorwaarden het vaderschap van een man kan worden ontkend, bepaald door het recht van de staat van de gemeenschappelijke nationaliteit van de vader en de moeder ten tijde van de geboorte van het kind, of, indien dit ontbreekt, door het recht van de staat van hun gemeenschappelijke gewone verblijfplaats ten tijde van de geboorte van het kind, of, indien ook dit ontbreekt, door het recht van de staat van de gewone verblijfplaats van het kind.
De nationaliteit van de moeder en de heer [B.] staat naar het oordeel van de rechtbank niet onomstotelijk vast. De rechtbank houdt het er gelet op hetgeen door de vrouw is aangevoerd echter voor dat zij ten tijde van de geboorte van het kind beiden de Somalische nationaliteit hadden. Derhalve is Somalisch recht op het verzoek van toepassing.
vaststaande feiten
De vrouw is gehuwd geweest met de heer [B.].
Zij is bevallen van het thans nog minderjarige kind [C.]
De vrouw heeft de geboorte aangegeven bij de ambtenaar van de burgerlijke stand.
[C.] komt niet voor in het gezagsregister van deze rechtbank.
standpunt van de vrouw
De vrouw is uit angst om in Somalië te worden gedood in april 2009 naar Nederland gevlucht. Zij is in het bezit van een zogenaamd W-document. Sinds haar vertrek uit Somalië heeft zij de heer [B.] niet meer gezien en/of gesproken. De heer [B.] heeft nooit in Nederland gewoond. Het is feitelijk onmogelijk dat hij de vader van [C.] is.
Uit telefonisch contact tussen de vrouw en de vader van de heer [B.] is duidelijk geworden dat de heer [B.] in oktober 2009 in Somalië tijdens oorlogshandelingen is vermoord en ergens is begraven. Van dat overlijden wordt in Somalië geen akte opgemaakt.
De vrouw is in 1999 in Somalië gehuwd geweest met belanghebbende. Zij zijn op een gegeven moment gescheiden. De vrouw en de belanghebbende hebben elkaar in Nederland bij toeval ontmoet en zijn ruim twee jaar geleden een LAT-relatie met elkaar aangegaan.
In totaal hebben zij samen vier minderjarige kinderen.
De belanghebbende is de biologische vader van [C.] en hij wil [C.] kunnen erkennen.
De Wca is niet van toepassing omdat de vrouw en belanghebbende samen met [C.] in Nederland woonachtig zijn en [C.] ook in Nederland is geboren.
standpunt van de bijzondere curator
Er zijn veel onduidelijkheden. Zo staat de nationaliteit van betrokkenen niet vast, is het de vraag of er sprake is (geweest) van een rechtsgeldig huwelijk, is de geboortedatum van de heer [B.] niet bekend en is er geen bewijs van zijn overlijden.
In Somalië is geen sprake van een centraal gezag, het is er één grote chaos.
Het is mij niet bekend of de Somalische wetgeving een ontkenning van het vaderschap kent.
Een DNA-onderzoek is mogelijk. Een dergelijk onderzoek is echter niet noodzakelijk en het is voor betrokkenen ook te duur.
In ieder geval is het gelet op de omstandigheden in het belang van [C.] dat hij niet langer wordt beschouwd als een kind van de heer [B.] en, indien dat juridisch wel het geval is, dat dit vaderschap onmiddellijk wordt beëindigd.
beoordeling
Het is de rechtbank bekend dat een kind naar Somalisch recht wettig is als het minstens 180 dagen na de huwelijkssluiting wordt geboren. Een kind dat binnen deze termijn wordt geboren geldt slechts als wettig wanneer het door de echtgenoot van de moeder wordt erkend. Als wettig kind geldt tevens het kind dat geboren wordt binnen de voorgeschreven wachttijd na de gerechtelijke ontbinding van het huwelijk of binnen twaalf maanden vanaf het moment van de onherroepelijke verstoting (talaq) of na het overlijden van de echtgenoot.
Een regeling met betrekking tot onwettige kinderen ontbreekt in het Somalisch recht, zodat overeenkomstig de algemeen geldende verwijzing naar het traditionele islamitische recht, de regels van dat recht worden toegepast. In principe ontstaan er tussen uit het buitenechtelijk geslachtsverkeer stammende kinderen en de echtgenoot van de moeder geen rechtsbetrekkingen. De erkenning van het kind door de echtgenoot van de moeder, waaruit blijkt dat het kind uit een buitenechtelijke verhouding voortkomt, verandert de rechtspositie van het kind niet. Daarentegen geldt het kind als wettig als de erkenning van het vaderschap niet met redenen omkleed is of niet tot uitdrukking brengt dat het kind uit een buitenechtelijke relatie voortkomt.
De vrouw heeft gesteld dat de belanghebbende de verwekker van [C.] is. Zij heeft verklaard dat de heer [B.] onmogelijk de vader van [C.] kan zijn, omdat hij nooit in Nederland woonachtig is geweest en zij in Nederland met geen andere man dan met belanghebbende gemeenschap heeft gehad.
Hoewel dit niet kan worden bewezen door de constante staat van oorlog en de daarmee gepaarde gaande wanorde in Somalië is de rechtbank van oordeel dat op grond van hetgeen daartoe door de vrouw ter zitting is verklaard voldoende aannemelijk is geworden, dat haar huwelijk met de heer [B.] in oktober 2009 is beëindigd doordat de heer [B.] toen in Somalië is overleden.
[C.] is dus ruim na de periode van 180 dagen na de huwelijksontbinding geboren.
Dit leidt tot het oordeel dat de heer [B.], hoewel hij in de geboorteakte als zodanig is opgenomen, naar Somalisch recht niet de juridische vader van [C.] is.
De gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap kan hierdoor niet aan de orde zijn, zodat de vrouw dus geen belang heeft bij haar verzoek.
Voor haar staat de weg open om op grond van respectievelijk artikel 1:24 lid 1, BW of 1:24a BW de geboorteakte van [C.] te laten verbeteren.
Gelet op het vorenoverwogene wordt het verzoek van de vrouw tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de heer [B.] van [C.] afgewezen.
BESLISSING
wijst - met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen - het verzoek van de vrouw
tot gegrondverklaring van de ontkenning van het vaderschap van de heer [B.] van het geboren minderjarige kind [C.] af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. D.A. Flinterman (voorzitter), J.P. Evenhuis en J.H.H.M. Dorscheidt, en uitgesproken door eerstgenoemde ter openbare terechtzitting van
dinsdag 13 december 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.