ECLI:NL:RBGRO:2011:BV1549
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- P.W.Th. Buijtenhuijs
- Rechtspraak.nl
Verzoek om gezamenlijk ouderlijk gezag en hoofdverblijf van een minderjarig kind
In deze zaak heeft de man verzocht om samen met de vrouw het ouderlijke gezag over hun minderjarige kind A. uit te oefenen en om te bepalen dat het kind hoofdverblijf bij hem zal hebben. De rechtbank heeft beide verzoeken afgewezen. De rechtbank oordeelt dat partijen in feite niet in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening. Er is gebleken dat zij in gezamenlijk overleg geen beslissingen van enig belang over het kind kunnen nemen en niet in staat zijn om vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen. Dit leidt tot de conclusie dat er onvoldoende basis is voor gezamenlijk ouderlijk gezag.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw alleen het ouderlijke gezag over A. heeft en dat de omgangsregeling, die eerder was vastgesteld, goed is verlopen tot de kerstdagen van 2010. Sindsdien is er echter geen contact meer geweest tussen de man en A., wat de situatie verder heeft verslechterd. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de vrouw emotionele problemen heeft en dat er een onwenselijke situatie is ontstaan voor A., die geconfronteerd wordt met verschillende partners van haar moeder.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het in het belang van A. is dat de omgangsregeling zo spoedig mogelijk wordt hervat, maar dat partijen zelf niet in staat zijn om de bestaande impasse te doorbreken. De rechtbank heeft daarom de verzoeken van de man afgewezen en geadviseerd om deskundige hulp in te schakelen, zoals mediation en het ONS-traject van Elker, om de communicatie en samenwerking tussen de ouders te verbeteren. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er op dit moment onvoldoende grond is voor een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming.