In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 augustus 2012 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam 1]. De moeder en de grootvader zijn belast met het gezag over de minderjarige, die uit huis is geplaatst. De grootvader vertoont een beschermende houding ten opzichte van de moeder, wat de samenwerking met de hulpverlening bemoeilijkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder niet over een ondersteunend netwerk beschikt, wat haar ontwikkeling en die van de minderjarige negatief beïnvloedt. De kinderrechter heeft eerder op 29 mei 2012 de ondertoezichtstelling verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing goedgekeurd, maar de beslissing over de langere duur van deze maatregelen is aangehouden in afwachting van een rapport van Molendrift. Na beoordeling van de situatie en de betrokkenheid van de grootvader, die als sturende factor voor de moeder fungeert, heeft de kinderrechter geconcludeerd dat de gronden voor de ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn. De moeder en de grootvader zijn niet in staat om de bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 15 juni 2013 en de machtiging tot uithuisplaatsing voor zes maanden te verlengen. De kinderrechter heeft benadrukt dat de WSG schriftelijke aanwijzingen kan geven aan de moeder en de grootvader, die zij dienen op te volgen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.