ECLI:NL:RBGRO:2012:BV2908

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
1 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
127078 / HA ZA 11-495
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J.A.M. Dijkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir derdenbeslag in civiele procedure tussen Rundedal Participaties B.V. en Rabobank

In deze civiele procedure heeft Rundedal Participaties B.V. (hierna: Rundedal) een provisionele vordering ingesteld tot opheffing van conservatoir derdenbeslag dat door de Coöperatieve Rabobank Noordenveld West Groningen (hierna: Rabobank) was gelegd. De zaak betreft een geschil over de eigendom van een podium dat door Rundedal zou zijn gekocht van AVL Concept B.V. (hierna: AVL), een vennootschap die in financiële problemen verkeerde en failliet is verklaard. Rabobank had pandrecht op het podium en stelde dat Rundedal niet te goeder trouw was, omdat zij op de hoogte was van het pandrecht. De rechtbank oordeelde dat Rundedal onvoldoende bewijs had geleverd voor haar eigendom van het podium en dat het beslag rechtsgeldig was gelegd. De rechtbank heeft het verzoek van Rundedal tot opheffing van het beslag afgewezen en het beslag opgeheven, omdat er geen hoofdzaak aanhangig was waarin de gegrondheid van de vordering kon worden getoetst. De rechtbank heeft ook bepaald dat Rundedal de kosten van de procedure moest vergoeden aan Rabobank.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
Sector civielrecht
zaaknummer / rolnummer: 127078 / HA ZA 11-495
Vonnis in incident van 1 februari 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RUNDEDAL PARITICIPATIES B.V.,
gevestigd te Emmen,
eiseres in de hoofdzaak,
eiseres in het incident in conventie,
verweerster in het incident in reconventie,
advocaat mr. W. Coppoolse,
tegen
de coöperatie
COOPERATIEVE RABOBANK NOORDENVELD WEST GRONINGEN,
gevestigd te Leek,
gedaagde in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident in conventie,
eiseres in het incident in reconventie,
advocaat mr. E.H.W. van Nijnatten,
Partijen zullen hierna Rundedal en Rabobank genoemd worden.
1. De procedure
Rundedal heeft bij dagvaarding een vordering ingesteld tevens houdende een incidentele eis in conventie. Rundedal heeft een akte (tevens houdende een vermeerdering van eis in de hoofdzaak) genomen. Rabobank heeft een conclusie van antwoord in het incident in conventie genomen tevens houdende een incidentele conclusie van eis in reconventie. Rundedal heeft vervolgens een conclusie van antwoord in het incident in reconventie genomen. Op 20 juli 2011 heeft Rundedal nog een akte genomen. Vervolgens is vonnis (nader) bepaald op heden.
2. De feiten
In conventie en in reconventie
2.1. Rabobank heeft (groeps)financieringen verstrekt aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Rosema Entertainment Group Holding B.V. en enkele van haar (klein)dochters, zoals: WFB Verhuur B.V., AVL Concept B.V. (hierna AVL te noemen) en Cazemier Licht-Geluid-Beeld B.V.
2.2. Rabobank heeft via pandakten van 6 december 2006, 25 februari 2009 en
24 maart 2010 pandrecht verkregen op de daarin door besloten vennootschap AVL verpande zaken. Het pandrecht strekt tot zekerheid voor de nakoming van verplichtingen van AVL (en bovengenoemde aan haar gelieerde vennootschapen) jegens Rabobank uit hoofde van de financieringsovereenkomst.
2.3. Op 7 en 15 september 2010 heeft Rundedal bedragen van € 17.100,00 en
€ 90.000,00 overgemaakt op een bankrekeningnummer van De Lage Landen Factoring.
2.4. AVL is haar financiële verplichtingen jegens Rabobank niet nagekomen. Na het opzeggen van de financieringen is Rabobank tot uitwinning van haar zekerheden overgegaan.
2.5. Op 24 november 2010 heeft Rabobank van de voorzieningenrechter van deze rechtbank op basis van haar pandrecht verlof verkregen voor pandhoudersbeslag ten laste van WFB Verhuur B.V., AVL en Cazemier Licht-Geluid-Beeld B.V..
2.6. Op 14 december 2010 is het faillissement uitgesproken van AVL. Op dat moment bevond (een deel van) het podium zich in een magazijn van AVL.
2.7. Rundedal heeft zich jegens Rabobank op het standpunt gesteld dat zij het podium van AVL heeft gekocht, hetgeen Rabobank heeft betwist.
2.8. De curator van AVL heeft aan Rundedal verklaard dat het podium thans is opgeslagen te Noordhorn bij een bedrijf met de naam Onlineveilingmeester.nl.
2.9. Bij schrijven van 20 januari 2011 heeft [K] verklaard:
Hierbij verklaar ik dat ik geconstateerd heb, dat het mpt-podium zich in zijn geheel heeft bevonden in de loodsruimte op het Lorentzpark 10 in Leek in augustus 2010.
Ik weet dit omdat ik destijds een medewerker was van AVL Concept en verantwoordelijk was voor dat podium.
2.10. Bij schrijven van 24 januari 2011 heeft [V] verklaard:
Hierbij verklaar ik dat ik heb gezien dat het mpt-podium in augustus 2010 zich in zijn geheel en compleet met alle onderdelen heeft bevonden in de loods aan het Lorentzpark 10 te Leek.
Aangezien ik destijds een medewerker was van AVL Concept en medeverantwoordelijk was voor dat podium weet ik dit.
2.11. Op 11 maart 2011 heeft Rabobank gebruik gemaakt van het verlof tot leggen van pandhoudersbeslag dat haar op 24 november 2010 was verleend.
2.12. Op 18 mei 2011 is aan Rabobank door de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof verleend voor het leggen van pandhoudersbeslag op de onder Rundedal bevindende podiumonderdelen. Op 20 mei 2011 heeft Rabobank de betreffende podiumonderdelen onder zich genomen en opgeslagen bij Onlineveilingmeester.nl.
2.13 Op 25 mei 2011 heeft Rundedal, na het daartoe van de voorzieningenrechter van deze rechtbank op die dag verkregen verlof, onder Onlineveilingmeester.nl conservatoir derdenbeslag op het podium gelegd. In haar verzoekschrift heeft zij (voor zover van belang) het volgende geschreven:
(...)
8. Nu ook de overige podiumonderdelen zich bij Onlineveilingmeester.nl bevinden en Rabobank stelt daarop pandrecht te hebben, verzoekt Rundedal hiermee om verlof tot het leggen van beslag op het gehele podium.(...)
10. Verweerder is in de hoofdzaak opgeroepen om op 8 juni 2011 te verschijnen in de hoofdzaak om alsdan te horen eis doen door Rundedal.(...)
12. De prijs waarvoor Rundeal het podium heeft verkregen bedraagt € 90.000,=, waarbij een bedrag van
€ 5.103,= bij wijze van schadevergoeding in de bodemprocedure van de Rabobank wordt gevorderd (...)
2.14. Bij exploot van 27 mei 2011 heeft Rundedal de grosse van de beschikking van 25 mei 2011 aan Onlineveilingmeester.nl betekend. In het exploot is bepaald dat conservatoir beslag is gelegd op "alle voor zodanig beslag vatbare gelden, vorderingen, geldswaarden en/of eventuele goederen, (niet zijnde registergoederen), mee speciaal doch niet uitsluitend op podium onderdelen."
3. Het geschil
In conventie
3.1. Rundedal vordert bij wijze van provisionele vordering te bepalen dat zij, voor de duur van de bodemprocedure, de vrije beschikking zal krijgen over alle onderdelen van het podium, zodat zij deze als geheel kan verhuren. Rundedal wenst Rabobank daarbij in de gelegenheid te stellen maandelijks, althans periodiek, te controleren dat alle onderdelen van het podium, als omschreven in productie 3 bij dagvaarding, zich nog in haar macht bevinden en zal aan deze controle volle medewerking verlenen.
3.2. Rundedal heeft het volgende aan haar provisionele vordering ten grondslag gelegd.
3.2.1. Via mondelinge overeenkomst heeft zij het podium medio augustus 2010 van AVL gekocht. De koopsom is op 7 en 15 september 2010 voor AVL ontvangen door de besloten vennootschap Lage Landen B.V. die een factoringovereenkomst met AVL had gesloten. Het aankoopbedrag van het podium was op grond van deze overeenkomst door Lage Landen aan AVL bevoorschot zodat Lage Landen het recht had verkregen tot ontvangst van de betaling door Rundedal.
3.2.2. Rundedal heeft de eigendom van het podium verkregen. Vervolgens heeft zij het podium verhuurd aan voormalig eigenaar AVL. Vanwege de huurovereenkomst bevond een deel van het podium zich in het magazijn van AVL te Leek toen op 14 december 2010 haar faillissement werd uitgesproken. De overige podiumonderdelen bevonden zich nog bij Rundedal, tot 20 mei 2011.
3.2.3. Rundedal heeft in de bodemprocedure gevorderd te verklaren voor recht dat zij eigenaar is van het podium. Voorts heeft zij een schadevergoeding gevorderd. Omdat het podium gedurende de loop van het geschil niet voor verhuur door Rundedal kan worden gebruikt heeft zij onderhavige provisionele vordering ingesteld.
3.3. Rabobank heeft het volgende verweer gevoerd.
3.3.1. Rabobank betwist dat Rundedal de eigendom van het podium heeft verkregen. Een schriftelijke koopovereenkomst ontbreekt, evenals verklaringen van partijen die kunnen bevestigen dat sprake is van een koopovereenkomst. Rundedal stelt dat zij een koopsom ad € 107.100,00 (inclusief btw) heeft voldaan. Rabobank heeft tot op heden nimmer bewijs ontvangen dat dit bedrag verband houdt met de door Rundedal gestelde koopovereenkomst.
3.3.2. Rundedal heeft zich op het standpunt gesteld dat het podium in augustus 2010 via bezitsverschaffing aan haar zou zijn geleverd. Daarover heeft zij zich in weinig concrete zin uitgelaten. Uit de enkele aanwezigheid van (delen van) het podium op de locatie te Leek kan niet als vanzelfsprekend worden opgemaakt dat sprake is van een koopovereenkomst en daarop betrekking hebbende levering.
3.3.3. Indien de rechtbank onverhoopt tot het oordeel komt dat AVL het podium wel op grond van een koopovereenkomst aan Rundedal heeft geleverd en het podium derhalve bezwaard met het door AVL aan de Rabobank verstrekt pandrecht aan Rundedal is geleverd, geldt dat Rundedal geen bescherming toekomt ex artikel 3:86 BW, nu zij niet te goeder trouw was. Bestuurder en indirect aandeelhouder/economisch gerechtigde van Rundedal, [D], is op financieel gebied nauw betrokken geweest bij de Rosema Groep, waarvan AVL deel uitmaakt.
3.3.4. De nauwe betrokkenheid van Rundedal en [D] bij AVL blijkt uit het volgende. Op verzoek van de directie van Rosema Entertainment Group Holding B.V. heeft ROS Managementregie B.V. (hierna: ROS) voor de hele groep van verbonden ondernemingen een bedrijfsscan uitgevoerd. De bevindingen van ROS zijn vastgelegd in een rapportage, waarvan een kopie als productie 5 in het geding wordt gebracht. Op pagina 10 heeft ROS de rol van [D] omschreven. Deze omschrijving luidt als volgt:
'De heer [D] maakt als financieel verantwoordelijke onderdeel uit van de interne
organisatiestructuur van Rosema Entertainment Group. Daarnaast is de heer [D], als
directeur eigenaar van [D] Bedrijfsadviseurs, verbonden aan de onderneming als adviseur
klankbord en tevens verantwoordelijk voor het samenstellen van de jaarrekeningen, waarbij
een samenstellingsverklaring wordt afgegeven. De heer [D] en de heer Rosema hebben een
lange termijn relatie, die heeft geresulteerd in een gezamenlijk belang in Invest Group
International Holding 13. V., dat inmiddels is afgestoten.'
Voorts staat op pagina 11 dat de jaarrekeningen van Rosema Entertainment Group en haar dochtervennootschappen zijn opgesteld door [D] Bedrijfsadviseurs. Waar in het rapport [D] wordt genoemd als directeur/eigenaar van [D] Bedrijfsadviseurs is feitelijk Rundedal enig aandeelhouder en enig bestuurder van deze vennootschap. Vanwege de nauwe betrokkenheid van Rundedal en [D] bij de Rosema Groep, waar AVL deel van uitmaakt, is de stelling van Rundedal, dat zij niet op de hoogte was van het pandrecht,niet geloofwaardig. Als financieel adviseur, vertrouweling en opsteller van de jaarrekeningen is Rundedal, in de persoon [D], bekend geweest met de financieringsdocumentatie en het daarin bedongen pandrecht van de Rabobank.
Rundedal is derhalve geen verkrijger te goeder trouw en kan zich niet beroepen op de bescherming die artikel 3:86 BW biedt.
3.3.5. Gezien het voorgaande valt niet in te zien waarom Rundedal moet worden toegestaan om het podium voor haar gerief te gebruiken. Door het gebruik en slijtage van het podium zal de opbrengst bij de door Rabobank beoogde verkoop lager uitvallen.
Anders dan Rundedal stelt heeft Rabobank geen belang bij toewijzing van de provisionele vordering van Rundedal. De vordering in conventie dient te worden afgewezen.
In reconventie
3.4. Rabobank vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair: Rundedal te gelasten te gedogen dat Rabobank haar rechten als pandhouder uitoefent en zich derhalve mag gedragen als ware er geen beslag nu dit van rechtswege is komen te vervallen en subsidiair: tot opheffing van het beslag over te gaan,
II. Rundedal te gelasten om niet opnieuw tot beslaglegging ten laste van Rabobank over te gaan, zulks op straffe van een dwangsom ad € 1.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt,
III. Rundedal te veroordelen in de kosten van het incident, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis.
3.5. Rabobank heeft het volgende aan haar provisionele vordering ten grondslag gelegd.
3.5.1. Rabobank heeft pandhoudersbeslag gelegd op het podium. Teneinde te verhinderen dat Rabobank haar rechten als pandhouder zou uitoefenen en zij tot executoriale verkoop van het podium zou overgaan, heeft Rundedal verlof gevraagd om ten laste van Rabobank conservatoir derdenbeslag te doen leggen onder Onlineveilingmeester.nl. Op basis van het verkregen verlof heeft de deurwaarder beslag gelegd op alle goederen die Onlineveilingmeester.nl voor Rabobank onder zich heeft. Het door de deurwaarder gelegde beslag komt derhalve niet overeen met het verzoek waarvoor verlof is verkregen. Reeds op die grond dient het verzoek tot opheffing ervan te worden toegewezen.
3.5.2. Het conservatoir derdenbeslag strekt tot veiligstelling van verhaal van een vordering door Rundedal begroot op
€ 123.633,90. De grondslag van de vordering is niet -althans onvoldoende - onderbouwd. Aan de vereisten als vermeld in artikel 700 Rv is niet voldaan zodat ook op die grond opheffing dient te volgen.
3.5.3. Rundedal heeft in de aanhangige bodemprocedure gevorderd te verklaren voor recht dat zij de eigendom van het podium heeft verkregen. Voorts heeft zij afgifte van het podium gevorderd. Het beslag strekt tot verhaal van de door Rundedal op Rabobank gepretendeerde vordering. Waar Rundedal afgifte van haar eigendom vordert had het in de rede gelegen om conservatoir beslag tot afgifte te doen leggen. De eis in hoofdzaak komt niet overeen met de vordering waarvoor beslag is gelegd. Nu Rundedal, anders dan in het beslagrekest staat omschreven, geen hoofdzaak aanhangig heeft gemaakt is het beslag van rechtswege komen te vervallen. Indien zulks niet het geval is vordert Rabobank (op de voet van artikel 705 Rv) dat het conservatoir derdenbeslag wordt opgeheven omdat sprake is van verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen.
3.6. Rundedal heeft het volgende verweer gevoerd.
3.6.1. Rabobank heeft niet gesteld dat het beslag onrechtmatig is zodat genoemd beslag rechtsgeldig is. Indien het beslag door de deurwaarder buiten het verlof is getreden, had het op de weg van Rabobank gelegen om Rundedal te verzoeken het beslag voor alle goederen - behalve het podium - op te heffen, aan welk verzoek Rundedal zou hebben voldaan. Rundedal stelt vast dat het gelegde beslag rechtsgeldig is en concludeert tot afwijzing van de vordering totdat in de hoofdzaak zal zijn geoordeeld.
4. De beoordeling
4.1. Rundedal en Rabobank hebben voldoende processueel belang bij de incidentele vorderingen. De gevraagde voorlopige voorzieningen hangen samen met de hoofdvordering en zijn gericht op voorzieningen die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kunnen worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van partijen de in conventie en in reconventie gevorderde voorlopige maatregel rechtvaardigen.
In conventie
4.2. Rundedal baseert haar vordering op het door haar gestelde recht van eigendom op het podium. Rabobank heeft gemotiveerd betwist dat een koopovereenkomst tussen Rundedal en AVL tot stand is gekomen en - zo dit al het geval zou zijn - de overeenkomst niet rechtsgeldig is daar ten behoeve van Rabobank een pandrecht op het podium is gevestigd en Rundedal geen bescherming toekomt ex artikel 3:86 BW.
4.3. Voor toewijzing van de door Rundedal gevorderde voorziening is van belang het antwoord op de vraag of er een gerede kans bestaat dat de rechtbank in de hoofdzaak oordeelt dat een rechtsgeldige koopovereenkomst tussen Rundedal en AVL tot stand is gekomen, op grond van welke overeenkomst Rundedal de eigendom van het podium heeft verkregen. Deze vraag dient te worden beantwoord op basis van de thans gepresenteerde feiten en omstandigheden. Naar het oordeel van de rechtbank is gezien hetgeen partijen te berde hebben gebracht voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de rechtbank in de hoofdzaak aldus zal oordelen (ofwel verklaren). Het bestaan van de mondelinge overeenkomst is voorshands onvoldoende aannemelijk gemaakt. De rechtbank volgt Rabobank in haar verweer dat de betalingen van Rundedal aan Lage Landen op basis van de zich in het dossier bevindende stukken (vooralsnog) niet zijn te herleiden tot de door Rundedal gestelde koopovereenkomst. Daarnaast heeft Rundedal onweersproken gelaten het door Rabobank gevoerde verweer dat - zo er al sprake zou zijn van een koopovereenkomst - de overdracht (bezitsverschaffing) niet rechtsgeldig heeft plaatsgevonden op grond van het bepaalde in artikel 3:86 BW, omdat Rundedal bekend mocht worden verondersteld met het door AVL ten gunste van Rabobank gevestigde pandrecht en derhalve niet te goeder trouw was. De provisionele vordering in conventie wordt derhalve afgewezen.
In reconventie
4.4. Rabobank heeft gevorderd Rundedal te gelasten te gedogen dat Rabobank haar rechten als pandhouder uitoefent en zich derhalve mag gedragen als ware er geen beslag nu dit van rechtswege is komen te vervallen, dan wel het beslag op te heffen.
4.5. De opheffing van een beslag kan onder meer worden bevolen indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld. De gehele beoordeling kan niet geschieden zonder afweging van de wederzijdse belangen.
4.6. Rabobank heeft aan haar vordering (ondermeer) ten grondslag gelegd dat Rundedal op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen heeft verzuimd. Nadat door de voorzieningenrechter bij beschikking van 25 mei 2011 verlof is verleend, heeft Rundedal ten laste van Rabobank derdenbeslag doen leggen onder Onlineveilingmeester.nl.
In het daaraan ten grondslag liggende verzoekschrift heeft Rundedal haar vordering op Rabobank begroot op € 123.633,90, voor welk bedrag zij conservatoir derdenbeslag wenste te leggen. Daarbij heeft Rundedal verklaard dat de eis in hoofdzaak reeds was ingesteld.
4.7. Voorafgaand aan de beantwoording van de vraag of het beslag (kort gezegd) kan worden opgeheven dient eerst te worden beoordeeld of er rechtsgeldig beslag is gelegd.
Uit artikel 700, derde lid, Rv volgt dat in het geval er nog geen eis in de hoofdzaak is ingesteld het verlof tot het leggen van beslag wordt verleend onder de voorwaarde dat het indienen daarvan geschiedt binnen een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn van tenminste acht dagen na het beslag. Overschrijding van deze termijn doet het beslag vervallen.
4.8. Naar het oordeel van de rechtbank dient de situatie dat binnen de gestelde termijn geen eis in de hoofdzaak is ingesteld, hetgeen tot gevolg heeft dat het beslag vervalt, te worden gelijk gesteld aan de onderhavige situatie dat verlof is verleend op grond van de stelling dat reeds een eis in de hoofdzaak is ingesteld.
4.9. Vastgesteld moet worden dat Rundedal Rabobank (en de curator van AVL,
mr. P. Lettinga) ter inleiding van de onderhavige procedure op 20 mei 2011 heeft doen dagvaarden. In de hoofdzaak heeft Rundedal gevorderd te verklaren voor recht dat zij de eigendom heeft van het podium. Voorts heeft zij afgifte van het podium gevorderd. Daarnaast vordert Rundedal in de hoofdzaak Rabobank te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding ad € 5.103,00. De grondslag eis in hoofdzaak komt naar het oordeel van de rechtbank niet (althans slechts voor een zeer beperkt deel) overeen met de vordering van € 123.633,90 (inclusief rente en kosten) waarvoor beslag is gelegd, zodat moet worden geoordeeld dat Rundedal - anders dan zij in het beslagrekest heeft omschreven - geen hoofdzaak heeft ingesteld in welke toetsing kan plaatsvinden van de gegrondheid van de vordering ter verzekering waarvan het beslag is gelegd.
4.10. Nu gesteld noch gebleken is dat op 27 mei 2011 een andere procedure aanhangig was waarin Rundedal een bedrag vordert van Rabobank, is het beslag niet rechtsgeldig gelegd. Omdat een zuiver declaratoire uitspraak ("verklaart voor recht dat het beslag niet rechtsgeldig is gelegd") bezwaarlijk bij wijze van provisionele voorziening kan worden gedaan, ziet de rechtbank - teneinde geen misverstand te laten bestaan omtrent de status van het beslag - aanleiding om de subsidiaire vordering tot opheffing van het beslag toe te wijzen.
4.11. Het gevorderde verbod om opnieuw ten laste van Rabobank beslag te leggen, is volgens vaste jurisprudentie slechts in uitzonderlijke gevallen op zijn plaats en zal worden afgewezen. Het staat immers in beginsel een ieder vrij om van de door de wet geboden middelen tot bewaring van zijn recht gebruik te maken. Bovendien moet niet uitgesloten worden geacht dat in de hoofdzaak de vordering toch toewijsbaar zal blijken. Wel is er aanleiding om Rundedal te gebieden om, telkens wanneer zij zich ter zake van de door haar gepretendeerde vordering met betrekking tot het podium tot een voorzieningenrechter richt met een verzoek tot beslaglegging ten aanzien van enig vermogensbestanddeel van Rabobank, deze voorzieningenrechter in het betreffende verzoekschrift op de hoogte te stellen van de onderhavige beslissing door een kopie daarvan bij het verzoekschrift over te leggen.
4.12. Rundedal zal als de in overwegende mate in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de incidentele procedure worden veroordeeld, welke kosten aan de zijde van Rabobank worden begroot op € 904,00 (salaris: tarief II ad € 452,00 x 2,0 pnt.).
4.13. Nu Rabobank in de hoofdzaak nog niet heeft geantwoord, wordt de zaak verwezen naar de rol van 29 februari 2012 voor conclusie van antwoord.
5. De beslissing
De rechtbank
In conventie
5.1. wijst af het gevorderde,
In reconventie
5.2. heft op het op 1 juni 2011 ten laste van Rabobank onder de besloten vennootschap Onlineveilingmeester.nl B.V. (gevestigd te Noordhorn en kantoorhoudende te Groningen, De Hallen 1) gelegde beslag,
5.3. gelast Rundedal om, telkens wanneer zij zich ter zake van de door haar in de onderhavige procedure gepretendeerde vordering tot een voorzieningenrechter richt met een verzoek tot beslaglegging ten aanzien van enig vermogensbestanddeel van Rabobank, deze voorzieningenrechter in het betreffende verzoekschrift op de hoogte te stellen van de onderhavige beslissing door een kopie daarvan bij het verzoekschrift over te leggen,
5.4. wijst af het meer of anders gevorderde,
In conventie en in reconventie
5.5. veroordeelt Rundedal in de kosten van het incident, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op € 904,00,
5.6. verklaart de beslissingen onder 5.2, 5.3 en 5.5 uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. verwijst de zaak naar de rol van woensdag 29 februari 2012 voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.A.M. Dijkers en in het openbaar uitgesproken op
1 februari 2012.