ECLI:NL:RBGRO:2012:BV3885

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
126565-FA RK 11-1062
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D.A. Flinterman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beperking van het recht op omgang met de minderjarige A. en afwijzing verzoek om eenzijdig ouderlijk gezag

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 7 februari 2012 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure betreffende de omgangsregeling tussen de man en de minderjarige A. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de man het recht op omgang met A. te ontzeggen, omdat de omgang schadelijk zou zijn voor de geestelijke ontwikkeling van het kind. De rechtbank heeft dit advies niet gevolgd, maar heeft wel besloten de omgang te beperken. De man had eerder een omgangsregeling van drie aaneengeschakelde weekenden per maand, maar de rechtbank oordeelde dat deze regeling niet in het belang van A. was, gezien de slechte communicatie tussen de ouders en de spanningen die dit met zich meebracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen ernstige zorgsignalen zijn over A. bij de vrouw en dat er geen gedragsproblemen op school zijn gesignaleerd. De man heeft in het verleden voor A. gezorgd en had een omgangsregeling, maar de rechtbank oordeelde dat de huidige frequentie van omgang onrustig is voor A. De rechtbank heeft besloten dat de man gerechtigd is A. ieder derde weekend van de maand van vrijdag na schooltijd tot maandagmorgen voor schooltijd bij zich te ontvangen. De rechtbank heeft het verzoek van de man om eenzijdig ouderlijk gezag en het verzoek om het hoofdverblijf bij hem te bepalen afgewezen, omdat de vrouw alleen belast is met het gezag over A. en er geen gronden zijn om dit te wijzigen.

De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten gecompenseerd. De uitspraak is gedaan door mr. D.A. Flinterman, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier H.M. Kamphuis-van der Veer.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 126565/FA RK 11-1062
beschikking d.d. 7 februari 2012
in de zaak van:
verzoekster,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. T.H.G. Schuringa,
en
verweerder,
hierna te noemen de man,
advocaat voorheen mr. R. Skála, thans mr. L. Ongenae.
PROCESVERLOOP
Op 6 september 2011 heeft de rechtbank een (tussen)beschikking gegeven.
Op 30 december 2011 is ter griffie van de rechtbank een rapport ontvangen, afkomstig van de Raad voor de Kinderbescherming te Groningen (de Raad).
Op 13 januari 2012 is ter griffie van de rechtbank de reactie van de man op voormeld rapport ontvangen.
Op 19 januari 2012 is ter griffie van de rechtbank een akte binnengekomen met daarin opgenomen een gewijzigd verzoek van de vrouw in die zin dat zij thans verzoekt om de man het recht op omgang met de minderjarige [A.] te ontzeggen.
De man heeft hierop gereageerd bij brief (met bijlagen), binnengekomen ter griffie van de rechtbank op 20 januari 2012.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak voortgezet ter zitting met gesloten deuren van 26 januari 2012. Daarbij waren aanwezig: partijen, bijgestaan door hun raadslieden, alsmede de heer J. Scholte Aalbes, namens de Raad.
RECHTSOVERWEGINGEN
De rechtbank neemt over hetgeen werd overwogen en beslist in haar beschikking van 6 september 2011.
Bij deze beschikking is de beslissing met betrekking tot het vaststellen van een omgangsregeling aangehouden en is de Raad verzocht een onderzoek in te stellen en rapport en advies uit te brengen.
Tevens is de volgende voorlopige omgangsregeling vastgesteld: de man is vanaf het weekend van 9 september 2011 gerechtigd [A.] drie achtereenvolgende weekenden van vrijdag na schooltijd tot maandagmorgen voor schooltijd bij zich te ontvangen, waarna [A.] het daaropvolgende weekend bij de vrouw is.
Voorts is de beslissing op het verzoek van de man ter zake de gezagsvoorziening, het hoofdverblijf en de proceskosten aangehouden.
Vaststaande feiten
- het huwelijk van partijen is door inschrijving ovan de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, ontbonden;
- bij beschikking d.d. 25 augustus 2009 is de vrouw alleen belast met het gezag over het minderjarige kind van partijen A.* ;
- bij beschikking van 15 juli 2008 is een omgangsregeling tussen de man en [A.] vastgesteld, inhoudende dat de man gerechtigd is [A.] ieder weekend van vrijdagmiddag na schooltijd tot maandagochtend voor school bij zich te ontvangen, alsmede de helft van de schoolvakanties.
Rapport en advies van de Raad
De Raad is van mening dat, hoewel het in principe in het belang van [A.] is om contact met de man te hebben, dat dit op dit moment niet opweegt tegen de spanning die ermee gepaard gaat. De spanningen zijn schadelijk voor [A.] en het lukt partijen niet om deze spanning bij haar weg te houden.
De Raad komt daarom op grond van de onderzoeksbevindingen tot de conclusie dat de omgangsregeling tussen de man en [A.] niet langer in het belang van [A.] is.
De Raad acht de belasting die [A.] ervaart bij de omgang met de man in strijd met de geestelijke en zwaarwegende belangen van [A.], omdat de man zich hierop niet laat aanspreken, zijn eigen gang gaat en [A.] belast met zijn diskwalificatie van de vrouw als moeder. Het gegeven dat de vrouw [A.] hier niet tegen kan beschermen en signalen afgeeft hierover wanhopig te zijn, acht de Raad eveneens een contra- indicatie voor omgang.
Voor het opheffen van genoemde contra-indicaties is naar de mening van de Raad nodig dat de man inzicht verkrijgt in wat [A.] van hem nodig heeft en welke belangrijke rol de vrouw als verzorgende ouder vervult in het leven van [A.].
Omdat de man, zowel nu als tijdens eerdere raadsonderzoeken, geen enkel signaal afgeeft dat hij de gevolgen van zijn gedrag inziet of hiervoor hulp of aanwijzingen wil aanvaarden, ziet de Raad niet op welke wijze en op welke termijn genoemde contra-indicaties op te heffen zijn.
De Raad heeft overwogen of het haalbaar is partijen door te verwijzen naar ONS van Elker. De Raad schat echter in dat, gezien zowel de mislukte mediation als de informatie van de MJD en de politie, deze vorm van hulpverlening niet haalbaar is.
De man is niet tot nauwelijks aanspreekbaar op zijn houding en handelen. Hij geeft zelf aan niet met de vrouw te willen spreken. De man is van mening dat hij zelf wel weet wat het beste is voor [A.].
Gezien de onderzoeksbevindingen is de Raad van mening dat de man thans eerst tot het besef zou moeten komen dat zijn houding en opstelling schadelijk is voor het welzijn van [A.], maar ook voor de vrouw van wie [A.] volledig afhankelijk is.
De man zou zich hiervoor tot bureau jeugdzorg dan wel de GGz kunnen wenden voor voorlichting en hulp met betrekking tot zijn vaderrol. Met de resultaten daarvan kan de man dan te zijner tijd opnieuw een verzoek indienen voor een omgangsregeling.
De Raad is van mening dat een onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel niet nodig is. Er zijn, behalve dan over de conflicten over de omgangsregeling, geen zorgsignalen over de sutuatie van [A.] bij de vrouw.
De Raad adviseert ten slotte de rechtbank om de man het recht op omgang met de minderjarige [A.] te ontzeggen omdat omgang ernstig nadeel op levert voor de (geestelijke) ontwikkeling van [A.] en anderszins in strijd is met de zwaarwegende belangen van [A.].
Standpunt van de vrouw
Er is sprake van een jarenlange strijd tussen partijen. De man is voor geen enkele rede vatbaar. De man weigert [A.] op vrijdag naar tennisles te brengen. [A.] wordt ingezet als oppas voor de kinderen van de vriendin van de man. [A.] ziet steeds meer op tegen omgang met de man. De mediation en het BOR-traject zijn allebei mislukt, omdat de man de afspraken heeft gefrustreerd. De man is niet bereid naar zichzelf te kijken.
Standpunt van de man
De man is het niet eens met het advies van de Raad. De man heeft [A.] gevraagd waar zij op school moeite mee heeft. Op zaterdag geeft de man haar een uurtje bijles. Dit uur wordt onderbroken met een pauze. De man heeft het beste voor met [A.]. Hij geeft [A.] op zaterdagmorgen bijles. Verder onderneemt hij in het weekend leuke dingen met [A.]. Hij frustreert de tennislessen van [A.] niet, maar de tennislessen kunnen ook op een ander moment van de week plaatsvinden in plaats van op de vrijdagmiddag waarop de man recht heeft op omgang met [A.]. De man zorgt er voor dat [A.] regelmatig op zondag naar de kerk gaat.
Beoordeling
Naar aanleiding van het Raadsrapport, waarin is geadviseerd de man het recht op omgang met [A.] te ontzeggen heeft de vrouw haar verzoek een omgangsregeling vast te stellen van één weekend per veertien dagen van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur gewijzigd en verzocht de man zijn recht op omgang met [A.] te ontzeggen.
Er is sprake van veelvuldige procedures tussen partijen, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De communicatie tussen partijen is uitermate slecht. De op dat gebied ingezette hulpverlening, zoals mediation of BOR, is vroegtijdig en zonder resultaat afgebroken.
De rechtbank overweegt dat het recht op omgang slechts wordt ontzegd onder meer indien de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind of omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.
De hiervoor geschetste problematiek tussen de ouders heeft tot nu toe niet geleid tot een kinderbeschermingsmaatregel van [A.]. Uit het Raadsrapport is voorts niet gebleken dat bij [A.] sprake is van een groot loyaliteitsprobleem. Er zijn geen zorgsignalen over de situatie van [A.] bij de vrouw.
Er zijn op school geen specifieke leer- of gedragsproblemen van [A.] gesignaleerd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er thans geen gronden zijn de man het recht op omgang met [A.] te ontzeggen.
Wel is er aanleiding de omgangsregeling te beperken.
Voor de rechtbank staat vast dat de huidige frequentie in omgang tussen de man en [A.] niet in het belang van [A.] is.
[A.] is een meisje van 8 jaar, dat al geruime jaren te maken heeft met een slechte communicatie en voortdurende strijd tussen de ouders.
De huidige omgangsregeling is erg onrustig voor [A.], zeker omdat haar ouders niet kunnen communiceren over de inhoud daarvan.
Naar aanleiding van hetgeen ter zitting is gesteld, is voor de rechtbank aannemelijk geworden dat de man [A.] niet naar tennisles laat gaan, zonder dit met de vrouw, die met het gezag over [A.] is belast, te overleggen. Voorts is gebleken dat de man zich in het bijzijn van [A.] diskwalificerend uitlaat over de vrouw.
Tevens is gebleken dat de man [A.] op zaterdag, zonder overleg met school, bijles geeft.
De rechtbank begrijpt de goede bedoelingen van de man hierin, maar overweegt dat bijles voor een kind van 8 jaar dient te geschieden in overleg met, of aangegeven vanuit, de school.
De rechtbank zal een omgangsregeling vaststellen tussen de man en [A.] waarbij de man gerechtigd zal zijn [A.] ieder derde weekend van de maand van vrijdag na schooltijd tot maandagmorgen voor schooltijd bij zich te ontvangen.
Het weekend dat [A.] bij de man verblijft zorgt de man er voor dat zij haar tennislessen kan blijven volgen.
De man heeft blijkens het verweerschrift voorts verzocht hem, met uitsluiting van de vrouw, alleen met het ouderlijk gezag over [A.] te belasten en het hoofdverblijf van [A.] bij hem te bepalen.
Hieromtrent overweegt de rechtbank het volgende.
Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 25 augustus 2009 is de vrouw alleen belast met het gezag over [A.].
Blijkens het rapport van de Raad zijn er geen zorgen omtrent de ontwikkeling van [A.] bij de vrouw.
De rechtbank acht het niet in het belang van [A.] het gezag te wijzigen, mede gezien de moeizame communicatie tussen partijen.
Het verzoek van de man zal daarom worden afgewezen.
Gezien het voorgaande komt de rechtbank thans niet meer toe aan het verzoek van de man het hoofdverblijf bij hem te bepalen, zodat dit verzoek van de man eveneens wordt afgewezen.
Nu het een familierechtelijke procedure betreft zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna is vermeld.
BESLISSING
stelt de volgende omgangsregeling vast:
de man is met ingang van heden gerechtigd de minderjarige [A.] ieder derde weekend van de maand van vrijdagmiddag na schooltijd tot maandagmorgen voor schooltijd bij zich te ontvangen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. D.A. Flinterman, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2012 in tegenwoordigheid van H.M. Kamphuis-van der Veer, griffier.