vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
zaaknummer / rolnummer: 132198 / KG ZA 12-49
Vonnis in kort geding van 16 maart 2012
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
advocaat mr. A.H. Noorman,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat mr. J.S. Visser.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
• de dagvaarding;
• de eis in reconventie;
• de mondelinge behandeling;
• de pleitnota van mr. Noorman.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
In conventie en in reconventie
2.1. Tussen partijen heeft een affectieve relatie bestaan, welke relatie medio 2002 is geëindigd. Uit deze relatie is op [geboortedatum] in de gemeente [geboorteplaats] geboren de thans nog minderjarige zoon [A]. Na het verbreken van de relatie verblijft [A] bij [eiseres].
2.2. [A] is door [gedaagde] erkend en partijen zijn gezamenlijk met het ouderlijk gezag belast.
2.3. Tussen [gedaagde] en [A] is een omgangsregeling tot stand gekomen op grond waarvan [gedaagde] gerechtigd is [A] één weekend in de veertien dagen bij zich te ontvangen.
Partijen hebben gedurende een periode van negen jaar uitvoering aan deze regeling gegeven.
2.4. Naar aanleiding van een sms-bericht van [eiseres] heeft [gedaagde] een DNA onderzoek laten verrichten waaruit met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid valt op te maken dat hij niet de biologische vader van [A] is. [A] is in februari 2012 van de uitkomst van dit onderzoek door [gedaagde] op de hoogte gesteld.
2.5. Na het omgangsweekend van 11 en 12 februari 2012 is [A] niet teruggekeerd naar de woning van [eiseres].
2.6. In een ten behoeve van deze procedure door [A] opgestelde brief van
27 februari 2012 heeft hij verklaard dat hij verkiest om bij [gedaagde] te verblijven.
2.7. [gedaagde] heeft op 8 maart 2012 bij de rechtbank Assen een bodemprocedure ingesteld (met zaak- rolnummer 91734 FA RK 12-635) waarin is verzocht het hoofdverblijf van [A] bij hem te bepalen.
3.1. [eiseres] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis [A] aan haar af te geven, zulks op straffe van een dwangsom van
€ 2.000,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagde] verzuimt,
II. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2. [eiseres] heeft het volgende aan haar vordering ten grondslag gelegd. Tussen partijen zijn afspraken gemaakt op grond waarvan [A] bij [eiseres] verblijft en [gedaagde] gerechtigd is [A] eens in de veertien dagen gedurende een weekend bij zich te ontvangen. In strijd met deze afspraken is [A] na het omgangsweekend van 11 en 12 februari 2012 bij [gedaagde] gebleven. [eiseres] is bereid om de voorkeur van [A] voor wat betreft zijn hoofdverblijf te respecteren maar zij plaatst kanttekeningen bij de inhoud van de door [A] opgestelde brief. [A] heeft weliswaar schriftelijk verklaard voorlopig bij [gedaagde] te willen verblijven maar die verklaring is waarschijnlijk onder druk en invloed van [gedaagde] tot stand gekomen. Ondanks het feit dat haar financiële situatie niet rooskleurig is - zij is in afwachting van toekenning van een bijstandsuitkering - is [eiseres] in staat [A] de liefde en aandacht geven die hij nodig heeft. [gedaagde] dient op straffe van verbeurte van een dwangsom te worden veroordeeld tot afgifte van [A].
3.3. [gedaagde] heeft het volgende verweer gevoerd. Het belang van [A] dient te prevaleren en dat is gediend bij afwijzing van het gevorderde. [A] heeft gemotiveerd verklaard dat hij bij [gedaagde] wenst te verblijven, dat heeft hij in het verleden al eens vaker aan de orde gesteld. Na te zijn geconfronteerd met de uitkomst van het DNA onderzoek heeft [A] kenbaar gemaakt dat hij niet wenst terug te keren naar [eiseres]. In de door [gedaagde] geëntameerde bodemprocedure dient te worden beslist over het hoofdverblijf van [A]. Hij is bereid om mee te werken aan de omgang tussen [A] en [eiseres]. Het is in het belang van [A] dat hij dit jaar zijn middelbare school opleiding in Emmen kan blijven volgen.
3.4. [gedaagde] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te bepalen dat [A] voor de duur van de door [gedaagde] bij de rechtbank Assen geëntameerde bodemprocedure bij hem verblijft.
[eiseres] heeft tot afwijzing van deze vordering geconcludeerd.
4. De beoordeling
In conventie en in reconventie
4.1. In deze procedure staat centraal de vraag bij wie [A] dient te verblijven zolang in de opgestarte bodemprocedure nog geen beslissing over zijn hoofdverblijf is genomen.
4.2. Onweersproken gebleven is dat de [A] in strijd met de tussen partijen geldende afspraken niet naar [eiseres] is teruggekeerd. Uitgangspunt in een geschil als het onderhavige is dat tussen partijen gemaakte afspraken moet worden gerespecteerd. Slechts indien er sprake is van zwaarwegende omstandigheden die zich tegen de onverkorte nakoming daarvan verzetten, kan dat anders zijn. Daarvan kan sprake zijn als op grond van na het moment van de totstandkoming van die afspraken voorgevallen of aan het licht gekomen feiten voor het minderjarige kind een (nood)toestand zal ontstaan, waardoor onverkorte nakoming van de afspraak betreffende het vastgestelde hoofdverblijf niet kan worden aanvaard.
4.3. De voorzieningenrechter komt op basis van hetgeen partijen over en weer te berde hebben gebracht en op grond van de schriftelijke verklaring van [A] voorshands tot het oordeel dat de belangen van [A] momenteel niet zijn gediend met toewijzing van de vordering van [eiseres]. [A] heeft gemotiveerd verklaard dat hij thans bij [gedaagde] wenst te verblijven. Dat de uitkomst van het DNA onderzoek [A] heeft aangegrepen en dat hij tijd nodig heeft om een en ander te verwerken spreekt voor zich. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is [A] thans vooral gebaat bij rust en stabiliteit en die lijkt hij momenteel in de gezinsituatie van [gedaagde] te vinden. Via school en het maatschappelijk werk krijgt hij daarbij ondersteuning. In de bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval ziet de voorzieningenrechter aanleiding om bij wijze van voorlopige maatregel gehoor te geven aan de uitdrukkelijke wens van [A] om bij [gedaagde] te verblijven. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn - anders dan [eiseres] heeft betoogd - voorshands geen feiten en omstandigheden gesteld op grond waarvan moet worden getwijfeld aan de juistheid van hetgeen [A] schriftelijk heeft verklaard.
4.4. De voorzieningenrechter zal de vordering in conventie afwijzen. De reconventionele vordering die ertoe strekt te bepalen dat [A] voor de duur van de bodemprocedure bij [gedaagde] verblijft wordt op gelijkluidende gronden toegewezen.
4.5. Nu er continuïteit moet zijn in de omgang tussen een kind en zijn niet met de dagelijkse verzorging belaste ouder en er in beginsel geen contra-indicaties voor omgang bestaan en er recent ook vrijwillig omgang heeft plaatsgevonden zal de voorzieningenrechter een (voorlopige) omgangsregeling tussen [A] en [eiseres] bepalen op grond waarvan [eiseres] gerechtigd is [A] eens per veertien dagen van vrijdagmiddag 15.15 uur na schooltijd tot maandagochtend voor schooltijd bij zich te ontvangen.
4.6. Voorts oordeelt de voorzieningenrechter dat de belangen van [A] ermee zijn gediend dat op korte termijn een onderzoek door de Raad van Kinderbescherming wordt opgestart naar zijn (woon)situatie. Nu door [gedaagde] bij de rechtbank Assen (onder zaak- en rolnummer 91734 FA RK 12-635) een verzoekschrift strekkende tot wijziging van het hoofdverblijf van [A] is ingediend, zal de voorzieningenrechter de Raad verzoeken om in de bodemprocedure rapport en advies uit te brengen over het gewenste hoofdverblijf van [A]. De Raad wordt tevens verzocht beide ouders, die in het belang van [A] bereid zijn tot gesprekken met elkaar in aanwezigheid van een derde, eventueel te verwijzen naar bijvoorbeeld de Fiom dan wel een andere deskundige instantie.
4.7. Gelet op de relatie die tussen partijen heeft bestaan zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.1. wijst af het gevorderde,
5.2. bepaalt dat [A] voor de duur van de bij de rechtbank Assen geëntameerde bodemprocedure met zaak- en rolnummer 91734 FA RK 12-635 bij [gedaagde] verblijft en dat [eiseres] met ingang van vrijdag 23 maart 2012 gerechtigd is [A] gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag 15.15 uur tot maandagochtend bij zich te ontvangen,
5.3. verzoekt - met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen - de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Groningen en Drenthe, locatie Drenthe, een onderzoek in te stellen zoals hierboven omschreven en de rechtbank binnen twee maanden rapport en advies uit te brengen in de door [gedaagde] reeds geëntameerde bodemprocedure met het zaak- en rolnummer 91734 FA RK 12-635, daarbij kan de Raad, in het kader van het onderzoek, een opdracht geven aan een andere instelling dan de Raad,
In conventie en in reconventie
5.4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. Flinterman en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2012.?