Een proces-verbaal d.d. 23 februari 2012, opgenomen op pagina 47 e.v. van dossier nr. 2011029777 C d.d. 29 februari 2012, inhoudende het uitgewerkte verhoor van [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], zakelijk weergegeven:
Verbalisant: Dan wou ik het nou graag met jou hebben over de seks die je vader met jou had, hoe dat ging, vertel mij er eens alles over hoe dat ging.
[slachtoffer]: Ik dacht altijd dat het gewoon normaal was, zeg maar. Dat alle vaders dat bij hun dochters deden. (p. 62)
Verbalisant: Hoe begon het?
[slachtoffer]: Hij deed dan meestal de tv aan. En toen zette die op zo'n tv-zender waar mensen dat ook deden zeg maar. En toen zei die of ik dat wel wou. En ik dacht gewoon dat dat wel zo ging, dus ik zei altijd 'ja'.
Verbalisant: Wat gebeurt er dan?
[slachtoffer]: Toen ging die met zijn piemel zeg maar, in mijn dinges, en dat deed altijd heel erg zeer.
Verbalisant: Vertel eens verder hoe dat dan ging.
[slachtoffer]: Dan kwam er zo'n wit spul uit. (p. 63)
Verbalisant: Jij zegt, hij deed meestal de tv aan he? Hoe vaak is het gebeurd dat het zo ging als jij nu vertelt? Hoe vaak is dat gebeurd?
[slachtoffer]: Heel vaak.
Verbalisant: Waar moet ik aan denken met 'heel vaak'.
[slachtoffer]: Nou, zeg maar al die keren.
Verbalisant: Wanneer is het begonnen? Hoe oud was jij toen?
[slachtoffer]: Ja, ik was heel jong, dat weet ik wel, maar niet hoe oud.
Verbalisant: En hoe komt het dat je weet dat je heel jong was?
[slachtoffer]: Toen waren we in [eiland] en toen begon het al.
Verbalisant: Daar heb je ook gewoond? [eiland]?
[slachtoffer]: Ja.
Verbalisant: En wanneer heb jij daar gewoond?
[slachtoffer]: Ongeveer toen ik 5 of 6 was. (p. 64)
Verbalisant: En toen begon het, zeg je?
[slachtoffer]: Ja.
Verbalisant: Waar is het nog meer geweest? Hoe vaak gebeurde dit dan zeg maar?
[slachtoffer]: Nou, ook bij mijn oma dan. (p. 65)
Ik denk dat het wel meer dan tien keer in een maand gebeurde. Ik denk dat omdat het wel regelmatig gebeurde.
Verbalisant: Vertel mij eens alles over hoe dat de allereerste keer ging, op [eiland].
[slachtoffer]: Toen had ik heel veel pijn, en toen moest ik schreeuwen zeg maar. En toen zei hij dat ik stil moest zijn. En toen werd hij heel boos op mij zeg maar. (p. 66)
Verbalisant: En waar was dat, die allereerste keer?
[slachtoffer]: in de woonkamer, op een matras.
Verbalisant: Bij wie woonde je toen?
[slachtoffer]: We hadden een eigen huis. (p. 67)
Verbalisant: Hoe wist je wat er gebeuren ging?
[slachtoffer]: Dat vroeg hij altijd van te voren.
Verbalisant: En wat vroeg hij dan?
[slachtoffer]: Wil je seks met mij.
Verbalisant: En wat zei jij dan?
[slachtoffer]: Eerst wist ik niet wat het was, zeg maar en toen deed hij het gewoon.
Verbalisant: En wat deed hij dan precies?
[slachtoffer]: Toen trok hij zijn broek naar beneden, en die van mij ook.
Verbalisant: En wat zag je toen?
[slachtoffer]: Zijn piemel.
Verbalisant: En hoe was die piemel? Was de piemel naar beneden, opzij, omhoog of anders?
[slachtoffer]: Meestal opzij. (p. 68)
Verbalisant: Hij heeft zijn broek naar beneden, jij hebt je broek naar beneden, he? En dan zie je zijn piemel, zeg jij, en wat gebeurt er dan?
[slachtoffer]: Toen ging hij dan met zijn piemel in mijn vagina. (p. 69)
Verbalisant: Hoe komt hij dan met zijn piemel bij jouw vagina?
[slachtoffer]: Die doet hij er gewoon in. Met zijn handen.
Verbalisant: En wat voel jij dan? (p. 70)
[slachtoffer]: Pijn.
Verbalisant: En wat zegt hij dan? Of wat zeg jij?
[slachtoffer]: Dat ik dat helemaal niet wil.
Verbalisant: Ja, en wat zegt hij dan?
[slachtoffer]: dat weet ik niet meer.
Verbalisant: Wat doet die piemel?
[slachtoffer]: Die ging heen en weer.
Verbalisant: Hoe heen en weer?
[slachtoffer]: gewoon zo (gaat met rechter wijsvinger horizontaal naar links en rechts)
Verbalisant: En wanneer stopt dat?
[slachtoffer]: Als er wit spul uitkomt.
Verbalisant: Hoe weet je dat?
[slachtoffer]: Dan voel je, nat. Nattigheid.
Verbalisant: En hoe weet je dan dat het wit is?
[slachtoffer]: Dat zag ik dan.
Verbalisant: En waar zag je dat?
[slachtoffer]: Bij mijn vagina.
Verbalisant: Dus je zegt de piemel die gaat heen en weer. En dat stopt als er dat spul dan komt, zeg jij, en hoe lang duurt dat ongeveer.
[slachtoffer]: Kwartier of zo? (p. 71)
Verbalisant: En hoe weet je zo nog dat het een kwartier was?
[slachtoffer]: Nou, er stond een klokje bij de tv.
Verbalisant: En hoe kan die dan met zijn piemel bij jouw vagina komen?
[slachtoffer]: Nou, dan deed hij mijn benen opzij.
Verbalisant: En hoe deed hij dat?
[slachtoffer]: Gewoon met zijn handen. (p. 72)
Verbalisant: Hoe lang heb je op [eiland] gewoond?
[slachtoffer]: Vier of vijf jaar. (p. 74)
Verbalisant: Wanneer was de laatste keer dat jouw vader seks had met jou?
[slachtoffer]: Ik was [datum] jarig, dus ongeveer daarvoor. Welke maand komt voor augustus? Eind juli was de laatste keer.
Verbalisant: Van welk jaar?
[slachtoffer]: Vorig jaar. Of het jaar er voor? Nou, ik denk vorig jaar. Of niet? (p. 75)
Verbalisant: Je hebt mij ook verteld dat je een jaar woont waar je nu woont.
[slachtoffer]: Ja, dus. Dan was het het jaar daarvoor.
Verbalisant: Dan zouden we uitkomen op juli 2010? Klopt dat?
[slachtoffer]: Ja.
Verbalisant: En hoe weet je nog dat het zo was?
[slachtoffer]: Toen was het zomervakantie en toen gingen we nog naar onze oom en tante, ergens in [woonplaats].
Verbalisant: Vertel mij er eens alles over, hoe die laatste keer, dat jij seks had met je vader, hoe dat toen ging?
[slachtoffer]: Dat ging precies hetzelfde als ik zei. Bij de andere keer zeg maar. En toen kwam dat witte spul in mijn dinges en toen schrok hij.
Verbalisant: En waar was dat toen?
[slachtoffer]: Op de bank.
Verbalisant: Waar? Op welke bank.
[slachtoffer]: Beneden (p. 76)
In dat rijtjeshuis.
Verbalisant: Waar jullie woonden?
[slachtoffer]: Ja.
Verbalisant: Jullie eigen huis. En was het ’s morgens, 's middags of 's avonds?
[slachtoffer]: 's Avonds.
Verbalisant: Je zegt 'hij schrok'. Hoe weet je dat hij schrok?
[slachtoffer]: Nou, hij keek zo benauwd. Hij keek niet heel erg blij.
Verbalisant: En hoe was dat anders?
[slachtoffer]: Dan ging hij gewoon met zijn normale gezicht weg. (p. 77)
Verbalisant: En wat dacht je toen.
[slachtoffer]: Toen dacht ik dat ik misschien een baby zou krijgen. Ik dacht dat hij dat ook dacht. (p. 78)
Verbalisant: Jij zegt, dat witte spul kwam in mijn dinges en toen schrok hij. Hoe was dat normaal dan? Met dat witte spul dan? Waar kwam dat terecht?
[slachtoffer]: Gewoon op de bank.
Verbalisant: En toen kwam het in jouw dinges en toen schrok hij.
[slachtoffer]: ja.
Verbalisant: En wat bedoel je met je dinges?
[slachtoffer]: Mijn vagina.
Verbalisant: Hoe gaat het dan daarna verder? Want je zegt, ik dacht dat ik een baby zou kunnen krijgen? Hoe ging het daarna verder?
[slachtoffer]: Toen ging ik naar mijn tante en oom. En toen werd ik, alles wat ik at, toen moest ik overgeven. (p. 80)
En toen bleek dus dat mijn vader de vader van [dochter slachtoffer] was. (p. 88)
(Opmerking: de rechtbank verwijst naar het NFI-rapport, opgenomen op pagina 325 e.v. van dossier nr. 2011029777, welk rapport deze verklaring ondersteunt.)
[slachtoffer]: Ons huis op [eiland] had één verdieping, op een winkel. (p. 91)
Verbalisant: Hoe oud was je toen je op [eiland] ging wonen?
[slachtoffer]: 5 of 6.
Verbalisant: En hoe lang heb je hier gewoond?
[slachtoffer]: Ongeveer 4 jaar. (p. 93)
[slachtoffer]: Toen vroeg hij mij of ik dat wel wou.
Verbalisant: Wat vroeg hij dan precies?
[slachtoffer]: Wil je seks met mij? (p. 95)
Verbalisant: En waar woonde je oma dan?
[slachtoffer]: [woonwijk]. (p. 100)
Verbalisant: Hoe lang heb je daar gewoond? (p. 101)
[slachtoffer]: Tot mijn 11e, dus 4 jaar.
Verbalisant: Okay, van je 7e tot je 11e. En hoe zat het in die periode met wat je net vertelde over je vader, als die dan seks met je had, hoe was dat dan in die periode? Waar had je dat?
[slachtoffer]: Eerst op de bank, en daarna op zijn bed.
Verbalisant: Eerst op de bank en daarna op zijn bed? Hoe bedoel je dat?
[slachtoffer]: Nou, eerst hadden we die kamer nog niet voor ons, zeg maar. En toen moesten we op de bank slapen. (p. 102)
Verbalisant: Heeft iemand anders dan je vader wel eens seks met jou gehad?
[slachtoffer]: (schudt nee)
Verbalisant: Jij bent na [eiland] naar oma in [woonwijk] gegaan, heb je vier jaar gewoond. Waar zijn jullie daarna naartoe gegaan?
[slachtoffer]: Toen kregen we ruzie met oma of zo. En toen gingen we naar mijn neef, die woont in [woonplaats] en daar gingen we denk ik, drie of vier dagen naartoe en toen gingen we weer naar [woonwijk] en toen gingen we bij onze oom [voornaam] wonen. (p. 108)
Verbalisant: Heb je in die drie vier dagen dat je bij je neef in [woonplaats] was, ook seks gehad met jouw vader.
[slachtoffer]: ja.
Verbalisant: Hoezo weet je dat nog zo goed?
[slachtoffer]: Gewoon, dat herinner ik me wel. (p. 109)
Verbalisant: Na de ruzie zeg maar met oom [voornaam], ga je eerst weer naar oma toe. En daarna? Waar wonen jullie daarna?
[slachtoffer]: gewoon in [straatnaam]. (p. 111)