ECLI:NL:RBGRO:2012:BW6526

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
24 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670060-12
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor inbrekers verantwoordelijk voor tientallen woninginbraken en bedrijfsinbraken in Meeden, Oude Pekela en Veendam

Op 24 mei 2012 heeft de Rechtbank Groningen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die verantwoordelijk werd gehouden voor meerdere woninginbraken en bedrijfsinbraken in de gemeenten Meeden, Oude Pekela en Veendam. De verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], was preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op verschillende data in januari 2012 inbraken heeft gepleegd, waarbij goederen zoals laptops, flatscreens en andere waardevolle spullen zijn weggenomen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaatsen van misdrijf is verkregen door middel van braak. De officier van justitie had gevorderd tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 28 maanden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld in een psychiatrisch rapport. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en opname in een zorginstelling. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over de vorderingen van benadeelde partijen, waarbij sommige vorderingen zijn toegewezen en andere zijn afgewezen of niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft de verdachte verplicht om schadevergoedingen te betalen aan de benadeelde partijen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670060-12 (promis)
datum uitspraak: 24 mei 2012
op tegenspraak
raadsman: mr. F. Gosselaar
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 mei 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(aangifte 2012009247)
hij op of omstreeks 26 januari 2012, te Meeden, in elk geval in de gemeente
Menterwolde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de woning Beneden [adres aangever f1] heeft weggenomen een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever f1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
(aangifte 2012008269)
hij op of omstreeks 23 januari 2012, te Veendam, in elk geval in de gemeente
Veendam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de woning [adres aangever f2] heeft weggenomen een flatscreen en/of een usb-stick, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever f2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
(aangifte 2012007465)
hij in of omstreeks de nacht van 20 januari 2012 op 21 januari 2012, te Oude
Pekela, in elk geval in de gemeente Pekela, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de woning [adres aangever f3] heeft weggenomen een playstation, een harde schijf en/of een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever f3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde wegens gebrek aan bewijs.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde en bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Beoordeling
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet kan worden bewezen. Derhalve zal verdachte daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 en 2 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De bekennende verklaring door verdachte ter zitting van 10 mei 2012 afgelegd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Een proces-verbaal d.d. 26 januari 2012, opgenomen op pagina 188 e.v. van dossier nr. PL01PD 2012024070 d.d. 20 maart 2012, inhoudende de aangifte van [aangever f1].
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 januari 2012, opgenomen op pagina 252 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever f2].
Bewezenverklaring
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 26 januari 2012, te Meeden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de woning [adres aangever f1] heeft weggenomen een laptop, toebehorende aan [aangever f1], waarbij verdachte en zijn medeverdachten zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 23 januari 2012, te Veendam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de woning [adres aangever 2] heeft weggenomen een flatscreen en een usb-stick, toebehorende aan [aangever f2], waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1 Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2 Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezenverklaarde feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 19 april 2012, opgemaakt door dr. T.W.D.P. van Os.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis der geestvermogens te weten een cannabisafhankelijkheid, misbruik van alcohol en andere middelen, ADHD en een reactieve hechtingsstoornis. Daarnaast is er zeer waarschijnlijk sprake van een gebrekkige ontwikkeling namelijk een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. Mogelijk is er sprake van een verstandelijke beperking. De psychiater adviseert verdachte te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar.
Op grond van het rapport en het advies van de psychiater stelt de rechtbank vast dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd en dat daarom het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten en rekening houdend met de 22 ad informandum gevoegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, waarbij als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht wordt opgelegd, alsmede de bijzondere voorwaarden gevorderd zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport d.d. 4 mei 2012.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is betoogd dat, op grond van het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht en de rechtbank meer rekening dient te houden met afnemend strafnut, de eis van de officier van justitie gematigd dient te worden. Het is van belang dat verdachte een klinische behandeling ondergaat.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een groot aantal (24) vermogensdelicten. Bij deze vermogensdelicten heeft verdachte, samen met zijn medeverdachte gehandeld vanuit het streven naar persoonlijk financieel gewin en heeft daarbij weinig respect voor de eigendomsrechten van een ander getoond. Bovendien hebben zij bij de inbraken grote schade aangericht bij de woningen doordat zij telkens de voordeur eruit hebben getrapt om de woningen binnen te kunnen komen. De aangevers zullen de nodige kosten hebben moeten maken om de ontstane braakschade te repareren. Verdachte en zijn medeverdachte hebben, naast materiële schade en overlast, ook gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaakt. Vermogensdelicten zijn kwalijke en vervelende feiten. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening - naast de verminderde toerekeningsvatbaarheid - met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en ook eerder is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de 22 ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
Uit het advies van de Reclassering Nederland (hierna: Reclassering) d.d. 4 mei 2012 blijkt dat verdachte zowel intern als extern onbegrensd is. Verdachte heeft een onrustige karakterstructuur. Hij overschat zichzelf en zijn mogelijkheden. Zijn wensen, zoals het hebben van werk, huisvesting en een relatie, komen oprecht over, echter probleembesef en probleemhantering zijn ontoereikend. Zonder intensieve begeleiding, in de vorm van een klinische behandeling, is het recidiverisico groot. Op alle leefgebieden zijn problemen die in onderlinge samenhang leiden tot delictgedrag. De Reclassering heeft een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf geadviseerd met daaraan gekoppeld een meldingsgebod, opname in een zorginstelling en een alcoholverbod als bijzondere voorwaarden. Om voor verdachte een geschikte verblijfs- en behandelplek aan te wijzen is een indicatie voor behandeling nodig van de Indicatiestelling Forensische Zorg (hierna: IFZ).
De psychiater heeft in zijn rapport aangegeven dat de kans op herhaling zonder behandeling onveranderd zal blijven. Daarom heeft de psychiater in zijn rapport geadviseerd dat verdachte zich onder toezicht van de reclassering stelt en zich in een klinische setting laat behandelen. Er zal met name aandacht besteed moeten worden aan zijn alcohol- en cannabisverslaving.
De rechtbank is op grond van de ernst van de onderhavige bewezenverklaarde feiten alsmede het grote aantal door verdachte gepleegde feiten van oordeel dat een (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal deels een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, om het geadviseerde reclasseringstoezicht alsmede de klinische behandeling mogelijk te maken en om verdachte in de toekomst ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Gelet op de lange duur van de klinische behandeling acht de rechtbank een forse stok achter de deur aangewezen. Daarom zal het op te leggen voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf groter zijn dan door de officier van justitie is gevorderd.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd:
- [aangever f1], wonende te [woonplaats], €1.022,00 (feit 1);
- [aangever f3], wonende te [woonplaats], € 2.079,00 (feit 3);
- [aangever a.i. f4], [woonplaats], € 2.549,000 (ad informandum feit 4);
- [aangever a.i. f10], wonende te [woonplaats], € 538,73 (ad informandum feit 10);
- [aangever a.i. f11], wonende te [woonplaats], € 195,61 (ad informandum feit 11);
- [aangever a.i. f12], wonende te [woonplaats], €1.130,60 (ad informandum feit 12);
- [aangever a.i. f14], wonende te [woonplaats], €1.137,71 (ad informandum feit 14);
- [aangever a.i. f16], wonende te [woonplaats], €825,00 (ad informandum feit 16);
- [aangever a.i. f17], wonende te [woonplaats], €899,00 (ad informandum feit 17);
- [aangever a.i. f18], gevestigd te [woonplaats], €290,79 (ad informandum feit 18).
Alle benadeelde partij hebben schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vorderingen en van de gronden waarop deze berusten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van:
- [aangever f1] (feit 1) niet-ontvankelijk wordt verklaard, aangezien de benadeelde partij ter zitting heeft aangegeven dat de gehele schade door de verzekering is vergoed;
- [aangever f3] (feit 3) niet-ontvankelijk wordt verklaard aangezien zij heeft gevorderd dat verdachte van dit feit wordt vrijgesproken;
- [aangever a.i. f4] (ad informandum feit 4) niet-ontvankelijk wordt verklaard, aangezien de benadeelde partij ter zitting heeft aangegeven dat de gehele schade door de verzekering is vergoed;
- [aangever a.i. f10] (ad informandum feit 10) volledig zal worden toegewezen, aangezien ook de immateriële schade voldoende uit de schriftelijke toelichting blijkt, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel;
- [aangever a.i. f11] (ad informandum feit 11) niet-ontvankelijk wordt verklaard aangezien de onderbouwing van de vordering ontbreekt en de benadeelde partij deze niet heeft aangevuld terwijl daar wel om is gevraagd. Aanhouding van de strafzaak teneinde hiernaar nader onderzoek in te stellen is te belastend voor het strafproces;
- [aangever a.i. f12] (ad informandum feit 12) grotendeels wordt toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. In de aangifte wordt gesproken over het wegnemen van € 90,- aan contant geld en dat kan, in plaats van de gevraagde € 100,00, worden toegewezen;
- [aangever a.i. f14] (ad informandum feit 14) niet-ontvankelijk wordt verklaard. De vordering is niet goed ondertekend, maar wel goed onderbouwd. Dit betekent dat de schadevergoedingsmaatregel wel kan worden opgelegd;
- [aangever a.i. f16] (ad informandum feit 16) niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat de vordering niet is onderbouwd.
- [aangever a.i. f17] (ad informandum feit 17) wordt toegewezen tot een bedrag van € 695,12 aangezien uit de toelichting blijkt dat de rest door de verzekering is vergoed, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel;
- [aangever a.i. f18] (ad informandum feit 18) in zijn geheel wordt toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering van:
- [aangever f1] (feit 1) moet worden afgewezen, aangezien de benadeelde partij ter zitting heeft aangegeven dat de gehele schade door de verzekering is vergoed en er daarom geen strafvorderlijk belang meer is;
- [aangever f3] (feit 3) niet-ontvankelijk moet worden verklaard aangezien verdachte van dit feit moet word vrijgesproken;
- [aangever a.i. f4] (ad informandum feit 4) moet worden afgewezen, aangezien de benadeelde partij ter zitting heeft aangegeven dat de gehele schade door de verzekering is vergoed;
- [aangever a.i. f10] (ad informandum feit 10) kan worden toegewezen;
- [aangever a.i. f11] (ad informandum feit 11) niet ontvankelijk moet worden verklaard, aangezien de vordering niet is onderbouwd;
- [aangever a.i. f12] (ad informandum feit 12) op grond de ter zitting gegeven toelichting kan worden toegewezen met dien verstande dat van het contante geld slechts € 90,- toewijsbaar is aangezien dit ook het bedrag is dat in de aangifte is genoemd;
- [aangever a.i. f14] (ad informandum feit 14) goed is onderbouwd, maar niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien de vordering niet is ondertekend;
- [aangever a.i. f16] (ad informandum feit 16) niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat deze niet is onderbouwd.
- [aangever a.i. f17] (ad informandum feit 17) moet worden afgewezen. Er is door de verzekering vergoed naar dagwaarde en verdere schade is niet aangetoond.
Met betrekking tot de vordering van [aangever a.i. f18] (ad informandum feit 18) heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Niet duidelijk is of een deel van de schade mogelijk door de verzekering is vergoed.
Beoordeling
De rechtbank komt tot het volgende oordeel.
Ten aanzien van de vorderingen van [aangever f1], wonende te [woonplaats] (feit 1) en [aangever a.i. f4], wonende te [woonplaats] (ad informandum feit 4) is de rechtbank van oordeel dat de vorderingen moeten worden afgewezen nu ter zitting door de benadeelde partijen is meegedeeld dat de volledige schade door de verzekering is vergoed.
Verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde en daarom dient de vordering van [aangever f3], wonende te [woonplaats], (feit 3) niet-ontvankelijk te worden verklaard, zodat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [aangever a.i. f10], wonende te [woonplaats], als gevolg van het ter kennisgeving gevoegde feit (ad informandum feit 10) rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van € 538,73 zal worden toegewezen.
De vordering van [aangever a.i. f11], wonende te [woonplaats], (ad informandum feit 11) is onvoldoende onderbouwd en zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard, zodat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Aanhouding van de strafzaak teneinde hiernaar nader onderzoek in te stellen is te belastend voor het strafproces.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [aangever a.i. f12], wonende te [woonplaats], als gevolg van het ter kennisgeving gevoegde feit (ad informandum feit 12) rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot € 1.120,60 zal worden toegewezen. De rest van de vordering (€ 10,00) zal niet-ontvankelijk worden verklaard, nu uit de aangifte blijkt dat er
€ 90,00 aan contant geld is weggenomen en op de vordering van de benadeelde partij € 100,00 aan schade is opgevoerd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [aangever a.i. f14], wonende te [woonplaats], als gevolg van het ter kennisgeving gevoegde feit (ad informandum feit 14) rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is ter zitting inhoudelijk niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van € 1.137,71 zal worden toegewezen.
De vordering van [aangever a.i. f16], wonende te [woonplaats], (ad informandum feit 16) is onvoldoende onderbouwd en zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard, zodat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Aanhouding van de strafzaak, teneinde hiernaar nader onderzoek in te stellen, is te belastend voor het strafproces.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [aangever a.i. f17], wonende te [woonplaats], als gevolg van het ter kennisgeving gevoegde feit (ad informandum feit 17) rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte is gehouden tot vergoeding van de dagwaarde en die is door de verzekering al vergoed. Verdachte is wel tot vergoeding van de schade van het eigen risico gehouden zodat de vordering tot een bedrag van € 225,00 zal worden toegewezen en voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij [aangever a.i. f18], gevestigd te [plaats], als gevolg van het ter kennisgeving gevoegde feit (ad informandum feit 18) rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is ter zitting inhoudelijk niet betwist. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van € 290,79 zal worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal, bij de toegewezen vorderingen, aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 en 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat
- de veroordeelde zich voor het einde van dan wel gedurende de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen, zodra er vanuit de behandelingsinstelling vrijheden worden gegeven en toezicht kan worden uitgevoerd. Hierna moet veroordeelde zich zo frequent en zo lang blijven melden als de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd maximaal 12 maanden zal laten opnemen in een nog door het NIFP-IFZ door indicatiestelling aan te wijzen instelling, waarbij veroordeelde in die instelling zal blijven zolang de (geneesheer-) directeur van die instelling dat nodig oordeelt en waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en ten behoeve van de naleving van dit verbod aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek meewerkt.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever f1], wonende te [woonplaats] af. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de veroordeelde in verband met deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 3)
Verklaart de benadeelde partij [aangever f3], wonende te [woonplaats], in de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (ad informandum feit 4)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever a.i. f4], wonende te [woonplaats] af. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de veroordeelde in verband met deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (ad informandum feit 10)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever a.i. f10], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 538,73 (zegge vijfhonderd achtendertig euro en drieënzeventig eurocent). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 538,73 ten behoeve van de benadeelde partij [aangever a.i. f10], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 538,73 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (ad informandum feit 11)
Verklaart de benadeelde partij [aangever a.i. f11], wonende te [woonplaats], in de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (ad informandum feit 12)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever a.i. f12], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.120,60 (zegge: elfhonderd twintig euro en zestig eurocent). Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.120,60 ten behoeve van de benadeelde partij [aangever a.i. f12], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.120,60 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (ad informandum feit 14)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever a.i. f14], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 1.137,71 (zegge elfhonderd zevenendertig euro en éénenzeventig eurocent). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.137,71 ten behoeve van de benadeelde partij [aangever a.i. f14], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 21 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.137,71 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (ad informandum feit 16)
Verklaart de benadeelde partij [aangever a.i. f16], wonende te [woonplaats], in de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (ad informandum feit 17)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever a.i. f17], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 225,00 (zegge: tweehonderd vijfentwintig euro).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 225,00 ten behoeve van de benadeelde partij [aangever a.i. f17], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 225,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (ad informandum feit 18)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever a.i. f18], gevestigd te [plaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 290,79 (zegge tweehonderd negentig euro en negenenzeventig eurocent). Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 290,79 ten behoeve van de benadeelde partij [aangever a.i. f18], gevestigd te [plaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 270,79 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, A.F. Gerding en J.V. Nolta, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 mei 2012.