RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670057-12 (promis)
datum uitspraak: 24 mei 2012
raadsman: mr. O.G. Schuur
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te {geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
10 mei 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
(aangifte 2012009247)
hij op of omstreeks 26 januari 2012, te Meeden, in elk geval in de gemeente
Menterwolde, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de woning [adres aangever f1] heeft weggenomen een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever f1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
(aangifte 2011129129)
hij op of omstreeks 26 december 2011, te Oude Pekela, in elk geval in de
gemeente Pekela, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de [adres aangever f2] staande woning heeft weggenomen twee, althans een of meer, televisietoestellen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever f2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
(aangifte 2012008269)
hij op of omstreeks 23 januari 2012, te Veendam, in elk geval in de gemeente
Veendam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de woning [adres aangever f3] heeft weggenomen een flatscreen en/of een usb-stick, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever f3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De bekennende verklaring door verdachte ter zitting van 10 mei 2012 afgelegd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde.
Een proces-verbaal d.d. 26 januari 2012, opgenomen op pagina 188 e.v. van dossier nr. PL01PD 2012024070 d.d. 20 maart 2012, inhoudende de aangifte van [aangever f1].
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Een proces-verbaal aangifte d.d. 26 december 2011, opgenomen op pagina 234 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever f2].
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 januari 2012, opgenomen op pagina 252 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever f3].
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 26 januari 2012, te Meeden, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit de woning [adres aangever f1] heeft weggenomen een laptop, toebehorende aan [aangever f1], waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
2.
hij op 26 december 2011, te Oude Pekela, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een aan de [adres aangever f2] staande woning heeft weggenomen twee televisietoestellen, toebehorende aan [aangever f2], waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
3.
hij op 23 januari 2012, te Veendam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit de woning [adres aangever f3] heeft weggenomen een flatscreen en een usb-stick, toebehorende aan [aangever f3], waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1 Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
2 Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
3 Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezenverklaarde feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar, nu ten opzichte van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, waarbij als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht wordt opgelegd, almede de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd in het reclasseringsrapport d.d. 7 mei 2012. De officier van justitie heeft in de eis rekening gehouden met de drie ad informandum gevoegde feiten.
Namens verdachte is betoogd de eis van de officier van justitie te matigen en bij de bepaling van de hoogte van de straf meer rekening te houden met de persoonsproblematiek van verdachte. De raadsman heeft daarbij nog betoogd dat er geen behandelverplichting mag worden opgelegd zolang er geen onderzoek door een gedragsdeskundige is gedaan. Het door de reclassering genoemde causale verband tussen de strafbare feiten en de trekken van een ontwikkelingsstoornis bij verdachte is onvoldoende om een behandelverplichting te rechtvaardigen.
Met betrekking tot de drie ad informandum gevoegde feiten heeft de raadsman betoogd dat deze kunnen worden meegenomen, maar dat meer dan uit de eis van de officier van justitie blijkt, rekening gehouden dient te worden met afnemend strafnut.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vier woninginbraken en twee inbraken in bedrijfspanden.
Verdachte heeft, samen met zijn medeverdachte gehandeld vanuit het streven naar persoonlijk financieel gewin en heeft weinig respect voor de eigendomsrechten van een ander getoond. Bovendien hebben de verdachten grote schade aangericht bij de woningen doordat zij telkens de voordeur eruit hebben getrapt om de woningen binnen te kunnen komen. De aangevers zullen de nodige kosten hebben moeten maken om de ontstane braakschade te repareren. Verdachte en zijn medeverdachte hebben, naast materiële schade en overlast, ook gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving veroorzaakt. Inbraken zijn kwalijke en vervelende feiten. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte één keer eerder is veroordeeld voor een vermogensdelict.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de drie ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
Uit het advies van de Reclassering Nederland (hierna: Reclassering) d.d. 7 mei 2012 blijkt dat verdachte door zijn IQ van 85 en een ontwikkelingsstoornis gemakkelijk beïnvloedbaar is. Vermoedelijk is er de afgelopen jaren toezicht en hulpverlening ingezet die zijn vermogens te boven gingen. Een solide woonplek met voldoende en deskundige begeleiding zal verdachte een meer voldoening gevende levensstijl bieden en het risico op strafbare feiten doen afnemen. Het recidiverisico wordt ingeschat op hooggemiddeld. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf en eventueel een werkstraf op te leggen. Daarbij worden een meldingsgebod, behandelverplichting en opname in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang als bijzondere voorwaarden geadviseerd.
De rechtbank is op grond van de ernst van de onderhavige bewezenverklaarde feiten van oordeel dat een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank zal deels een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, om het geadviseerde reclasseringstoezicht mogelijk te maken en om als stok achter de deur verdachte in de toekomst ervan te weerhouden nieuwe strafbare feiten te plegen. Daarbij zal de rechtbank ook bijzondere voorwaarden opleggen.
De rechtbank deelt de stelling van de raadsman dat geen behandelverplichting mag worden opgelegd zolang er geen onderzoek is gedaan door een gedragskundige niet.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangever f1], wonende te [woonplaats] (feit 1). De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. Ter zitting heeft de benadeelde partij gemeld dat alle gevorderde schade door de verzekering is vergoed.
Tevens heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd [aangever a.i. f3], wonende te [woonplaats] (ad informandum feit 3). De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. Ter zitting heeft de benadeelde partij gemeld dat alle gevorderde schade door de verzekering is vergoed.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard zullen worden aangezien ter zitting is gemeld dat alle schade door de verzekering is vergoed.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vorderingen van de benadeelde partijen afgewezen dienen te worden. De zaak is voor justitie geëindigd, nu de schade door de verzekering is vergoed.
De rechtbank is van oordeel dat, nu de gevorderde schade in beide gevallen door de verzekering is vergoed, de vorderingen van de hiervoor genoemde benadeelde partijen dient te worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat
- de veroordeelde zich voor het einde van dan wel gedurende de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich binnen twee werkdagen na het einde van de detentie bij de Reclassering Nederland meldt en zich gedurende door de Reclassering Nederland te bepalen periode blijft melden zo frequent als deze organisatie dat nodig acht;
- dat veroordeelde zich zal laten behandelen bij de AFP of een vergelijkbare instelling;
- dat veroordeelde zal verblijven in de nog te bepalen begeleid wonen setting en zich daar aan het, in overleg met de reclassering te bepalen, (dag-)programma zal houden.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever f1], wonende te [woonplaats] af. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de veroordeelde in verband met deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij (ad informandum feit 3)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever a.i. f3], wonende te [woonplaats] af. Veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de veroordeelde in verband met deze vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, A.F. Gerding en J.V. Nolta, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 mei 2012.