ECLI:NL:RBGRO:2012:BX1770

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
24 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-670072-12
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Kiezebrink
  • A. Gerding
  • J. Nolta
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes tijdens confrontatie na relatiebreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 24 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die zijn ex-vriendin's nieuwe vriend met een mes heeft gestoken. De verdachte, die op 4 februari 2012 in de gemeente Stadskanaal het voornemen had om de aangever van het leven te beroven, heeft deze met een mes in de linkerzij gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, mede door psychische problemen en alcoholgebruik. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met de verplichting tot behandeling binnen de forensische zorg of reguliere GGZ na het uitzitten van het onvoorwaardelijke deel van de straf. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van voorbedachte rade, maar dat de verdachte welbewust de kans heeft genomen om de aangever te verwonden. De rechtbank heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest en dat hij spijt heeft betuigd van zijn daden. De uitspraak is conform de eis van het openbaar ministerie.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670072-12
datum uitspraak: 24 mei 2012
op tegenspraak
raadsman: mr. Kappelhof
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op datum],
wonende te [plaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, Ter Apelervenen 10, Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 februari 2012, in de gemeente Stadskanaal,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
al dan niet met voorbedachten rade een persoon, genaamd [aangever], van het
leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg, die [aangever] met een mes, althans met een scherp en/of puntig
voorwerp, in de linkerzij, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of
geprikt, althans geraakt/getroffen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 4 februari 2012, in de gemeente [plaats],
aan een persoon (te weten [aangever]), opzettelijk en al dan niet met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (een
steekwond in de linker flank en/of een bloeding bij de linker nier), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de
linkerzij, althans in het lichaam, te steken en/of te prikken, althans te
raken/treffen;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 4 februari 2012, in de gemeente [plaats],
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en
al dan niet met voorbedachten rade een persoon, genaamd [aangever], zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad
en rustig overleg, die [aangever] met een mes, althans met een scherp en/of
puntig voorwerp, in de linkerzij, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of
geprikt, althans geraakt/getroffen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 4 februari 2012, in de gemeente [plaats],
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade mishandelend, een persoon,
genaamd [aangever], opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg, met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de
linkerzij, althans in het lichaam, heeft gestoken en/of geprikt, althans
geraakt/getroffen, tengevolge waarvan die [aangever] enig lichamelijk
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden, met dien verstande dat van de ten laste gelegde voorbedachte raad moet worden vrijgesproken.
Standpunt van de verdediging
Van het primair en het subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft geen opzet gehad op zwaar lichamelijk letsel, laat staan op de dood van aangever.
Dat verdachte thuis een mes heeft opgehaald, en dat aangever door dat mes gewond is geraakt en pijn heeft ondervonden wordt niet betwist. Verdachte heeft aangever kennelijk in de worsteling met het mes geraakt. Het meer subsidiair ten laste gelegde kan daarom worden bewezen, met uitzondering van de voorbedachte raad. Verdachte heeft namelijk gehandeld in een opwelling, ontstaan nadat hij door aangever in het gezicht was getrapt.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, zakelijk weergegeven
Ik ben op vrijdagavond, 3 februari 2012 omstreeks 24.00 uur naar discotheek Fox gegaan. Ik heb bier met Red Bull gedronken. Ik heb ongeveer 15 tot 20 glazen gedronken. Ik was op een gegeven moment behoorlijk dronken. In de Fox was mijn ex-vriendin [getuige 1] ook aanwezig en tevens was aanwezig de mij bekende [aangever]. In de garderobe zei hij tegen mij dat ik moest oppassen waar ik mee bezig was.
Ik ben weggegaan uit Fox. Onderweg heb ik telefonisch gesproken met [getuige 1]. Ik heb gezegd dat ik met haar wilde praten. Ik wilde verhaal halen voor wat [aangever] tegen mij had gezegd. In huis heb ik een mes gepakt. Ik heb een mes meegenomen om [aangever] bang te maken en omdat ik niet aangevallen wilde worden door [aangever].
Daarmee ben ik naar de [adres en plaats] gegaan. [aangever]deed de deur open.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 7 februari 2012, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever] (p.44), zakelijk weergegeven
Onderweg naar [getuige 1]s huis werd [getuige 1] diverse keren gebeld. Ze vertelde dat het [verdachte] was en dat hij met haar wilde praten. Op een gegeven moment kreeg ik de telefoon van [getuige 1] en hoorde [verdachte] aan. Ik zei toen: “Als je iets wilt moet je nu maar komen, ik sta bij de Praxis, dus kom maar”. Na een tijdje bleek [verdachte] niet te komen dus toen zijn we verder gelopen. Er werd aangebeld. [getuige 1] wilde de deur open doen, maar ik zei tegen haar: "Laat mij dat maar even doen”.
Ik zag dat er iemand voor de deur stond die zijn rechter arm omhoog hield. Ik stond op de eerste trede en heb heel voorzichtig het slot eraf gedaan en toen heb ik de deur langzaam naar me toegehaald. Ik heb toen gelijk weer een stapje terug gedaan, ik stond weer op de eerste trede.
Dus de voordeur ging open en ik zag dat het [verdachte] was. Ik zag dat hij in zijn rechterhand een keukenmes had. Deze hand hield hij boven zijn schouder, ter hoogte van zijn oor. Ik zag dat [verdachte] naar binnen wilde komen. Dit wilde ik voorkomen, omdat de anderen nog boven waren. Ik heb gelijk gereageerd, ik heb mij vast gepakt aan het bovenkozijn en heb [verdachte] naar buiten gewerkt. Dit deed ik door hem met beide benen weg te trappen. Ik heb hem hard weggeduwd met mijn benen, om dus te voorkomen dat hij naar binnen zou komen. Ik zag dat [verdachte] viel, hij viel op de stoep tussen de geparkeerd staande auto's. Ik zag dat hij al heel snel weer opkrabbelde en opnieuw wilde proberen naar binnen te komen. Ik zag dat [verdachte] het mes nog in zijn rechterhand hield. Toen dacht ik: "Jij komt er niet in, wat er ook gebeurt!" We hebben wat gestoeid. Ik zag dat [verdachte] op stond en tijdens het ruziën werd ik in mijn rug, dan wel zij gestoken. Ik heb nog nooit zo'n heftige pijn gevoeld.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 februari 2012, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 1] (p.52 e.v.), zakelijk weergegeven
De relatie tussen [verdachte] en mij is definitief geëindigd op 5 januari 2012. [verdachte] bleef echter mijn leven beheersen. Ik kreeg het idee dat hij een obsessie voor mij had.
Omstreeks 00.15 uur op 04 februari 2012 zijn we naar de Fox gereden. Bij de garderobe ontstond een grimmige sfeer tussen [aangever] en [verdachte]. Ze stonden erg dicht op elkaar en waren schijnbaar beiden ruzie aan het maken. Er was door alle partijen veel drank ingenomen.
De discussie ging buiten nog even verder. [aangever] ging met mij naar huis. Kennelijk werd [verdachte] daar erg door van slag. Hij werd boos op mij. Hij belde tot twee keer toe met mij.
Uiteindelijk heeft [aangever] nog met hem telefonisch gesproken.
Omstreeks 05.40 uur, denk ik, werd er aangebeld bij mij thuis. Ik wist zeker dat het [verdachte] was. [aangever] is toen naar de voordeur gegaan. Hij wilde niet dat ik deur opendeed. Ik hoorde op een gegeven moment een doffe knal. Ik zag toen dat [verdachte] op de grond lag. Ik zag dat [aangever], die in het deurkozijn hing, met twee gestrekte benen [verdachte] had weggetrapt.
Ik hoorde even later [aangever] zeggen: “Ik ben gestoken".
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 13 februari 2012, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] (p.64 e.v. ), zakelijk weergegeven
Toen we bij [getuige 1] waren ging de deurbel. Op het moment dat [aangever] de voordeur opendeed, heb ik gezien dat [aangever] [verdachte] een trap gaf op de borst of het middel. [verdachte] viel op de grond en stond direct weer op, toen hoorde ik [verdachte] zeggen: "Oh, wacht maar", of woorden van gelijke strekking.
Vrij snel daarna hoorde ik [aangever] roepen: "Hij heeft mij gestoken, hij heeft mij gestoken."
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Op de avond van 3 februari 2012 is verdachte naar discotheek Fox gegaan in de wetenschap dat hij [getuige 1] daar mogelijk zou treffen in het gezelschap van onder anderen aangever [aangever]. Geheel tegen zijn gewoonte heeft hij die avond zodanig veel gedronken dat hij erg dronken werd. In de garderobe heeft er een woordenwisseling tussen verdachte en [aangever] plaatsgevonden.
Verdachte is vervolgens richting zijn huis gelopen en [getuige 1] en [aangever] zijn samen met de getuigen [getuige 2], en [naam en naam] naar de woning van [getuige 1] gelopen. Onderweg vonden er telefoongesprekken plaats tussen verdachte en [getuige 1], waarbij verdachte aan [getuige 1] duidelijk heeft gemaakt een gesprek met haar te willen. [getuige 1] heeft dit geweigerd. Op enig moment heeft [aangever] de telefoon overgenomen van [getuige 1]. [aangever] heeft verdachte vervolgens uitgedaagd om bij de Praxis te komen, kennelijk om daar de ruzie te beslechten.
Verdachte is hierop niet ingegaan, maar heeft in zijn woning een mes opgehaald en is vervolgens – kwaad en dronken - in zijn auto naar de woning van [getuige 1] gereden, om verhaal te halen voor de uitlatingen van [aangever]. Verdachte hield er daarbij rekening mee dat hij [aangever] zelf daar zou treffen. Verdachtes verklaring dat hij het mes achter zijn rug hield op het moment dat [aangever] de deur opende kan de rechtbank niet plaatsen. De rechtbank slaat in dit verband in het bijzonder acht op verdachtes eigen verklaring dat hij het mes onder meer had meegenomen om [aangever] bang te maken en op [aangever]’ verklaring dat hij zag dat verdachte het keukenmes boven zijn schouder hield, ter hoogte van zijn oor.
Verdachte is ten val gekomen ten gevolge van een trap van [aangever] en overeind gekrabbeld. Daarna wilde hij opnieuw de confrontatie aangaan, hetgeen een worsteling tot gevolg heeft gehad.
Verdachte heeft gedurende die worsteling het mes vastgehouden. Aldus heeft hij welbewust de aanmerkelijke kans op de koop toegenomen dat hij [aangever] met het mes zou treffen en zo doende dodelijk zou verwonden.
De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
Van de primair ten laste gelegde voorbedachte raad spreekt de rechtbank vrij, nu er onvoldoende bewijs is dat verdachte na kalm beraad en rustig overleg tot de gewelddadige handeling is gekomen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 4 februari 2012 in de gemeente [plaats],ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd [aangever], van het
leven te beroven, met dat opzet die [aangever] met een mes in de linkerzij heeft getroffen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Poging tot doodslag.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Standpunt van de verdediging
Verdacht heeft uit noodweer gehandeld. De situatie bij de woning moet geheel los gezien worden van hetgeen eraan vooraf ging. Verdachte is getrapt door [aangever] en heeft zich hiertegen mogen verdedigen. Verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Subsidiair er sprake van noodweerexces. Verdachte heeft de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden door een hevige gemoedsbeweging, zoals ook uit de rapportage mag blijken. Hij moet worden ontslagen van rechtsvervolging.
Standpunt van de officier van justitie
Er is geen sprake van een noodweersituatie, derhalve kan ook geen beroep worden gedaan op noodweerexces.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank moet het door verdachte gepleegde geweld worden bezien in het licht van de eerdere gebeurtenissen die nacht.
Verdachte was boos en kwam met een mes in de hand bij de woning van [getuige 1] en wilde haar spreken. Om te voorkomen dat verdachte - kwaad, dronken en bewapend - de woning zou betreden heeft [aangever] geprobeerd verdachte uit te schakelen. De trap die [aangever] uitdeelde is naar het oordeel van de rechtbank een reactie geweest van [aangever] op verdachtes gedrag.
De rechtbank hecht geloof aan de verklaring van [aangever] dat verdachte zich hierdoor niet liet ontmoedigen, maar na te zijn opgekrabbeld opnieuw probeerde de woning te betreden. De rechtbank heeft hierbij tevens gelet op de omstandigheid dat verdachte al eerder duidelijk te kennen had gegeven met [getuige 1] te willen spreken en op het feit dat [getuige 2] verdachte ná de trap van [aangever] heeft horen zeggen: ‘O, wacht maar’.
[aangever] heeft verdachte ervan willen weerhouden in genoemde toestand de woning te betreden, met als resultaat een worsteling. Niet gezegd kan worden dat [aangever] hiermee een wederrechtelijke aanranding van verdachtes lijf heeft gepleegd. Er is derhalve geen sprake geweest van een noodweersituatie die verdachte heeft genoodzaakt tot het gepleegde geweld.
Het ontbreken van een noodweersituatie als hiervoor gemotiveerd staat naar het oordeel van de rechtbank in de weg aan een geslaagd beroep op noodweerexces.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan een deel van 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met bijzondere voorwaarden als door de reclassering geadviseerd in haar rapport van 3 mei 2012.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank het ten laste gelegde bewezen mocht achten, gepleit voor een gevangenisstraf van hooguit de duur van het voorarrest, met eventueel nog een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een geweldsdelict waarbij hij de lichamelijke integriteit van aangever [aangever] heeft geschonden. [aangever] heeft hierdoor pijn ondervonden en letsel opgelopen. Bovendien hebben die gevolgen er toe geleid dat hij enkele weken niet heeft kunnen werken. Bij een ongelukkiger samenloop van omstandigheden had de afloop van de gebeurtenissen zonder meer ernstiger kunnen zijn.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij met medeneming van een groot mes de confrontatie met [aangever] is aangegaan. Hij heeft zich hierbij laten leiden door woede, verdriet en dronkenschap, zoals verdachte ook zelf bij de politie heeft verklaard. Dat het slachtoffer hem op enig moment heeft uitgedaagd tot een confrontatie rechtvaardigt verdachtes gedrag geenszins, maar heeft wel een enigszins matigende invloed op de strafmaat.
Als reactie op dergelijke feiten is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur passend.
De rechtbank houdt er rekening mee dat bij verdachte niet eerder sprake is geweest van gewelddadig gedrag.
Zowel psychiater H. bij de Weg (rapport van 2 mei 2012) als psycholoog Y.H. Bosma (rapport van 23 maart 2012) komt tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met ontwijkende en afhankelijke trekken. Daarbij was er in reactie op de relatiebreuk sprake van psychische problemen die kunnen worden beschreven als een aanpassingsstoornis met een depressieve stemming. De alcohol had een ontremmend effect. Tezamen met de onverwerkte boosheid en woede omtrent miskenning en verlating, recent, maar ook eerder in verdachtes leven, heeft dit geleid tot de verweten gedragingen. Verdachte moet volgens de deskundigen verminderd toerekeningsvatbaar worden verklaard.
De rechtbank neemt dit advies over en stelt vast dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Verdachte heeft verder te kennen gegeven veel spijt te hebben van zijn gedrag.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank tot slot rekening met het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd van na te melden duur.
Naar aanleiding van de genoemde rapportages en het rapport dat de reclassering heeft opgemaakt over verdachte komt de rechtbank voorts tot het oordeel dat verdachte toezicht van de reclassering zal moeten ondergaan, evenals een behandeling. Toezicht en behandeling moeten voorkomen dat verdachtes persoonlijkheidskenmerken en psychische problemen in de toekomst opnieuw voedingsbodem kunnen zijn voor strafbaar gedrag.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, b en c, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 10 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van dan wel gedurende de proeftijd van 2 jaren één of meer voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en,
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich ambulant laat behandelen binnen de forensische zorg of reguliere GGZ, zolang de reclassering dat in overleg met de behandelaar tijdens de proeftijd noodzakelijk acht.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Kiezebrink, voorzitter, Gerding en Nolta, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. de Wind, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 mei 2012.