ECLI:NL:RBGRO:2012:BX3454

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
2 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-670218-12
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door drugsverslaafde verdachte gericht op kwetsbare ouderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 2 augustus 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen, specifiek tasjesroven, gericht op oudere en kwetsbare slachtoffers. De verdachte, geboren in 1983 en met een geschiedenis van drugsverslaving, heeft in de periode van maart tot april 2012 in de gemeenten Haren en Groningen verschillende tassen met inhoud, waaronder geld, weggenomen van oudere vrouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op basis van bekennende verklaringen en aangiften van de slachtoffers wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten, die zijn gekwalificeerd als diefstal volgens artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 22 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden geëist, met een proeftijd van drie jaren. De rechtbank heeft echter besloten om de onvoorwaardelijke gevangenisstraf te beperken tot de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en heeft de voorwaardelijke straf opgelegd met bijzondere voorwaarden, waaronder het voortzetten van behandeling voor zijn verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de achtergrond van de verdachte, waaronder zijn verwaarlozing in de jeugd en de impact van zijn daden op de slachtoffers, die angstig zijn geworden door de diefstallen.

Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte heeft verplicht om schadevergoedingen te betalen aan de slachtoffers. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de diefstallen, toegewezen en de verdachte verplicht om deze bedragen aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van behandeling voor de verdachte, terwijl ook de rechten van de slachtoffers worden erkend.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670218-12 (promis)
datum uitspraak: 2 augustus 2012
op tegenspraak
raadsman: mr. Th. Pluijter
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1983,
thans verblijvende te [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juli 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 maart 2012, in de gemeente Haren,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een tas met inhoud (onder meer geld), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 10 maart 2012, in de gemeente Groningen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een tas met inhoud (onder meer geld), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 19 maart 2012, in de gemeente Groningen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een tas met inhoud (onder meer geld), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 4 april 2012, in de gemeente Haren,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 5 april 2012, in de gemeente Groningen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
een tas met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde op basis van de aangiften en de bekennende verklaring van verdachte wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich met het standpunt van de officier van justitie verenigd.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- een proces-verbaal d.d. 14 maart 2012, opgenomen op pagina 58 e.v. van dossier nr.
PL01KG 2012043792 d.d. 7 mei 2012, inhoudende de verklaring van aangeefster
[benadeelde 1].
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- een proces-verbaal d.d. 13 maart 2012, opgenomen op pagina 63 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangeefster [benadeelde 2].
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- een proces-verbaal d.d. 19 maart 2012, opgenomen op pagina 69 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangeefster [benadeelde 3].
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- een proces-verbaal d.d. 4 april 2012, opgenomen op pagina 84 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangeefster [benadeelde 4].
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- een proces-verbaal d.d. 5 april 2012, opgenomen op pagina 88 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangeefster [benadeelde 5].
Bewezenverklaring
Gelet op voormelde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 3 maart 2012, in de gemeente Haren, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud (onder meer geld), toebehorende aan
[benadeelde 1];
2.
hij op 10 maart 2012, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud (onder meer geld), toebehorende aan
[benadeelde 2];
3.
hij op 19 maart 2012, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud (onder meer geld), toebehorende aan [benadeelde 3];
4.
hij op 4 april 2012, in de gemeente Haren, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [benadeelde 4];
5.
hij op 5 april 2012, in de gemeente Groningen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas met inhoud, toebehorende aan [benadeelde 5].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. diefstal;
2. diefstal;
3. diefstal;
4. diefstal;
5. diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten en de vijf ad informandum gevoegde feiten te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 22 dagen, met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaren. Aan de voorwaardelijke straf dienen de voorwaarden te worden verbonden zoals die zijn opgenomen in het reclasseringsrapport. Tevens heeft de officier van justitie opheffing van de voorlopige hechtenis gevorderd.
De officier van justitie heeft daarbij met name aangevoerd dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een groot aantal diefstallen, feiten die verdachte heeft gepleegd twee dagen nadat hij uit detentie is gekomen. Verdachte heeft daarbij geen geweld gebruikt, maar is in enkele gevallen vrij brutaal te werk gegaan. Als slachtoffer koos hij vooral oudere vrouwen. Gelet op de hoeveelheid feiten zou een langdurige detentie op zijn plaats zijn, maar dit zou de hulpverlening doorkruisen. Gelet op de problematiek van verdachte heeft de officier van justitie een proeftijd van drie jaren gevorderd.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft verzocht de officier van justitie in zijn vordering te volgen. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte sinds twee maanden in het IMC verblijft en dat een langere detentie contraproductief zal zijn. Verdachte heeft vooral hulp nodig. De reclassering heeft hiertoe een plan van aanpak opgesteld, waaraan verdachte wil meewerken. Verdachte realiseert zich nu wat hij zijn slachtoffers heeft aangedaan en heeft zijn excuses aangeboden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tiental diefstallen (waarvan er vijf ad informandum op de dagvaarding zijn vermeld). Daarbij gaat het voornamelijk om tasjesroven. Als slachtoffers koos verdachte kennelijk doelbewust oudere personen uit. De tasjes werden door verdachte uit fietstassen, fietsmandjes en auto’s weggenomen. Verdachte heeft daarbij geen geweld gebruikt.
Tasjesroven zijn ernstige feiten. Door aldus te handelen heeft verdachte bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft zich slechts laten leiden door zijn eigen financiële gewin en zich geen moment bekommerd om de gevolgen van deze delicten voor de vrouwen die hij beroofd heeft. Zo vermelden slachtoffers in de vorderingen die zij als benadeelde partij hebben ingediend dat ze angstig zijn geworden om de straat op te gaan.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats zou zijn.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, ook ter zake diefstal.
De rechtbank neemt echter ook in aanmerking dat uit het reclasseringsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) d.d. 18 juli 2012 naar voren komt dat verdachte in zijn jonge jaren affectief en pedagogisch verwaarloosd is, wat mogelijk gedragsproblematiek tot gevolg heeft gehad. De strafbare feiten heeft verdachte gepleegd om het gebruik van met name heroïne te bekostigen. De reclassering is van mening dat, als verdachte drugs blijft gebruiken, het recidiverisico hoog wordt geacht. Verder blijkt uit voornoemd reclasserings-rapport dat verdachte op 15 mei 2012 uit de preventieve hechtenis is geschorst om een opname in het Intramuraal Motivatie Centrum (IMC) te Eelde mogelijk te maken. Verdachte verblijft daar nog steeds en daar vindt diagnostiek en behandeling plaats. Vanuit het IMC kan verdachte aansluitend worden toegeleid naar een begeleid woon-/werktraject en een 3-daagse deeltijdbehandeling bij de verslavingszorg.
Het ingeslagen traject bij de verslavingszorg moet naar het oordeel van de rechtbank thans niet worden onderbroken door het ondergaan van een gevangenisstraf. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen voor de duur van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank een voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen, enerzijds om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen, anderzijds om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden zoals die zijn geadviseerd door VNN.
De rechtbank ziet geen aanleiding voor het opleggen van een proeftijd van drie jaren, zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Vorderingen van de benadeelde partijen
(feit 4)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde 4], wonende te [woonplaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert € 272,49 aan materiële schade.
(ad informandum feit 2)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde 6], wonende te [woonplaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert € 381,60 aan materiële schade en € 285,00 aan immateriële schade, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens heeft zich met betrekking tot dit feit in het strafproces gevoegd [benadeelde 7], wonende te [woonplaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert € 40,00 aan materiële schade.
(ad informandum feit 3)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde 8], wonende te [woonplaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert € 180,70 aan materiële schade.
(ad informandum feit 5)
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde 9], wonende te [woonplaats]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert € 47,50 aan materiële schade en € 285,00 aan immateriële schade, beide bedragen vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle vorderingen zullen worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen kunnen worden toegewezen.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij [benadeelde 4] als gevolg van het onder 4 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van € 272,49 zal worden toegewezen.
Tevens is naar het oordeel van de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partijen [benadeelde 6], [benadeelde 7], [benadeelde 8] en [benadeelde 9] als gevolg van de op de dagvaarding gevoegde feiten 2, 3 en 5 rechtstreeks schade hebben geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vorderingen van respectievelijk € 666,60 (met wettelijke rente), € 40,00, € 180,70 en
€ 332,50 (met wettelijke rente) zullen worden toegewezen.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemde geldbedragen ten behoeve van de benadeelde partijen aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 202 (tweehonderd twee) dagen.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 180 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren een of meer van de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van
een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op
de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van
het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- De veroordeelde moet zich binnen twee werkdagen na ontslag uit een verslavingskliniek
melden bij de afdeling Reclassering van de VNN, Canadalaan 1 te Groningen (telefoon:
050-5225700). Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering
dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht.
- De veroordeelde moet op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling de
diagnostiek en behandeling voortzetten op het IMC te Eelde, of een soortgelijke intramurale
instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij hij zich zal houden aan de
aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)
directeur van die instelling zullen worden gegeven. Daarnaast moet hij zijn medewerking
verlenen aan de door het IMC geïndiceerde vervolgbehandeling. Het verblijf in het IMC zal
maximaal zes maanden duren.
- De veroordeelde dient zich, na diagnostiek en behandeling in het IMC, gedurende de
proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, te laten behandelen voor zijn
middelenmisbruik en mogelijke psychische problematiek bij een begeleid woon/werktraject
van de verslavingszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling
van de reclassering waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem
in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden
gegeven. Tevens moet de veroordeelde, na diagnostiek en behandeling in het IMC,
gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig acht, een driedaagse
deeltijdbehandeling volgen bij de verslavingszorg.
Geeft de reclassering van Verslavingszorg Noord Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
(feit 4)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 4], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 272,49 (zegge: tweehonderd tweeënzeventig euro en negenenveertig cent).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 272,49 (zegge: tweehonderd tweeënzeventig euro en negenenveertig cent) ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 4], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 5 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
(ad informandum feit 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 666,60 (zegge: zeshonderd zesenzestig euro en zestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 maart 2012.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 666,60 (zegge: zeshonderd zesenzestig euro en zestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
17 maart 2012, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 6], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 13 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 40,00 (zegge: veertig euro).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 40,00 (zegge: veertig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 7], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
(ad informandum feit 3)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 8], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 180,70 (zegge: eenhonderd tachtig euro en zeventig cent).
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 180,70 (zegge: eenhonderd tachtig euro en zeventig cent) ten behoeve van de benadeelde partij
[benadeelde 8], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
(ad informandum feit 5)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 332,50 (zegge: driehonderd tweeëndertig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 april 2012.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 332,50 (zegge: driehonderd tweeëndertig euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
7 april 2012, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 9], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen ten behoeve van de benadeelde partijen, dan vervalt de verplichting om deze bedragen aan de benadeelde partijen te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vorderingen van de benadeelde partijen betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van voormelde bedragen aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. J.V. Nolta, voorzitter, L.M.E. Kiezebrink en P.J. van Steen, rechters, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2012.