ECLI:NL:RBGRO:2012:BX3459

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
2 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/630436-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en oplichting door valse investeringsbelangen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 2 augustus 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering en oplichting. De verdachte heeft in de periode van juni 2007 tot en met mei 2011 een bedrag van 100.000 euro, toebehorende aan twee benadeelden, verduisterd. Dit bedrag was door de benadeelden overgemaakt naar een Zwitserse bankrekening op advies van de verdachte, die hen een gegarandeerd rendement van 2% per maand had voorgespiegeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het geld niet heeft geïnvesteerd zoals beloofd en het bedrag wederrechtelijk heeft toegeëigend.

Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door valse documenten op te stellen en te gebruiken, waaronder een vervalst 'Statement of Account' en een vals kredietovereenkomst. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de financiële schade die de benadeelden hebben geleden. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor de geleden schade door de oplichting en verduistering. De verdachte is verplicht om een aanzienlijk bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van de benadeelde partijen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/630436-09 (Promis)
datum uitspraak: 2 augustus 2012
op tegenspraak
raadsman: mr. P.Th. van Jaarsveld
VONNIS
van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [[geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
12 mei 2011 en 19 juli 2012.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is, na wijziging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in de gemeente Stadskanaal, althans in Nederland, in of omstreeks de periode van juni 2007 tot en met mei 2011, opzettelijk een bedrag van 100.000 euro, in elk geval een groot geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2],
in elk geval aan anderen of een ander dan aan verdachte, welk geldbedrag van 100.000 euro namelijk door die [benadeelde 1] en/of die [benadeelde 2], nadat hij, verdachte, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2],had geadviseerd het geldbedrag over te maken naar een Zwitserse bankrekening en die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2],een gegarandeerd rendement van 2% per maand, in ieder geval een aanmerkelijk rendement, had voorgespiegeld, op aangeven van verdachte op 21 augustus 2006 in twee gedeelten van elk 50.000 euro naar een rekening van zekere [de heer X] in Zwitserland was/waren overgeboekt en welk bedrag van 100.000 euro in het tweede halfjaar van 2007, tezamen met een geldbedrag van 25.000 euro, in totaal dus 125.000 euro, op zijn verzoek, in verband met echtscheidingsperikelen, althans persoonlijke omstandigheden, van die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2],, door zekere [de heer Y] -namens die [de heer X]- in een of meer gedeelten, aan hem was overhandigd en/of teruggebetaald en welk geldbedrag van 100.000 euro verdachte toen -alzo- anders dan door misdrijf, in ieder geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in de gemeente(n) Stadskanaal en/of Assen, althans in Nederland, in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 21 september 2006, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een persoon, genaamd [benadeelde 3], heeft bewogen tot de afgifte van 75.000 euro, (pag. 167) in elk geval een aanmerkelijk geldbedrag, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [benadeelde 3] geadviseerd om genoemd geldbedrag te beleggen in Zwitserland bij een door verdachte te openen subaccount van [adviesgroep], althans een rekening bij de [bank] te Zürich en/of die [benadeelde 3] daarbij voorgespiegeld en/of dit (ook) schriftelijk, namelijk door middel van
een overeenkomst (pag. 161) bevestigd, dat die [benadeelde 3] een jaarlijks rendement van 8% zou ontvangen en/of dat jaarlijks een bedrag van 18.000 euro ter beschikking van die [benadeelde 3] zou komen, althans dat verdachte, althans verdachtes eenmanszaak, die [bank] jaarlijks zou verzoeken een bedrag van 18.000 euro vrij te maken, althans uit te boeken, ten gunste van die [benadeelde 3], waardoor die [benadeelde 3], zijn, verdachtes, mededelingen voor waar houdende, werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in de gemeente Stadskanaal, althans in Nederland, in of omstreeks de periode van 1 juli 2006 tot en met 21 september 2006, opzettelijk een geldbedrag van 75.000 euro, althans een aanmerkelijk geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan een persoon, genaamd
[benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geldbedrag die [benadeelde 3], overeenkomstig een door verdachte met die [benadeelde 3]gemaakte afspraak en/of een daarop volgende schriftelijke overeenkomst (pag. 161), aan verdachte ter beschikking had gesteld om het als belegging op een subaccount van [adviesgroep] bij [bank] in Zurich, in ieder geval op een Zwitserse bankrekening, te storten,
welk geldbedrag verdachte alzo anders dan door misdrijf, in ieder geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, namelijk dat geldbedrag, nadat het door die [benadeelde 3] op 28 juli 2006 op de door verdachte aangegeven bankrekening ten name van [de heer Z] op 28 juli 2006 (pag.167) was gestort en op genoemde rekening op 28 juli 2006 was binnengekomen (pag.555), in gedeelten heeft doorgestort naar verdachtes privé-rekening, althans een andere rekening van verdachte, te weten op 28 juli 2006 een bedrag van 25.000 euro en/of op 18 augustus 2006 een bedrag van 26.000 euro en/of op 19 september 2006 een bedrag van 16.000 euro en/of op 21 september 2006 (een) bedrag(en) van 3.000 euro euro en/of
5.000 euro (pag. 555 en 556);
3.
hij in de gemeente(n) Stadskanaal en/of elders in Nederland, op of omstreeks 25, 26 of 27 augustus 2009 een overeenkomst betreffende een doorlopend krediet, ten bedrage van 32.500 euro tussen [naam B.V.], gevestigd te Amsterdam, als kredietgever en de heer D. Koster en mevrouw W. Smit, Stationsstraat 3a, 9581 AX Musselkanaal, als kredietnemers (pag.090) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of doen opmaken, immers heeft verdachte valselijk genoemde overeenkomst opgemaakt, althans door de Interbank te Amsterdam doen of laten opmaken en/of op die overeenkomst valselijk de handtekeningen geplaatst, welke voor de handtekeningen van genoemde [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5], moest(en) doorgaan, in ieder geval een of meer valse handtekeningen, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
4.
hij in de gemeente Stadskanaal, althans in Nederland, in maart 2009, althans in of omstreeks de periode van 24 maart 2009 tot en met 9 september 2009, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, een persoon, genaamd [benadeelden 6], heeft bewogen tot de afgifte van 7.690 euro (pag.148), in elk geval van enig geldbedrag, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [benadeelden 6]meegedeeld,
- dat hij een bedrag moest aflossen bij de Belastingdienst en/of
- dat hij wel geld (daarvoor) had, maar dat dat geld op een rekening stond, waar hij niet bij kon komen en/of
- dat hij een boete zou moeten betalen als hij desondanks de rekening zou openbreken en/of
- dat zijn vader met vakantie was, anders zou deze hem financieel bijstaan en/of daarom die [benadeelden 6] verzocht
- om een lening aan te gaan voor een bedrag van 7.690 euro en/of dat geld aan hem, verdachte, te lenen of ter beschikking te stellen, waarvoor hij de vereiste formulieren al had ingevuld, waarop alleen nog de handtekening(en) van die [benadeelden 6]ontbraken en/of die [beandeelden 6] toegezegd,
- dat hij, verdachte, het geld na twee weken zou terugstorten, inclusief de verschuldigde rente, waardoor die [benadeelden 6], zijn mededelingen voor waar
houdende, werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
5.
hij in de gemeente(n) Vlagtwedde en/of Stadskanaal, althans in Nederland, in of omstreeks de periode van 18 juni 2009 t/m 24 juli 2009, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, een of meer personen, genaamd [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8], heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 750 euro en/of een geldbedrag van 40.900 euro, in elk geval van (telkens) enig geldbedrag, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid nadat die [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] hem, verdachte, had(den) verzocht
om een nieuwe hypotheek voor hun/zijn woning [te adres] te regelen en/of een hypotheekaanvraag te verzorgen, die [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8]meegedeeld dat hij, verdachte, de benodigde formulieren zou verzorgen en/of de benodigde zaken zou regelen, maar dat hij daarvoor een bedrag van 750 euro nodig had, waarna hij, verdachte, vervolgens na verloop van een of meer weken, althans enige tijd, die [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8]een aantal formulieren ter ondertekening heeft voorgelegd, welke volgens verdachte betrekking hadden op die hypotheekaanvraag, terwijl daarbij in werkelijkheid, buiten medeweten van die [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8], ook (een) formulier(en), betrekking hebbende op het aanvragen van een doorlopend krediet, althans een lening, van
44.982 euro bij de [bank] te Amsterdam (pag.179) waren gevoegd en toen deze aanvraag voor een doorlopend krediet, althans die lening, was goedgekeurd en een bedrag van 40.900 op de rekening van die [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8]was gestort (pag.180) en deze(n) daarover met verdachte contact had(den) opgenomen, die [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] meegedeeld dat dit een fout(je) van de bank was en deze storting te maken had met de aanvraag voor de nieuwe hypotheek en dat het bedrag terstond op de bankrekening van verdachte moest worden overgemaakt, waardoor die [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8], verdachtes mededelingen voor waar houdende, werd(en) bewogen tot de afgifte van (respectievelijk) 750 euro (pag.181) en/of 40.900 euro (pag.180);
6.
hij in de gemeente Stadskanaal, in of omstreeks februari 2008, althans in 2008,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals(e) of vervalst(e) STATEMENT OF
ACCOUNT van de Credit Suisse, gedateerd 01 febr. 2008, gesteld ten name van [benadeelde 2]/of [beandeelde 1], te [adres], The Netherlands, waaruit bleek of zou moeten blijken, dat op 1 februari 2008 op of via het account number 28015-266884-00 een bedrag van 125.000 euro was gestort of stond (pag.069), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen,
als ware dat geschrift echt en onvervalst en/of opzettelijk dat vals(e) of vervalst(e) STATEMENT OF ACCOUNT van de [bank] heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat geschrift bestemd
was voor zodanig gebruik,
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat op een formulier STATEMENT OF ACCOUNT was geadresseerd aan een ander of anderen dan na te noemen [benadeelde 2] en/of [beandeelde 1] en/of onder [bedrijfsnaam] was voorzien van een of meer omschrijvingen en onder DEPOSIT en BALANCE was voorzien van een of meer geldbedragen op een of meer data (pag.875C),
het daarop voorkomende logo was afgedekt en/of vervangen door het (valse) logo en/of de naam van de begunstigde(n) en/of de adressering afgedekt en vervangen door [benadeelde 2], [benadeelde 1], [adres] en/of de data/datum waren/was afgedekt en vervangen door 01 febr 2008 en/of O1FEB en/of de daarop onder [bedrijfsnaam] voorkomende omschrijving(en) waren/was
afgedekt en/of vervangen door Cash Desposit en/of de/het daarop onder DEPOSIT en BALANCE voorkomende geldbedrag(en) waren/was afgedekt en/of vervangen door
125,000.00,
en bestaande dat opzettelijk gebruikmaken en/of het opzettelijk voorhanden hebben en/of afleveren (voor zodanig gebruik) hierin dat verdachte dat valse of vervalste formulier 'STATEMENT OF ACCOUNT' aan genoemde [benadeelde 2], [benadeelde 1] heeft doen toekomen als bewijs dat het door hen/hem/haar ingelegde geldbedrag van 100.000,=, al dan niet vermeerderd met rente, op die/een rekening bij [bank] in Zwitserland was gestort;
7.
hij in de gemeente Stadskanaal, in of omstreeks augustus 2009, een uitdraai van een excelbestand, waarop vermeld stonden diverse boekingen van en op zijn bankrekening, rekeningnummer [….],(pag.138) welk rekeningnummer in genoemd excelbestand was aangeduid als [nummer], in de periode van 20 juli 2009 tot en met 14 augustus 2009,
zijnde die uitdraai van dat excelbestand een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk in of op genoemd excelbestand, althans op de uitdraai van genoemd excelbestand, een betaling van 35.000 euro op 27 juli 2009 van genoemde bankrekening naar rekeningnummer [….] van de [bank] te Amsterdam, onder vermelding 'AFLOSSING [naam] kredietnummer' [….], ingebracht of aangebracht, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en
onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in de gemeente Stadskanaal, in of omstreeks augustus 2009, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals of vervalste uitdraai van een excelbestand, waarop vermeld stonden diverse boekingen van en op verdachtes bankrekening, rekeningnummer [….], (pag.138) welk rekeningnummer in genoemd excelbestand was aangeduid als [nummer],
in de periode van 20 juli 2009 tot en met 14 augustus 2009, zijnde die uitdraai van dat excelbestand een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst en/of die valse of vervalste uitdraai van dat excelbestand
opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of
redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat geschrift bestemd was voor zodanig gebruik,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat valselijk in of op genoemd excelbestand een betaling van 35.000 euro op 27 juli 2009 van genoemde bankrekening naar rekeningnummer [….] van de [bank] te Amsterdam, onder vermelding 'AFLOSSING [naam] kredietnummer [….]', was ingebracht of aangebracht, waarna genoemd excelbestand was uitgedraaid, althans was genoemd excelbestand uitgedraaid, waarna valselijk eerdergenoemde mutaties waren verricht en
bestaande dat gebruikmaken en/of dat voorhanden hebben en/of afleveren (voor zodanig gebruik) hierin dat verdachte genoemde uitdraai aan [benadeelde 9] heeft doen toekomen,
als bewijs dat hij, verdachte, genoemd geldbedrag van 35.000 euro aan die [bank] te Amsterdam had overgemaakt, als aflossing van een krediet van die [benadeelde 9] bij die [bank];
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 subsidiair ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3, 5 en 6 ten laste gelegde geen bewijsverweer gevoerd.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman gepleit voor vrijspraak dan wel voor een bewezenverklaring van een lager bedrag. De herkomst van de geldbedragen die verdachte van [de heer Y] heeft ontvangen is niet duidelijk geworden; het is de vraag of dit deels de inleg van aangevers betreft of dat het rendement is toebehorend aan verdachte.
Bij het onder 2 ten laste gelegde is (slechts) de verduistering te bewijzen en dient verdachte van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde dient verdachte te worden vrijgesproken, nu de oplichtingsmiddelen onvoldoende uit de verf zijn gekomen. Verdachte was immers van plan het geld terug te betalen. Verdachte ontkent dat hij tegen aangevers heeft gezegd dat hij een boete zou moeten betalen als hij zijn bankrekening zou openbreken.
Van het onder 7 ten laste gelegde is de verduistering te bewijzen; verdachte dient van het onder 7 primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daarbij opgemerkt dat de vervalsing niet de uitdraai van het excelbestand betreft, maar het excelbestand zelf.
Beoordeling
Vrijspraak
De rechtbank acht het onder 2 primair en 7 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde dat zij
- anders dan de officier van justitie - niet bewezen acht dat verdachte door het aanwenden van een of meer oplichtingsmiddelen aangeefster tot afgifte van geld heeft bewogen.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het overige ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 25 maart 2009, opgenomen op pagina 51 van dossier nummer 01MORO9009, d.d. 23 februari 2010, van de Regiopolitie Groningen, inhoudende de verklaring van [benadeelde 1], mede namens [benadeelde 2], zakelijk weergegeven:
[verdachte] heeft mijn ex-man en mij in de zomer van 2006, ik was toen nog met voornoemde [benadeelde 2] getrouwd, bewogen om een bedrag van 100.000 euro over te maken op een buitenlandse bankrekening. Wij zouden gegarandeerd 2% rente per maand krijgen en het geld zou 1 jaar vast staan. [verdachte] zou alles regelen.
Wij hebben dat geld op 21 augustus 2006 in 2 bedragen van 50.000 euro overgemaakt op een door[verdachte] opgegeven bankrekening bij [bank] Zurich op naam van [de heer X/verdachte]. Het geld zou een jaar later vrijkomen en inclusief de rente, weer op onze rekening gestort worden.
[verdachte] heeft het toen echter, volgens eigen zeggen via een bankier [de heer X], overgeboekt op een rekening bij [bank]. Ook daar zouden we weer 2% rente per maand krijgen. (…) wel moesten we zelfs een bedrag van 4687,50 euro aan[verdachte] betalen om ons geld over te kunnen boeken naar [bank].
Het geld zou op 1 november 2008 vrijkomen en naar onze rekening overgemaakt worden. Dat is niet gebeurd. Volgens[verdachte] zou het geld (…) op 1 maart 2009 vrijkomen en naar ons overgemaakt worden. Ook dat gebeurde niet.
Inmiddels zijn we er achter gekomen dat het bewijs dat het geld op een rekening op onze naam bij [bank] staat, vals is en dat er bij [bank] helemaal geen rekening op onze naam bekend is.
Een proces-verbaal van verhoor d.d. 8 september 2011 bij de rechter-commissaris in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van [de heer Y], zakelijk weergegeven:
[verdachte] vroeg aan mij of ik ervoor kon zorgen dat hij gelden aan zijn cliënten kon betalen.[verdachte] heeft van mij € 125.000,- in drie termijnen ontvangen. Ik heb[verdachte] dat geld geleend.
Processen-verbaal van verhoor d.d. 17 april 2012 bij de rechter-commissaris in Zwitserland, inhoudende de verklaring van [de heer X], zakelijk weergegeven:
[verdachte] wist dat het geld niet geïnvesteerd was. (verhoor van 9.05 uur, p. 16)
[de heer Y] heeft met[verdachte] afgesproken dat ik het geld contant aan [de heer Y] kon terugbetalen.
[verdachte] heeft voor teruggave van het geld getekend, in aanwezigheid van mij en [de heer Y]. (verhoor van 14.11 uur, p. 13)
[de heer Y] heeft die € 125.000,- aan [verdachte] gegeven. (verhoor van 14.11 uur, p. 15)
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 juli 2012, zakelijk weergegeven:
Ik heb inderdaad een bedrag van € 100.000,- van aangevers en een bedrag van € 25.000,- aan [de heer X] overgeboekt om te laten investeren. Ik heb aangevers verteld dat zij van hun inleg 2 % rendement per maand zouden krijgen uitbetaald. Het klopt dat ik in delen geld van [de heer Y] heb teruggekregen. Het klopt dat ik dat geld niet aan aangevers heb gegeven.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 juli 2012 afgelegd;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 september 2009, opgenomen op pagina 156 en 157 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde 3].
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 juli 2012 afgelegd;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 29 augustus 2009, opgenomen op pagina 79, 81, 83 en 85 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde 4] mede namens [benadeelde 5];
- een schriftelijk stuk, te weten een kredietovereenkomst d.d. 25 augustus 2009, opgenomen op pagina 90 van voornoemd dossier.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 9 september 2009, opgenomen op pagina 141 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelden 6], zakelijk weergegeven:
Wij wonen in Musselkanaal, gemeente Stadskanaal. Eind maart 2009 belde [verdachte] mij op. Hij vroeg of ik hem kon helpen. Hij vertelde mij dat hij een bedrag moest aflossen bij de belastingdienst. Hij had wel geld, maar dat zou staan op een rekening waar hij niet bij kon komen, als hij deze rekening zou "losbreken" dan zou hem dat een boete kosten. Zijn vader was op vakantie anders zou zijn vader hem wel financieel bijstaan. Hij verzocht ons om een lening aan te gaan voor een bedrag van 7690 euro. Hij had alle papieren al klaar, alleen de handtekeningen ontbraken nog. Wij hebben vervolgens deze papieren getekend, en op die manier zijn wij een lening aangegaan van 7690 euro. Dit geld hebben wij vervolgens overgemaakt via internetbankieren aan [verdachte] op rekeningnummer […..] ten name van [verdachte]. De afspraak met[verdachte] was dat hij na twee weken ons dit geld zou terugstorten inclusief de verschuldigde rente. Inmiddels hebben wij het bedrag nog steeds niet terug ontvangen.
Een schriftelijk stuk, te weten een bankafschrift van de rekening van aangevers, opgenomen op pagina 148 van voornoemd dossier,
Hieruit blijkt dat op 27 maart 2009 van de rekening van aangevers een bedrag van
€ 7.690,00 ten gunste van verdachte is afgeschreven.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 19 juli 2012, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik een bedrag van 7690 euro van aangevers heb geleend omdat ik de belastingdienst moest betalen. Ik heb aangevers verteld dat ik geld op een rekening had staan waar ik niet bij kon. Daarbij doelde ik op geld van derden dat ik bij [de heer X] wilde inleggen. Als ik die rekening toch zou openbreken zou ik volgens [de heer X] geen rendement ontvangen. Ik heb aangevers ook verteld dat mijn vader met vakantie was en dat ik hem daarom niet om financiële hulp kon vragen.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 juli 2012 afgelegd;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 23 september 2009, opgenomen op pagina 168, 169 en 171 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde 7], mede namens [benadeelde 8];
- een schriftelijk stuk, te weten een kredietovereenkomst d.d. 21 juli 2009, opgenomen op pagina 179 van voornoemd dossier;
- een schriftelijk stuk, te weten een transactieoverzicht van aangever [benadeelde 7], opgenomen op pagina 180 en 181 van voornoemd dossier.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 juli 2012 afgelegd;
- een schriftelijk stuk, te weten een “statement of account”, d.d. 5 augustus 2005, opgenomen op pagina 875C van voornoemd dossier;
- een schriftelijk stuk, te weten een “statement of account”, d.d. 1 februari 2008, opgenomen op pagina 69 van voornoemd dossier.
Ten aanzien van het onder 7 subsidiair ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 19 juli 2012 afgelegd;
- een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 september 2009, opgenomen op pagina 132 en 134 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [benadeelde 9];
- een schriftelijk stuk, te weten een uitdraai van een excelbestand, opgenomen op pagina 138 van voornoemd dossier.
De rechtbank overweegt op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen en met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij dacht dat het te investeren geld via [de heer X] een rendement van 100 % zou opleveren en dat het geld dat hij van [de heer Y] had ontvangen zijn rendement betrof. De raadsman heeft in het verlengde daarvan aangevoerd dat de herkomst van bedoelde geldbedragen niet duidelijk is geworden. De rechtbank komt echter tot het oordeel dat van de € 125.000,-- die verdachte van [de heer Y] heeft ontvangen, een bedrag van € 100.000,-- de inleg van aangevers betrof. De rechtbank acht de verklaring van verdachte, mede gelet op de bovengenoemde verklaringen van [de heer X] en [de heer Y], ongeloofwaardig en verwerpt het verweer van de raadsman in zoverre. Door het geldbedrag niet aan aangevers terug te geven heeft verdachte zich aan verduistering daarvan schuldig gemaakt.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde is de rechtbank - anders dan de raadsman – van oordeel dat verdachte zich aan oplichting van aangevers heeft schuldig gemaakt. De rechtbank heeft geen reden om aan de verklaring van aangevers te twijfelen, terwijl verdachtes verklaring op cruciale onderdelen ongeloofwaardig is. Zo heeft verdachte erkend dat hij géén (eigen) geld op een rekening in het buitenland had staan. Zijn mededeling tegenover aangever dat dit wél zo was, is in strijd met de waarheid. Datzelfde geldt voor de mededeling jegens aangever dat hij normaal gesproken wel geld van zijn vader zou lenen. Die mededeling is strijdig met verdachtes verklaring dat hij bij zijn vader niet meer kon en wilde aankloppen voor geld, omdat die door verdachtes toedoen al diep in de schulden was geraakt. De rechtbank acht het feit in al zijn onderdelen bewezen. Het verweer van de raadsman dat er onvoldoende sprake is van oplichtingsmiddelen wordt dan ook verworpen.
De rechtbank acht verder ten aanzien van het onder 7 ten laste gelegde de aanduiding “uitdraai”, waarop de raadsman heeft gewezen, geen essentieel bestanddeel van de tenlastelegging zodat verdachte van dat onderdeel zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de gemeente Stadskanaal in de periode van juni 2007 tot en met mei 2011, opzettelijk een bedrag van 100.000 euro, toebehorende aan [benadeelde 1 en benadeelde 2], welk geldbedrag van 100.000 euro namelijk door die [benadeelde 1 en benadeelde 2], nadat hij, verdachte, die [benadeelde 1 en benadeelde 2], had geadviseerd het geldbedrag over te maken naar een Zwitserse bankrekening en die [benadeelde 1 en benadeelde 2], een gegarandeerd rendement van 2% per maand had voorgespiegeld, op aangeven van verdachte op 21 augustus 2006 in twee gedeelten van elk 50.000 euro naar een rekening van zekere [de heer X] in Zwitserland was overgeboekt en welk bedrag van 100.000 euro in het tweede halfjaar van 2007, tezamen met een geldbedrag van 25.000 euro, in totaal dus 125.000 euro, op zijn verzoek, in verband met echtscheidingsperikelen van die [benadeelde 1 en benadeelde 2], , door zekere [de heer Y] -namens die [de heer X] aan hem was overhandigd en terugbetaald en welk geldbedrag van 100.000 euro verdachte toen -alzo- anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
2.
hij in de gemeente Stadskanaal in de periode van 1 juli 2006 tot en met 21 september 2006, opzettelijk een geldbedrag van 75.000 euro, toebehorende aan [benadeelde 3], welk geldbedrag die [benadeelde 3], overeenkomstig een door verdachte met die [benadeelde 3], gemaakte afspraak en/of een daarop volgende schriftelijke overeenkomst aan verdachte ter beschikking had gesteld om het als belegging op een subaccount van[verdachte] [adviesgroep] bij [bank]in Zurich, in ieder geval op een Zwitserse bankrekening, te storten,
welk geldbedrag verdachte alzo anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, namelijk dat geldbedrag, nadat het door die [benadeelde 3], op 28 juli 2006 op de door verdachte aangegeven bankrekening ten name van [de heer Z tav van verdachte]) was gestort en op genoemde rekening op 28 juli 2006 was binnengekomen, in gedeelten heeft doorgestort naar verdachtes privé-rekening, te weten op 28 juli 2006 een bedrag van 25.000 euro en op 18 augustus 2006 een bedrag van 26.000 euro en op 19 september 2006 een bedrag van 16.000 euro en op 21 september 2006 bedragen van 3.000 euro en 5.000 euro.
3.
hij in de gemeente Stadskanaal op 25 augustus 2009, een overeenkomst betreffende een doorlopend krediet, ten bedrage van 32.500 euro tussen [naam] B.V., gevestigd te Amsterdam, als kredietgever en de [benadeelde 4 en 5] [adres], als kredietnemers zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft doen opmaken, immers heeft verdachte valselijk genoemde overeenkomst door de [bank] te Amsterdam laten opmaken en op die overeenkomst valselijk de handtekeningen geplaatst, welke voor de handtekeningen van genoemde [benadeelde 4 en/of 5], moesten doorgaan, zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken.
4.
hij in de gemeente Stadskanaal in maart 2009, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door een samenweefsel van verdichtsels, een persoon, genaamd [benadeelden 6] heeft bewogen tot de afgifte van 7.690 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid die [benadeelden 6] meegedeeld,
- dat hij een bedrag moest aflossen bij de Belastingdienst en
- dat hij wel geld daarvoor had, maar dat dat geld op een rekening stond, waar hij niet bij kon komen en
- dat hij een boete zou moeten betalen als hij desondanks de rekening zou openbreken en
- dat zijn vader met vakantie was, anders zou deze hem financieel bijstaan, en daarom die [benadeelden 6] verzocht
- om een lening aan te gaan voor een bedrag van 7.690 euro en dat geld aan hem, verdachte, te lenen of ter beschikking te stellen, waarvoor hij de vereiste formulieren al had ingevuld, waarop alleen nog de handtekening(en) van die [benadeelden 6] ontbraken en/of [benadeelden 6] toegezegd,
- dat hij, verdachte, het geld na twee weken zou terugstorten, inclusief de verschuldigde rente,
waardoor die [benadeelden 6] , zijn mededelingen voor waar houdende, werden bewogen tot bovenomschreven afgifte.
5.
hij in de gemeente(n) Vlagtwedde en/of Stadskanaal, althans in Nederland, in de periode van 18 juni 2009 t/m 24 juli 2009, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door listige kunstgrepen en een samenweefsel van verdichtsels [benadeelden 7 en/of 8] heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van 750 euro en een geldbedrag van 40.900 euro, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven – listiglijk en in strijd met de waarheid nadat die [benadeelden 7 en/of 8] hem, verdachte, had(den) verzocht om een nieuwe hypotheek voor hun woning [adres] te regelen en een hypotheekaanvraag te verzorgen, die [benadeelden 7 en/of 8] meegedeeld dat hij, verdachte, de benodigde formulieren zou verzorgen en de benodigde zaken zou regelen, maar dat hij daarvoor een bedrag van 750 euro nodig had, waarna hij, verdachte, vervolgens na verloop van een of meer weken die [benadeelden 7 en/of 8] , een aantal formulieren ter ondertekening heeft voorgelegd, welke volgens verdachte betrekking hadden op die hypotheekaanvraag, terwijl daarbij in werkelijkheid, buiten medeweten van die [benadeelden 7 en/of 8] , ook een formulier, betrekking hebbende op het aanvragen van een doorlopend krediet van 44.982 euro bij de [bank] te Amsterdam was gevoegd en toen deze aanvraag voor een doorlopend krediet was goedgekeurd en een bedrag van 40.900 op de rekening van die [benadeelde 7]was gestort en deze daarover met verdachte contact had opgenomen, die [benadeelden 7 en/of 8] meegedeeld dat dit een fout(je) van de bank was en deze storting te maken had met de aanvraag voor de nieuwe hypotheek en dat het bedrag terstond op de bankrekening van verdachte moest worden overgemaakt, waardoor die [benadeelden 7 en/of 8] , verdachtes mededelingen voor waar houdende, werd(en) bewogen tot de afgifte van (respectievelijk) 750 euro en 40.900 euro.
6.
hij in de gemeente Stadskanaal in februari 2008 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste STATEMENT OF ACCOUNT van de [bank], gedateerd 01 febr. 2008, gesteld ten name van [benadeelden 1 en 2], [adres], The Netherlands, waaruit zou moeten blijken, dat op 1 februari 2008 op het account number [….] een bedrag van 125.000 euro was gestort of stond, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst en opzettelijk dat vervalste STATEMENT OF ACCOUNT van de [bank] heeft afgeleverd en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat dat geschrift bestemd was voor zodanig gebruik,
bestaande die vervalsing hierin dat op een formulier STATEMENT OF ACCOUNT , geadresseerd aan een ander dan na te noemen [benadeelden 1 en 2] en onder [bedrijfsnaam] was voorzien van omschrijvingen en onder DEPOSIT en BALANCE was voorzien van geldbedragen op meer data, het daarop voorkomende logo was afgedekt en vervangen door het valse logo [bank] en de naam van de begunstigde en de adressering afgedekt en vervangen door [benadeelden 1 en 2], [adres] en de datum was afgedekt en vervangen door 01 febr 2008 en/of O1FEB en de daarop onder [bedrijfsnaam] voorkomende omschrijvingen waren afgedekt en vervangen door Cash Desposit en de daarop onder DEPOSIT en BALANCE voorkomende geldbedragen waren afgedekt en vervangen door 125,000.00,
en bestaande dat opzettelijk gebruikmaken en het opzettelijk voorhanden hebben en afleveren (voor zodanig gebruik) hierin dat verdachte dat vervalste formulier 'STATEMENT OF ACCOUNT' aan genoemde [beandeelde 2] en genoemde [benadeelde 1]heeft doen toekomen als bewijs dat het door hen ingelegde geldbedrag van 100.000,=, vermeerderd met
rente, op die rekening bij [bank] in Zwitserland was gestort.
7.
hij in de gemeente Stadskanaal in augustus 2009 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals excelbestand, waarop vermeld stonden diverse boekingen van en op verdachtes bankrekening, rekeningnummer [……], welk rekeningnummer in genoemd excelbestand was aangeduid als [nummer], in de periode van 20 juli 2009 tot en met 14 augustus 2009, zijnde dat excelbestand een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst en dat valse excelbestand
opzettelijk heeft afgeleverd, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat geschrift bestemd was voor zodanig gebruik,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat valselijk in genoemd excelbestand een betaling van 35.000 euro op 27 juli 2009 van genoemde bankrekening naar rekeningnummer [….] van de [bank] te Amsterdam, onder vermelding 'AFLOSSING benadeelde 9] kredietnummer [….], was ingebracht, waarna valselijk eerdergenoemde mutaties waren verricht en
bestaande dat gebruikmaken en/of afleveren (voor zodanig gebruik) hierin dat verdachte genoemd excelbestand aan [benadeelde 9]heeft doen toekomen, als bewijs dat hij, verdachte, genoemd geldbedrag van 35.000 euro aan die [bank] te Amsterdam had overgemaakt, als aflossing van een krediet van die [benadeelde 9]bij die [bank].
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1 en 2 subsidiair Verduistering.
3 en 6 Valsheid in geschrift.
4 en 5 Oplichting.
7 subsidiair Opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als
bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 2 augustus 2011, opgemaakt door M. Verzendaal, GZ-psycholoog.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een depressieve stoornis met een inmiddels chronisch beloop ten gevolge van een combinatie van emotionele uitputting ten gevolge van een jarenlang zeer hoog spanningsniveau. Hoewel betrokkene sinds 2006 onder een hoge financiële druk leefde en op een zeker moment daardoor ook in zijn functioneren vastliep met somberheids- en overspannenheidsklachten, lijken de depressieve klachten in engere zin te zijn begonnen na zijn aanhouding in 2009.
De geconstateerde psychische problemen van betrokkene hebben geen sturende rol gespeeld bij het plegen van het ten laste gelegde. De psycholoog adviseert betrokkene als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank kan zich met dit advies verenigen en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 primair, 3, 4, 5, 6 en 7 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft daarbij tevens rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, met uitzondering van zaak 5, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ervoor gepleit om, indien de rechtbank over zal gaan tot de oplegging van een gevangenisstraf, deze dan voorwaardelijk op te leggen. Verdachte is eerder ook zelf slachtoffer geweest van oplichting en is financieel volledig aan de grond geraakt. Verdachte is bij het plegen van de onderhavige feiten niet uitgeweest op eigen financieel gewin. Indien hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd zal hij zijn werk verliezen en (voorlopig) niet in staat zijn de gedupeerden terug te betalen.
Beoordeling
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, met uitzondering van zaak 5, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een lange reeks van strafbare feiten, hoofdzakelijk bestaande uit valsheid in geschrift, het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, oplichting en verduistering. Verdachte heeft door zijn handelwijze een groot aantal slachtoffers financieel ernstig benadeeld en hun vertrouwen op zeer laakbare wijze geschonden. Door het vertellen van onwaarheden, het niet terugbetalen van aan hem toevertrouwde gelden en door het vervalsen van documenten heeft verdachte zijn slachtoffers grote geldbedragen afhandig gemaakt. Uit de aangiftes en verklaringen van de slachtoffers is af te leiden dat bedoeld geld veelal was bestemd om (deels) in eigen onderhoud te voorzien, dan wel was gereserveerd voor het doen van bijzondere uitgaven, zoals in één situatie het laten installeren van een traplift voor een gehandicapte vrouw. De rechtbank rekent verdachte de feiten dan ook zwaar aan, temeer daar verdachte in het verleden zelf het slachtoffer van oplichtingspraktijken is geweest waardoor hij financieel aan de grond is geraakt, zo heeft hij ter terechtzitting verklaard. Deze ervaring heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden anderen eveneens in ernstige financiële problemen te brengen. Dat verdachte daarbij mogelijk niet uit eigen gewin zou hebben gehandeld, doet aan de ernst van de feiten en het leed dat hij anderen heeft aangericht niet af.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden.
De rechtbank heeft tevens gelet op de omstandigheid dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 17 maart 2011 niet eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan is gevorderd door de officier van justitie, nu dit de rechtbank als passend en geboden
voorkomt. Een strafafdoening zoals bepleit door de raadsman doet naar het oordeel van de rechtbank geen recht aan de ernst van de feiten.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Feit 1
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde 1] wonende te Roden. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van de benadeelde partij, mr. A.G.M. Abeln, de vordering bevestigd.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 195.448,04.
Bij vonnis van 5 augustus 2009 is verdachte door de burgerlijke rechter in deze rechtbank veroordeeld om van genoemd bedrag, een bedrag van (totaal) € 194.448,04 aan de benadeelde partij te betalen. De rechtbank zal de vordering daarom slechts voor het resterende bedrag van € 1.000,00 toewijzen. Dit betreft de post smartengeld.
De rechtbank is ten aanzien van het overige gedeelte van de vordering van oordeel dat de benadeelde partij bij het ontbreken van belang in zoverre niet in haar vordering kan worden ontvangen.
Feit 4
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde 6], wonende te Musselkanaal. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van € 7.690,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2009 tot de dag van voldoening, zal worden toegewezen.
Feit 5
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde 7], wonende te Sellingen. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij de vordering in die zin gewijzigd dat de post “advocaatkosten” komt te vervallen.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van € 42.387,33 zal worden toegewezen.
Feit 7 subsidiair
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde 9], wonende te Stadskanaal. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde niet rechtstreeks schade toegebracht.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemde geldbedragen, waaronder het bedrag van € 194.448,04 van de vordering van [benadeelde 1] voornoemd, ten behoeve van de benadeelde partijen aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de strafbare feiten is toegebracht en het belang van de benadeelde partijen ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
De rechtbank overweegt dat bij het bepalen van de vervangende hechtenis, die ten hoogste een jaar mag bedragen (artikel 24, lid 3, Sr), naar rato een verdeling is gemaakt onder de toegewezen geldbedragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 57, 225, 321 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het onder 2 primair en 7 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart het onder 1, 2 subsidiair, 3, 4, 5, 6 en 7 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen
(feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1], wonende te Roden, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 195.448,04
(zegge: honderd en vijfennegentig duizend en vierhonderd en achtenveertig euro en vier eurocent) ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 1], wonende te Roden, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 194 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 195.448,04 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 4)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6], wonende te Musselkanaal, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 7.690,00 (zegge: zevenduizend en zeshonderd en negentig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 27 maart 2009 tot de dag van voldoening.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 7.690,00 (zegge: zevenduizend en zeshonderd en negentig euro), te vermeerderen met de daarover verschuldigde rente, ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 6] wonende te Musselkanaal, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 40 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.690,00, vermeerderd met de daarover verschuldigde rente, ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 5)
Wijst de vordering van de benadeelde partij[benadeelde 7], wonende te Sellingen, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 42.387,33 (zegge: tweeënveertigduizend en driehonderd en zevenentachtig euro en drieëndertig eurocent.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 42.387,33 (zegge: tweeënveertigduizend en driehonderd en zevenentachtig euro en drieëndertig eurocent) ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde 7], wonende te Sellingen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 131 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 42.387,33 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 7 subsidiair)
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 9] wonende te Stadskanaal, in de vordering niet-ontvankelijk. Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, J.V. Nolta en
P.J. van Steen, rechters, in tegenwoordigheid van W. Brandsma, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 2 augustus 2012.