vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
zaaknummer / rolnummer: 131484 / HA ZA 12-29
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres A]., gevestigd te Den Helder,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres B], gevestigd te Breezand,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres C]., gevestigd te Julianadorp,
4. vennootschap onder firma
[eiseres D], gevestigd te Den Helder,
eiseressen,
advocaat mr. J. de Beurs te Den Helder,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DELGER FOURAGE B.V.,
gevestigd te Drieborg,
gedaagde,
advocaat mr. S.N.S.M. Mak te Groningen.
Partijen worden hierna aangeduid als eiseressen en Delger.
1. De loop van het geding
1.1. Op in de dagvaarding uiteengezette gronden hebben eiseressen een vordering ingesteld tegen Delger.
1.2. Delger heeft de vordering gemotiveerd weersproken bij conclusie van antwoord. Vooruitlopend op haar antwoord had Delger op 15 februari 2012 reeds stukken ter griffie gedeponeerd.
1.3. Bij vonnis van 14 maart 2012 is een comparitie van partijen bepaald, die heeft
plaatsgevonden op 25 april 2012, waarvan proces-verbaal.
1.4. Aan het slot van de mondelinge behandeling is bepaald dat vonnis zou worden gewezen.
2. De feiten
Het volgende kan, gezien het over en weer aangevoerde, tussen partijen als vaststaand worden aangemerkt.
2.1. Eiseressen exploiteren ieder voor zich een bloembollenteeltbedrijf in Noord-Holland. In de bedrijfsvoering speelt stro een belangrijke rol: na het in de maanden september tot en met december planten van de te vermeerderen bollen, pleegt het betreffende perceel tegen uitdroging, erosie en vorstschade te worden afgedekt met een laag stro.
2.2. Delger houdt zich bezig met de handel in hooi en stro. Delger verbouwt zelf producten waarbij stro ter beschikking komt; Delger koopt het eindproduct stro ook elders in en importeert het uit andere landen zoals Duitsland en Denemarken.
Delger koopt stro voornamelijk in in de zomermaanden, maar - afhankelijk van de vraag - ook gedurende de rest van het jaar.
Delger verkoopt stro in de voorverkoop alleen in de bloembollensector; de rest van haar afzet geschiedt op basis van in de loop van het gehele jaar gesloten verkoopovereenkomsten.
2.3. De prijs van stro is afhankelijk van de kwaliteit ervan, alsmede van het aanbod: bij overschot daalt de marktprijs, bij schaarste stijgt de marktprijs.
In het jaar 2011 deed zich in noordwest Europa - naar Delger stelt door de samenval van een droog voorjaar en een natte zomer - een ernstige schaarste voor. Ten gevolge daarvan steeg de marktprijs van stro na de zomer opvallend sterk: in augustus 2011 waren de boven- en onderprijs nog € 50,- en € 70,- per ton stro, in september waren de prijzen gestegen tot € 140,- en € 160,- per ton stro.
2.4. Ten behoeve van het afdekken van door hen eind 2011 in te planten percelen, hebben eisers ieder voor zich in de maanden april en mei 2011 overeenkomsten met Delger gesloten voor de levering van stro, met bepaling dat de daadwerkelijke aflevering op afroep zou plaatsvinden in de maanden september tot en met december 2011. De overeenkomen prijzen waren € 90,- en € 100,- per ton stro.
De overeenkomsten werden gesloten door tussenkomst van de vertegenwoordiger van Delger ([betrokkene]). Op de achterzijde van de telkenmale opgemaakte 'verkoopbevestiging' staan de algemene voorwaarden van Delger afgedrukt; op de voorzijde van deze 'verkoopbevestiging' is vermeld: "Wij staan ingeschreven bij de kamer van Koophandel te Groningen onder nummer 02077966 alwaar onze leveringsvoorwaarden zijn gedeponeerd".
Tot die voorwaarden behoort de volgende bepaling:
Art. 15 Overmacht
15-1 Buitengewone omstandigheden, zoals onder andere stormschade en andere natuurrampen, belemmering door derden, grondstofschaarste, belemmering in het vervoer in het algemeen, gehele of gedeeltelijke werkstakingen, oproer, oorlog of oorlogsgevaar (...), uitsluitingen, verlies of beschadiging van goederen bij transport (...), ex- en importverboden (...), brand, storingen en ongevallen in het bedrijf of in de middelen van vervoer van Delger, dan wel in de middelen van vervoer van derden (...), leveren voor Delger overmacht op, die hem ontheffen van zijn verplichting tot levering c.q. uitvoering van werk, zonder dat de opdrachtgever enigerlei recht op schadevergoeding van welke aard of hoe ook genaamd kan doen gelden.
15-2 Delger is in deze of dergelijke gevallen gerechtigd, zulks geheel te zijner beoordeling om of de koopovereenkomst c.q. de overeenkomst tot uitvoering van werk te annuleren of deze op te schorten, respectievelijk te wijzigen, totdat de buitengewone omstandigheden hebben opgehouden te bestaan, waarbij de opdrachtgever verplicht is de eventueel geleverde prestatie te betalen.
2.5. Eind september 2011 liet Delger, toen eiseres sub 1 haar benaderde in verband met uitlevering van stro, weten dat zij niet meer bereid was te leveren tegen de overeengekomen prijs; Delger was slechts bereid te leveren indien de koopprijs met € 70,- per ton zou worden verhoogd. Delger beriep zich hierbij op art. 15 van haar algemene voorwaarden.
Ook jegens de andere eisers heeft Delger zich ontslagen geacht van haar contractuele verplichtingen.
Toen Delger ook na sommatie niet bereid was uitvoering te geven aan de overeenkomsten, hebben eisers Delger bericht dat zij niet langer nakoming verlangden, maar aanspraak maakten op vervangende schadevergoeding, bestaande uit de hogere prijs die eisers bij andere stroleveranciers zouden moeten voldoen minus de met Delger overeengekomen prijs.
3. De standpunten van partijen, hoofdlijnen
3.1. Eiseressen vorderen veroordeling van Delger om aan hen te voldoen de volgende bedragen:
- eiseres sub 1: € 15.000,00,
- eiseres sub 2: € 8.250,00,
- eiseres sub 3: € 5.671,74 en
- eiseres sub 4: € 11.000,00.
Zij stellen daartoe het volgende.
De vertegenwoordiger van Delger heeft geen voorbehoud gemaakt wat betreft de prijs. Integendeel, nadat stroverkopers een aantal jaren eerder hadden besloten tot een eenzijdige en collectieve verhoging van de stroprijs, hebben eiseressen in hun inkoopgesprekken altijd gevraagd of het een vaste prijs betreft; de vertegenwoordiger heeft dat bevestigd. Indien in april en mei 2011 al sprake was geweest van ongebruikelijke omstandigheden, had het op de weg van Delger gelegen om een voorbehoud te maken, maar dat is niet gebeurd.
Partijen zijn geen algemene voorwaarden overeengekomen, nu op de overeenkomsten niet staat te lezen dat de overeenkomst wordt beheerst door algemene voorwaarden; iedere vorm van toepasselijkheid ontbreekt. Ook in het gesprek met de vertegenwoordiger van Delger is die toepasselijkheid niet aan de orde geweest.
Gesteld al dat de algemene voorwaarden toepasselijk zijn, dan kan door Delger geen beroep worden gedaan op art. 15: er was geen sprake van een overmachtsituatie, bestaande uit grondstofschaarste. Een tegenvallende stro-oogst is geen overmachtsituatie als bedoeld in art. 15. Art. 15 is geschreven voor gevallen waarin levering helemaal niet meer mogelijk is, hetgeen zich hier niet voordeed.
Meer subsidiair voeren eiseressen aan dat art. 15 jegens hen (om nader omschreven redenen) onredelijk bezwarend is en op die grond vernietigbaar is; eiseressen roepen die nietigheid in.
Eiseressen weerspreken dat de door Delger genoemde alternatieve beschermingsmogelijkheden (doorzaaien rogge, aanbrengen laag papierpulp) afdoende zijn.
Eiseressen verlangen veroordeling van Delger om vervangende schadevergoeding te voldoen.
Eiseressen waren genoodzaakt om laat in het seizoen nog op zoek te gaan naar een andere leverancier; eisers dienden de dagprijs van € 150,00 à € 155,00 per ton te betalen, welke prijs veel hoger lag dan de met Delger overeengekomen prijs.
3.2. Delger weerspreekt de vordering en stelt daartoe het volgende.
Delger hanteert de algemene voorwaarden, die zijn afgedrukt op de achterzijde van de contractsformulieren. De algemene voorwaarden waren toepasselijk op de met eiseressen gesloten overeenkomsten. Deze voorwaarden werden overhandigd en konden niet worden gemist door de wederpartij.
[betrokkene] heeft ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomsten aan eiseressen niet meegedeeld dat het vaste prijzen betrof. Delger was bereid om aan eiseressen de overeengekomen hoeveelheden stro te leveren, evenwel noodzakelijkerwijs tegen een andere prijs. Delger kon immers na de zomer van 2011 nog slechts tegen aanzienlijk hogere prijzen inkopen.
Het jaar 2011 kenmerkte zich door een grote droogte in het voorjaar en een extreem natte zomer. In het groeiseizoen was er derhalve gebrek aan de grondstof water; de natte zomer bemoeilijkte vervolgens nog eens de oogst. Ook van elders kon niet tijdig stro worden aangevoerd. Onder deze omstandigheden heeft Delger zich mogen beroepen op de overmachtbepaling van art. 15: er was gebrek aan grondstof, er vond geen tijdige levering door leveranciers plaats.
De extreem slechte oogst was ten tijde van het sluiten van de contracten nog niet te verwachten, dus kon geen specifiek voorbehoud worden gemaakt.
Vernietigbaarheid als door eiseressen voorgestaan is slechts aan de orde in relatie tot natuurlijke personen die niet handelen in de uitoefening van beroep of bedrijf, hetgeen bij eiseressen niet het geval is. Voor 'reflexwerking' is geen aanleiding omdat eiseressen geen met consumenten vergelijkbare positie innemen.
Art. 15 behelst geen onredelijk bezwarend beding. Delger heeft welbewust deze bepaling opgenomen, nadat in eerdere jaren zij geconfronteerd werd met sterk stijgende inkoopprijzen, die zij niet kon doorberekenen. Voor afnemers is de stroprijs slechts één van de kostenfactoren van hun onderneming; voor Delger echter is stro het primaire product en zij wordt in haar voortbestaan bedreigd als zij haar prijzen niet kan aanpassen aan de marktomstandigheden, althans zich niet kan beroepen op overmacht.
Eiseressen hebben alternatieve beschermingsmogelijkheden (doorzaaien rogge, aanbrengen laag papierpulp).
4. Toepasselijkheid van de algemene voorwaarden
De vraag of de toepasselijkheid van algemene voorwaarden is overeengekomen moet worden beantwoord aan de hand van de algemene regeling van de totstandkoming van overeenkomsten, in het bijzonder de wettelijke bepalingen over aanbod en aanvaarding.
De rechtbank stelt vast dat aan de voorzijde van het tussen partijen opgemaakte schriftelijke overeenkomst - het contractsformulier - slechts wordt vermeld dat Delger algemene voorwaarden heeft gedeponeerd bij een kamer van Koophandel. Toepasselijkheid van de op de achterzijde vermelde voorwaarden wordt niet uitdrukkelijk bedongen in het contractformulier.
Niet gesteld of gebleken is dat door de vertegenwoordiger van Delger expliciet gewezen is op toepasselijkheid van deze voorwaarden.
Daarmee staat vast dat de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden niet is overeengekomen doordat eiseressen die voorwaarden uitdrukkelijk hebben aanvaard als onderdeel van de afspraken.
Resteert de mogelijkheid van stilzwijgende aanvaarding.
In dat verband is het bepaalde in art. 3:35 BW van belang: "Tegen hem die eens anders verklaring of gedraging, overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mocht toekennen, heeft opgevat als een door die ander tot hem gerichte verklaring van een bepaalde strekking, kan geen beroep worden gedaan op het ontbreken van een met deze verklaring overeenstemmende wil".
Het gaat naar het oordeel van de rechtbank te ver om het 'stilzwijgen' van eiseressen ter gelegenheid van het opmaken van het contractformulier uit te leggen als het aanvaarden van de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, waar dat formulier zélf van die toepasselijkheid niet uitdrukkelijk gewag van maakte.
Slotsom is dat de voorwaarden niet van toepassing zijn geworden op de overeenkomst van partijen.
5. De betekenis van art. 15 van de algemene voorwaarden
5.1. De rechtbank hecht er aan uit te spreken dat ook als de algemene voorwaarden van Delger toepasselijk zouden zijn geweest, daarmee nog niet gegeven is dat Delger zich op art. 15 mocht beroepen. Integendeel, Delger was ook in dat geval verplicht geweest om stro te leveren tegen de met eiseressen afgesproken prijs.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
5.2. De rechtbank neemt veronderstellenderwijs aan dat de strekking van art. 15, te weten dat Delger zich wilde voorzien van een mogelijkheid om bij sterk gestegen stroprijzen zich te ontdoen van verplichting om tegen de afgesproken koopsom te leveren, niet uitdrukkelijk is besproken met eiseressen. De rechtbank neemt dit aan waar Delger niet heeft gesteld dat haar vertegenwoordiger [betrokkene] deze opzet onder de aandacht van de afnemers heeft gebracht.
(Eiseressen hebben daarentegen juist gesteld dat met de vertegenwoordiger uitdrukkelijk besproken is dat het om een vaste prijs ging; Delger heeft dit ontkend. Bij gebreke van bewijs laat de rechtbank de juistheid van die stelling van eiseressen in het midden.)
5.3. Aannemende dat tussen partijen niet is gesproken over de strekking van art. 15, is de betekenis ervan met name afhankelijk van objectieve factoren, zoals de bewoordingen waarin dit artikel is gesteld.
De rechtbank stelt vast dat het opschrift van de bepaling luidt 'overmacht', waarmee art. 15 verwijst naar het wettelijke begrip 'overmacht' zoals dat ten grondslag ligt aan de artikelen 6:74 en 6:75 BW. Daar is bepaald dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de ene partij verplicht om de schade die de andere partij daardoor lijdt te vergoeden, tenzij hem de tekortkoming niet kan worden toegerekend; een tekortkoming kan de schuldenaar niet worden toegerekend - er is sprake van overmacht - als zij niet te wijten is aan zijn schuld, noch krachtens (onder meer) verkeersopvattingen voor zijn rekening komt, aldus de wettelijke regeling.
In de 'verkeersopvattingen' die overmacht uitsluiten, is een belangrijke rol weggelegd voor voorzienbaarheid: zodra te voorzien is dat zich een probleem zal kunnen voordoen, is er geen overmacht maar moet de schuldenaar hetzij de negatieve gevolgen dragen als het probleem zich manifesteert, hetzij tevoren een expliciet voorbehoud maken.
In het licht van het voorgaande moet art. 15 aldus worden uitgelegd dat voorzienbare belemmeringen in beginsel geen overmacht opleveren.
De aanzienlijke prijsstijging van stro in 2011 is een voorzienbaar probleem geweest; Delger heeft aangegeven dat zij eerder daardoor in moeilijkheden is geraakt en zij in verband daarmee zich heeft willen wapenen. In dit laatste is zij evenwel niet geslaagd, zo moet de rechtbank vaststellen, door artikel 15 te formuleren als bedoeld voor gevallen van 'overmacht'. De bewoordingen waarop Delger zich thans beroept, kunnen bezwaarlijk worden toepast op de marktontwikkeling die zich in 2011 voordeed. "Grondstofschaarste" en "belemmering in het vervoer" waren in dat jaar niet aan de orde.
Wat betreft het gebruik van het woord 'grondstof' waar Delger zich in het bijzonder op beroept overweegt de rechtbank dat dit woord verwijst naar onbewerkt basismateriaal waarmee een product wordt vervaardigd, dan wel naar het hoofdbestanddeel van een samengesteld product. Water kan niet als een grondstof van stro worden beschouwd, daargelaten dat in het voorjaar van 2011 naar zeggen van Delger zich juist zich een teveel aan water manifesteerde.
5.4. Delger kan goede grond hebben om het risico van snel stijgende stroprijzen af te willen dekken door overeen te komen dat zij niet gehouden is na te komen als haar inkoopprijs stijgt. Delger dient een dergelijke bijzondere clausule evenwel uitdrukkelijk onder de aandacht van haar afnemers te brengen; art. 15 van haar algemene voorwaarden schiet in dezen hoe dan ook te kort.
6. Tussenstand
Partijen zijn koopovereenkomsten ter zake van door Delger tegen in het contract vastgelegde prijzen te leveren stro aangegaan. Delger is toen het op uitlevering aankwam, niet bereid geweest tegen de afgesproken prijs te presteren. De algemene voorwaarden van Delger zijn de op overeenkomsten met eiseressen niet toepasselijk geworden, zodat het beroep op de overmachtsbepaling, die Delger de bevoegdheid zou geven zich te onttrekken aan haar afspraken, alleen al om deze reden niet opgaat. Het door eiseressen gedane beroep op vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden behoeft derhalve geen bespreking meer.
Niet gesteld of gebleken is dat [betrokkene] ten behoeve van Delger heeft bedongen dat de prijs geen vaste prijs zou zijn, zodat aan moet worden genomen dat Delger toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomsten.
7. Schadebeperking door inzet alternatieven
Delger heeft aangevoerd dat eiseressen in plaats van hun percelen met stro af te dekken, zij ook papierpulp hadden kunnen aanbrengen en/of rogge hadden kunnen doorzaaien.
Eiseressen hebben met kracht van argumenten aangegeven dat het hier geen vergelijkbare alternatieven betreft. Delger heeft dit vervolgens niet meer gemotiveerd weersproken.
Inzet van genoemde alternatieven kan derhalve niet worden aangemerkt als een adequate mogelijkheid om de eigen schade te beperken.
8. Vervangende schadevergoeding
8.1. Nadere feiten
In verband met de toewijsbaarheid van het beroep op vervangende schadevergoeding, kan
-in aanvulling van de in rechtsoverweging 2 opgesomde feiten- gezien het over en weer aangevoerde, ook het volgende tussen partijen als vaststaand worden aangemerkt.
8.1.1. Stro is leverbaar in meerdere kwaliteiten, mede afhankelijk van het gewas en de wijze waarop het stro na de oogst is behandeld. Campagnestro is stro van een lage kwaliteit dat na de oogst niet onder dak is opgeslagen geweest, maar op een klamp in de open lucht.
8.1.2. Eiseressen zijn in dezelfde regio gevestigd en exploiteren vergelijkbare bedrijven. Eiseressen hebben in de nazomer van 2011, toen bleek dat Delger zich op het standpunt stelde dat zij in verband met de sterk gestegen stroprijs niet meer verplicht was de in het voorjaar van 2011 gesloten overeenkomsten na te komen, met elkaar contact gehad. Zij hebben niet alleen elkaar geïnformeerd, maar hebben ook dezelfde advocaat ingeschakeld om hun belangen te behartigen.
8.1.3. Eiseres sub 1 ([A]) en Delger kwamen op 17 mei 2011 de levering van 250 ton campagnestro overeen, op afroep af te leveren van september tot december 2011, tegen een afleveringsprijs van € 90,00 per ton (exclusief BTW).
Nadat Delger aan eiseres sub 1 bij herhaling kenbaar had gemaakt niet meer voor de overeengekomen prijs te willen uitleveren, heeft eiseres sub 1 per mailbrief van
27 september 2011 Delger onder meer geschreven: "Ik stel u voor de laatste maal in de gelegenheid om mij uiterlijk binnen twee dagen na dagtekening van deze brief schriftelijk te bevestigen dat u uitvoering zal geven aan de gemaakte schriftelijke afspraken. Mocht ik de schriftelijke bevestiging binnen de gestelde termijn niet ontvangen, dan verkeert u in verzuim en zal ik ter voorkoming van schade aan mijn gewassen overgaan tot aankoop van stro bij andere leveranciers. De schade die ik hierdoor zal lijden zal ik op Delger Fourage BV verhalen".
Delger is na dit schrijven niet overgegaan tot uitlevering.
In de periode 10 oktober 2011 tot en met 16 november 2011 heeft het bedrijf [betrokkene] aan eiseres sub 1 afgeleverd 251,1 ton "bollenstro" tegen een afleveringsprijs van € 150,00 per ton.
8.1.4. Eiseres sub 2 ([B]) en Delger kwamen op 27 april 2011 de levering van ongeveer 150 ton stro van een nader omschreven minimumkwaliteit (onder meer: binnenstro, uit schuur, maximaal 18% vocht) overeen, op afroep af te leveren van september tot december 2011, tegen een afleveringsprijs van € 100,00 per ton (exclusief BTW).
Naar aanleiding van door Delger uitgesproken weigering om tegen de overeengekomen prijs uit te leveren, heeft de advocaat van eiseres sub 2 namens deze partij op 20 oktober 2011 Delger aangeschreven, daarbij onder meer vermeldend: "Namens cliënte stel ik u daarom in de gelegenheid mij uiterlijk binnen een week na dagtekening van deze brief schriftelijk en onvoorwaardelijk te bevestigen dat uw bedrijf de verplichtingen uit de hiervoor vermelde koop- en leveringsovereenkomst zal nakomen. Indien uw bedrijf de gestelde termijn ongebruikt zal laten verstrijken (...) acht cliënte uw bedrijf in verzuim. Cliënte zal in dat geval niet langer aanspraak maken op correcte nakoming van de overeenkomst, maar zij zal dan aanspraak maken op vervangende schadevergoeding bestaande uit de hogere prijs die cliënte alsdan bij andere partijen voor de betreffende stro zal moeten betalen minus de met uw bedrijf overeengekomen prijs".
Delger is na dit schrijven niet overgegaan tot uitlevering.
In de periode 12 oktober 2011 tot en met 4 november 2011 heeft het bedrijf [betrokkene] aan eiseres sub 2 afgeleverd 167,62 ton "stro" tegen een afleveringsprijs van € 155,00 per ton.
8.1.5. Eiseres sub 3 ([C]) en Delger kwamen op 17 mei 2011 de levering van 100 ton campagnestro overeen, op afroep af te leveren van september tot december 2011, tegen een afleveringsprijs van € 90,00 per ton (exclusief BTW).
Naar aanleiding van door Delger uitgesproken weigering om tegen de overeengekomen prijs uit te leveren, heeft de advocaat van eiseres sub 3 namens deze partij op 2 november 2011 Delger aangeschreven in gelijke bewoordingen als de hiervoor geciteerde brief van 20 oktober 2011 die namens eiseres sub 2 werd verstuurd.
Delger is na dit schrijven niet overgegaan tot uitlevering.
In de periode 19 oktober 2011 tot en met 2 december 2011 hebben de bedri[betrokkene][betrokkene] aan eiseres sub 1 afgeleverd 251,1 ton "bollenstro" respectievelijk "stro", tegen een afleveringsprijs van € 150,00 respectievelijk € 141,31 en € 147,46 per ton.
8.1.6. Eiseres sub 4 ([D]) en Delger kwamen op 5 mei 2011 de levering van ongeveer 200 ton stro overeen, op afroep af te leveren van september tot december 2011, tegen een afleveringsprijs van € 100,00 per ton (exclusief BTW).
Naar aanleiding van door Delger uitgesproken weigering om tegen de overeengekomen prijs uit te leveren, heeft de advocaat van eiseres sub 4 namens deze partij op 2 november 2011 Delger aangeschreven in gelijke bewoordingen als de hiervoor geciteerde brief van
20 oktober 2011 die namens eiseres sub 2 werd verstuurd.
Delger is na dit schrijven niet overgegaan tot uitlevering.
In de periode 10 oktober 2011 tot en met 16 november 2011 heeft het bedrijf [betrokkene] aan eiseres sub 1 afgeleverd 308,4 ton "bollenstro" tegen een afleveringsprijs van € 155,00 per ton.
8.2. Standpunten partijen en beoordeling door de rechtbank
8.2.1. Wat betreft eiseres sub 1:
(a) Eiseres sub 1 berekent haar schade op 250 ton maal het verschil tussen de prijzen van Delger en [betrokkene] ad € 60,00 per ton, derhalve in totaal € 15.000,00.
(b) Delger weerspreekt de hoogte van de schade van eiseres sub 1, omdat van [betrokkene] een betere kwaliteit is gekocht dan eerder met Delger was overeengekomen.
(c) De rechtbank gaat aan dit verweer van Delger voorbij. De door [betrokkene] gebezigde aanduiding "bollenstro" wijst er op dat het stro betrof van een mindere kwaliteit, (slechts) geschikt voor afdekking van de bollenvelden. Het gehele door eiseres sub 1 gevorderde bedrag is derhalve toewijsbaar.
8.2.2. Wat betreft eiseres sub 2:
(a) Eiseres sub 2 berekent haar schade op 150 ton maal het verschil tussen de prijzen van Delger en [betrokkene] ad € 55,00 per ton, derhalve in totaal € 8.250,00.
(b) Delger voert aan dat eiseres sub 2 reeds stro van [betrokkene] heeft afgenomen voordat bij Delger stro werd afgeroepen. Pas op het moment van ontbinding, zijnde 28 november 2011, verkeerde Delger in verzuim. Eiseres sub 2 heeft derhalve geen recht op vervangende schadevergoeding, althans niet wat betreft aankopen vóór 28 november 2011.
(c) De rechtbank verwerpt het gevoerde verweer. Allereerst is niet duidelijk waar de datum van 28 november op is gebaseerd; de brief van de advocaat van 20 oktober 2011 aan Delger liet er immers geen misverstand over bestaan dat eiseres sub 2 bij uitblijven van een positieve reactie van Delger elders vervangend (duurder) stro zou kopen.
Onder de gegeven omstandigheden kan eiseres sub 3 evenwel het zekerheidshalve reeds vóór de sommatiebrief van haar advocaat aangekochte duurdere stro eveneens aan Delger in rekening brengen. Door de onderlinge contacten van eiseressen was immers duidelijk geworden dat Delger zich principieel op het standpunt stelde dat zij niet verplicht was de oorspronkelijke overeenkomst na te komen. Eiseres sub 2 had daarmee goede grond om te veronderstellen dat ook zij een definitief 'nee' zou ontmoeten. Dat gaf haar terecht aanleiding om zo spoedig mogelijk elders vervangingsaankopen te doen. Uitsluitend in het geval dat Delger na de sommatie van de advocaat wél zou hebben uitgeleverd tegen de oorspronkelijk overeengekomen prijs, zou zij thans recht van spreken hebben. Nu vast staat dat Delger in het geheel niet heeft willen nakomen, is het onaanvaardbaar te achten dat zij eiseres sub 2 zou kunnen verwijten dat deze te vroeg vervangingsaankopen heeft gedaan.
Het gehele door eiseres sub 2 gevorderde bedrag is derhalve toewijsbaar.
8.2.3. Wat betreft eiseres sub 3:
(a) Eiseres sub 3 berekent haar schade op 100 ton maal het verschil tussen de prijzen van Delger enerzi[betrokkene][betrokkene] anderzijds, gemiddeld € 56,72 per ton, derhalve in totaal € 5.671,74.
(b) Delger voert aan dat eiseres sub 3 reeds stro van [betrokkene] heeft afgenomen voordat bij Delger stro werd afgeroepen. Pas op het moment van ontbinding, zijnde 28 november 2011, verkeerde Delger in verzuim. Eiseres sub 2 heeft derhalve geen recht op vervangende schadevergoeding, althans niet wat betreft aankopen vóór 28 november 2011.
(c) De rechtbank verwerpt dit verweer van Delger op dezelfde gronden als die hiervoor onder 8.2.2 sub (c) zijn genoemd wat betreft de verwerping van het verweer jegens eiseres sub 2.
Het gehele door eiseres sub 3 gevorderde bedrag is daarmee toewijsbaar.
8.2.4. Wat betreft eiseres sub 4:
(a) Eiseres sub 4 berekent haar schade op 200 ton maal het verschil tussen de prijzen van Delger en [betrokkene] ad € 55,00 per ton, derhalve in totaal € 11.000,00.
(b) Delger voert aan dat eiseres sub 4 reeds stro van [betrokkene] heeft afgenomen voordat bij Delger stro werd afgeroepen. Pas op het moment van ontbinding, zijnde 28 november 2011, verkeerde Delger in verzuim. Eiseres sub 4 heeft derhalve geen recht op vervangende schadevergoeding, althans niet wat betreft aankopen vóór 28 november 2011.
(c) De rechtbank verwerpt dit verweer van Delger op dezelfde gronden als die hiervoor onder 8.2.2 sub (c) zijn genoemd wat betreft de verwerping van het verweer jegens eiseres sub 2.
Het gehele door eiseres sub 4 gevorderde bedrag is daarmee toewijsbaar.
9. Proceskosten
Delger zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van eiseressen worden begroot op:
- dagvaarding € 76,31
- griffierecht 1.789,00
- salaris advocaat 1.788,00 (2 punten x tarief IV)
Totaal € 3.653,31
10.1. veroordeelt Delger om aan eiseres sub 1 te betalen een bedrag van € 15.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van
29 december 2011 tot de dag van volledige betaling,
10.2. veroordeelt Delger om aan eiseres sub 2 te betalen een bedrag van € 8.250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van
29 december 2011 tot de dag van volledige betaling,
10.3. veroordeelt Delger om aan eiseres sub 3 te betalen een bedrag van € 5.671,74, vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van
29 december 2011 tot de dag van volledige betaling,
10.4. veroordeelt Delger om aan eiseres sub 4 te betalen een bedrag van € 11.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van
29 december 2011 tot de dag van volledige betaling,
10.5. veroordeelt Delger in de proceskosten, aan de zijde van eiseressen tot op heden begroot op € 3.653,31,
10.6. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.A.M. Dijkers en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2012.?
type: 2.11.17.
coll: yma