ECLI:NL:RBGRO:2012:BX7507

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
19 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
519416 CV EXPL 11-12252
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door ABN AMRO Bank N.V. tegen X met betrekking tot onbetaalde schulden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Groningen op 19 juli 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen ABN AMRO Bank N.V. en gedaagde X. De eiseres, ABN AMRO, heeft een vordering ingesteld tegen X, die volgens de bank nog een schuld had van € 12.228,01. X heeft betwist dat deze schuld nog openstond en heeft aangevoerd dat hij deze schuld reeds had voldaan door twee betalingen in juli 2010. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen het bewijsaanbod van X gepasseerd, omdat X zijn stellingen onvoldoende had onderbouwd in het licht van de gemotiveerde betwisting door ABN AMRO.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de door X aangevoerde betalingen niet voldoende waren om de vordering van ABN AMRO te weerleggen. De rechter heeft daarbij verwezen naar eerdere correspondentie en de context van de betalingen. De kantonrechter concludeerde dat X niet had aangetoond dat de vordering was voldaan en dat de vordering van ABN AMRO integraal moest worden toegewezen.

De uitspraak houdt in dat X wordt veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 25.472,15, vermeerderd met rente en kosten. Daarnaast is X veroordeeld in de proceskosten van ABN AMRO, die zijn vastgesteld op € 2.150,14. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat ABN AMRO het vonnis kan laten uitvoeren, ook als X in beroep gaat tegen de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 519416 CV EXPL 11-12252
Vonnis d.d. 19 juli 2012
inzake
de naamloze vennootschap ABN AMRO BANK N.V. ,
statutair gevestigd te [plaats],
eiseres, hierna ABN AMRO te noemen,
gemachtigde mr. R.P.A. Schuman, gerechtsdeurwaarder te Ede,
tegen
X,
wonende te [adres],
gedaagde, hierna X te noemen,
gemachtigde, mr. G.M. Tiddens, advocaat te Groningen.
NADERE PROCESGANG
Ingevolge het tussenvonnis van 19 april 2012 heeft op 28 juni 2012 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Voorafgaand aan de comparitie is namens ABN AMRO een afschrift van het beslagexploot van 1 juni 2010 overgelegd.
Partijen zijn verschenen en werden bijgestaan door hun gemachtigde. Door de griffier is aantekening gehouden van het verhandelde ter zitting.
Vervolgens is (opnieuw) vonnis bepaald, waarvan de uitspraak is bepaald op heden.
OVERWEGINGEN
1. De kantonrechter neemt over en verwijst naar hetgeen zij in het tussenvonnis van 19 april 2012 heeft overwogen en beslist.
2. Uit de voorafgaand aan de comparitie door ABN AMRO overgelegde productie blijkt dat ter executie van de schuld met het dossiernummer 208050018 een beslag (ter hoogte van die schuld) van € 12.228,01 is gelegd.
3. X heeft zich tegen de vordering van ABN AMRO verweerd door te stellen dat de onderhavige vordering reeds is voldaan met de twee betalingen in juli 2010. Gelet op de gemotiveerde betwisting van ABN AMRO rust ingevolge het bepaalde in artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), de bewijslast van die stellingen op X. X heeft nadrukkelijk bewijs aangeboden van zijn stellingen. Om tot dat bewijs te kunnen worden toegelaten, dienen de stellingen van X echter wel voldoende te zijn onderbouwd. Die onderbouwing moet worden afgezet tegen de gemotiveerde betwisting van ABN AMRO.
4. De kantonrechter overweegt als volgt.
5. X heeft zich op het standpunt gesteld dat met de betalingen van € 6.000,- en € 6.469,55 op 5 juli 2010 respectievelijk 8 juli 2010 beide schulden die X had bij de ABN AMRO zijn voldaan. Namens ABN AMRO is deze zienswijze ter comparitie nogmaals gemotiveerd betwist. Daarbij is naar voren gebracht dat na de brief van 30 juni 2010 van Weggemans aan de accountant van X, de heer Y, geen nader kwijtingvoorstel is gekomen. In het gesprek dat op 5 juli 2010 heeft plaatsgevonden tussen een medewerker van Weggemans en de partner van X is volgens de gemachtigde van ABN AMRO alleen gesproken over hoe de executie ten behoeve van de vordering waarvoor beslag was gelegd kon worden voorkomen. Daarnaast is aangevoerd dat uit de brief van 29 juni 2010 blijkt dat ABN AMRO voor de schuld van € 12.228,01 niet akkoord ging met een betaling van 50% van de vordering. Ook daaruit kan worden afgeleid dat in de betalingen van 5 en 8 juli 2010 niet de andere, tweede schuld van € 24.057,89 was verdisconteerd.
6. De partner van X heeft desgevraagd ter comparitie verklaard dat de voornaamste reden om met Weggemans te bellen was om de executie te voorkomen. Daarnaast heeft zij verklaard dat mevrouw Z van Weggemans haar op dat moment niet kon vertellen hoe hoog de tweede schuld was.
7. Gelet op voornoemde verklaring en gezien de door partijen genomen conclusies en de daarbij en nadien overgelegde producties is de kantonrechter van oordeel dat X onvoldoende heeft gesteld, althans zijn stellingen onvoldoende (nader) heeft onderbouwd om de zienswijze van ABN AMRO te weerleggen. Naar het oordeel van de kantonrechter valt - zonder nadere toelichting en die ontbreekt - namelijk niet in te zien dat ABN AMRO voor een schuld van € 12.228,01 op 29 juni 2010 niet akkoord gaat met een kwijtingvoorstel van 50% en dat op 5 juli 2010 wel akkoord zou zijn gegaan met een betaling van € 12.469,55 ter kwijting van twee schulden, die totaal een bedrag van ruim € 36.000,- beslaan. Dat de partner in de brief van 16 juli 2010 spreekt over schulden en niet over een schuld, maakt dit niet anders. Het gaat hier immers om een eenzijdige bevestiging. Bovendien noemt zij in het briefhoofd maar één dossiernummer, te weten het dossiernummer horend bij de vordering waarvoor beslag was gelegd en waarvan executie dreigde. Daar komt nog bij dat gemachtigde Schuman in de brief van 21 juli 2010 vermeldt dat de schuld met dossiernummer 84-27136688 is voldaan (zijnde de schuld van € 12.228,01) en dat de schuld van € 24.057,89 nog openstaat. Deze brief is overigens niet te zien als een reactie op de brief van 16 juli 2010 van de partner van X aan Weggemans (de deurwaarder die op verzoek van Schuman namens ABN AMRO het beslag heeft gelegd). Deze brief is blijkens de stempel daarop pas op 22 juli 2010 ontvangen.
8. Alles afwegend is de slotsom dat X zijn stellingen onvoldoende (nader) heeft onderbouwd. Om die reden zal het bewijsaanbod van X worden gepasseerd.
9. Voorgaande conclusie betekent dat de vordering van ABN AMRO integraal zal worden toegewezen, aangezien tegen de naast de hoofdsom meegevorderde rente en kosten geen afzonderlijk verweer is gevoerd.
10. X zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt X om tegen kwijting aan ABN AMRO te betalen € 25.472,15 vermeerderd met de overeengekomen rente, ten tijde van de dagvaarding 0,790 % per maand, met als maximum de ten hoogste toegelaten kredietvergoeding, krachtens artikel 35 Wet op het consumentenkrediet, te berekenen over een bedrag van € 13.883,30 vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt X tevens in de kosten van het geding, aan de zijde van ABN AMRO tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 851,-- aan griffierecht, € 99,14 aan explootkosten en € 1.200,- voor salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. de Jong, kantonrechter, en op 19 juli 2012 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: FdJ
coll: