ECLI:NL:RBGRO:2012:BX8099
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J.A.M. Dijkers
- Rechtspraak.nl
Vordering tot verwijdering van een door een deelgenoot geplaatste stalen trap in een mandelige gang
In deze zaak vorderde Beukeveld de verwijdering van een door Yeoman in de mandelige gang geplaatste stalen trap. De rechtbank oordeelde dat de vordering toewijsbaar was, omdat de trap zonder toestemming van Beukeveld was geplaatst, waardoor het gebruik van de gang door Beukeveld werd beperkt. De gang was mandelig, wat betekent dat deze eigendom was van beide partijen en door hen gezamenlijk moest worden gebruikt. De rechtbank stelde vast dat Yeoman door het plaatsen van de trap inbreuk had gemaakt op het gebruiksrecht van Beukeveld, zoals vastgelegd in artikel 3:169 BW. Yeoman had geen expliciete toestemming van Beukeveld gekregen voor het plaatsen van de trap en de rechtbank oordeelde dat de impliciete toestemming die Yeoman meende te hebben, niet gerechtvaardigd was. De rechtbank wees de vordering van Beukeveld toe en veroordeelde Yeoman om de trap te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom. Daarnaast werd Yeoman veroordeeld in de proceskosten van Beukeveld. De rechtbank benadrukte dat het belang van Beukeveld bij het herstel van de oude toestand niet kon worden ontkend, ondanks het feit dat Yeoman stelde dat de trap noodzakelijk was voor de toegang tot de bovenverdieping van haar pand. De rechtbank concludeerde dat de belangen van Beukeveld zwaarder wogen dan die van Yeoman, en dat er geen sprake was van misbruik van recht aan de zijde van Beukeveld.