RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/997515-11 (promis)
datum uitspraak: 12 november 2012
raadsvrouw: mr. G.W. van der Zee
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in PI Noord, HvB Ter Apel, te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
29 oktober 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
verdachte in of omstreeks de periode van 14 augustus 2009 tot en met 17 juli
2012, althans in 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012 in de gemeente
Groningen en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland,
een of meermalen (telkens) waren, te weten
- Obestofit 15 mg, bevattende de werkzame stof Sibutramine en/of
- Sibutril 15 mg, bevattende de werkzame stof Sibutramine en/of
- Slimex 15 mg, bevattende de werkzame stof Sibutramine,
althans een waar/waren bevattende de werkzame stof Sibutramine (telkens) heeft
verkocht en/of (telkens) te koop heeft aangeboden en/of (telkens) heeft
afgeleverd en/of (telkens) heeft uitgedeeld, (telkens) wetende dat (een of
meer van) die hiervoorgenoemde waar/waren voor het leven en/of de gezondheid
schadelijk is/zijn, terwijl verdachte (telkens) dat/die schadelijke
karakter/karakters heeft verzwegen;
art 174 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
verdachte in of omstreeks de periode van 14 augustus 2009 tot en met 17 juli
2012, althans in 2009 en/of 2010 en/of 2011 en/of 2012 in de gemeente
Groningen en/of te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland,
een of meermalen (telkens) opzettelijk (telkens) zonder vergunning van de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (telkens) andere geneesmiddelen
dan geneesmiddelen voor onderzoek, te weten
- Kamagra 100 en/of Kamagra 100 bruistablet en/of Silagra-100,(elk) bevattende
de werkzame stof Sildenafil, althans geneesmiddelen bevattende de werkzame
stof Sildenafil en/of
- PCH Methylfenidaat HCI, althans methylfenidaat 10 mg, bevattende de werkzame
stof Methylfenidaat, althans geneesmiddelen bevattende de werkzame stof
Methylfenidaat en/of
- Oxazepam Actavis 10 mg, bevattende de werkzame stof Oxazepam, althans
geneesmiddelen bevattende de werkzame stof Oxazepam en/of
- Obestofit 15 mg en/of Sibutril 15 mg en/of Slimex 15 mg, (elk) bevattende de
werkzame stof Sibutramine althans geneesmiddelen bevattende de werkzame stof
Sibutramine,
(telkens) heeft ingevoerd en/of (telkens) heeft afgeleverd en/of (telkens)
heeft uitgevoerd;
(art 18 Geneesmiddelenwet ivm art. 1 sub 1, art 2 en art 6 van de Wet op de
economische delicten)
art 18 lid 1 Geneesmiddelenwet
3.
verdachte op of omstreeks 17 juli 2012, in de gemeente Groningen, opzettelijk
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, te weten 1600
tabletten, althans een hoeveelheid tabletten (met de productnaam Oxazepam
Actavis 10 mg), (elk) bevattende het middel oxazepam en/of 179 tabletten,
althans een hoeveelheid tabletten (met de productnaam Pax-2 Alprazolam
tablets), (elk) bevattende het middel alprazolam, aanwezig heeft gehad;
art 3 ahf/ond C Opiumwet
art 11 lid 2 Opiumwet
4.
Verdachte op of omstreeks 17 juli 2012, in de gemeente Groningen, opzettelijk
middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten 840
tabletten, althans een hoeveelheid tabletten (met de productnaam PCH
Methylfenidaat HCI), (elk) bevattende het middel methylfenidaat aanwezig heeft
gehad.
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde op grond van de verklaring van verdachte ter zitting tezamen bezien met de inhoud van het dossier wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte op zijn minst het voorwaardelijk opzet heeft gehad op het verhandelen van Sibutramine waarvan hij wist dat dit schadelijk voor de gezondheid was. Verdachte wist dat Sibutramine in Europa uit de handel was gehaald. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gevaarlijk is voor de volksgezondheid om medicatie zonder diagnose en recept van een arts en zonder bijsluiter en niet afkomstig van een apotheker aan derden te verstrekken. Daar komt nog bij dat medicijnen die uit een ander land worden toegezonden een andere hoeveelheid en anders werkende bestanddelen kunnen hebben en daardoor al een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde gepleit voor vrijspraak. Zij grondt dit op het feit dat verdachte niet wist dat de medicijnen die hij doorstuurde aan derden levensgevaarlijk waren, zoals wel door de officier van justitie is gesteld. Om vast te kunnen stellen of de betreffende medicijnen daadwerkelijk schadelijk zijn voor de volksgezondheid is, bij een tenlastelegging gebaseerd op artikel 174 van het Wetboek van Strafrecht, volgens jurisprudentie van de Hoge Raad nodig dat er deskundigenrapportages zijn over de schadelijkheid van dat medicijngebruik. Vanwege het ontbreken van dergelijke deskundigenrapportages is er onvoldoende informatie over Sibutramine om gevaar te kunnen aannemen.
Vervolgens heeft de raadsvrouw gesteld dat verdachte slechts wist dat Sibutramine een hoge bloeddruk kon veroorzaken en meende dat het middel daarom uit de handel was genomen. Met deze informatie kon verdachte nog niet weten dat Sibutramine gevaarlijk voor de volksgezondheid was. Ook om deze reden pleit de raadsvrouw voor vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van het onder 1 ten laste gelegde dan heeft de raadsvrouw bepleit dat de periode bekort dient te worden, want verdachte kon pas weten dat Sibutramine gevaarlijk was voor de volksgezondheid vanaf het moment dat het uit de handel was genomen.
Ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
De verklaring door verdachte op de terechtzitting d.d. 29 oktober 2012 afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik heb pakketjes met diverse soorten pillen, die mij vanuit India werden toegestuurd, doorgestuurd aan derden om in mijn eigen verslaving te kunnen voorzien. Ik wist van het systeem dat medicijnen op doktersvoorschrift via de apotheek worden verstrekt en dat ik dus fout handelde. De medicijnen die door mijn eigen huisarts werden voorgeschreven waren niet meer toereikend. Ik heb er niets mee verdiend, maar ik heb er het geld mee uitgespaard dat ik anders voor het eigen gebruik van Oxazepam had moeten betalen. Ik schat dat op 6000 euro per jaar.
In 2009 waren er 21 onderschepte zendingen door de douane. Daarover heb ik brieven ontvangen. De handel ging hoofdzakelijk om erectiebevorderende pillen en afslankpillen (Slimex). De Oxazepam was steeds voor mijzelf.
Ik wist dat het fout was, waar ik mee bezig was, door de brieven die ik van de douane had ontvangen. Ik wist dat Slimex in 2010 uit de handel was genomen vanwege hoofdpijn en de kans op hoge bloeddruk. Ik heb ze desondanks toch doorgezonden aan de adressen die mij daarvoor waren gegeven. Ik heb aan de mensen aan wie ik de pillen doorzond niets verteld over het gevaar. Alleen tegen een vriendin heb ik eens gezegd dat ze ermee moest stoppen als ze hoofdpijn kreeg.
Ik had, als ik daar onderzoek naar had gedaan, kunnen weten dat Slimex gevaarlijk was. Het ging mij echter alleen maar om mijn eigen pillen en ik heb verder niet nagedacht.
Ik had eerder, via een andere website, Oxazepam besteld en daardoor wist ik dat de medicijnen die worden toegezonden soms niet werken zoals ze behoren te werken. Door mijn verslaving was ik een soort ervaringsdeskundige geworden.
Een proces-verbaal d.d. 18 juli 2012, opgenomen op pagina 4 e.v. van dossier nr. 09-330 d.d. 18 juli 2012, inhoudende de verklaring van verbalisant [naam], zakelijk weergegeven:
Geneesmiddelen met de stof Sibutramine zijn in januari 2010 vanwege ernstige bijwerkingen in Nederland en Europa uit de Nederlandse en Europese registratie geschrapt en is op 6 augustus 2010, als definitieve maatregel, de registratie van geneesmiddelen met Sibutramine doorgehaald.
Een schriftelijk stuk, uitslag onderzoek Kamet van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van bevindingen d.d. 8 februari 2012, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier, zakelijk weergegeven:
Elk monster is onderzocht op de aanwezigheid (identiteit en gehalte) van de werkzame stof(fen). De aanwezigheid van de werkzame stof gedeclareerd op de verpakking in de monsters A017001 t/m A017006 is bevestigd. Het gevonden gehalte werkzame stof in de monsters ligt tussen de 90 en 110% van de gedeclareerde waarde.
In ordernummer A017001, Slimex 15 mg, troffen wij 14 mg per capsule Sibutramine aan. Dat is 107% van de gedeclareerde waarde.
Een schriftelijk stuk, uitslag onderzoek Kamet van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van bevindingen d.d. 27 juli 2012, opgenomen op pagina 281 e.v. van voornoemd dossier, zakelijk weergegeven:
In ordernummer A026001, Obestofit 15 mg, troffen wij 14 mg per dosis Sibutramine aan. In ordernummer A027601, Sibutril 15 mg, troffen wij 10 mg per capsule Sibutramine aan.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 juli 2012, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant [naam], zakelijk weergegeven:
Geneesmiddelen worden pas geregistreerd en toegelaten tot het farmaceutische handelskanaal (apotheken) indien het middel voldoet aan de criteria veiligheid, werkzaamheid en kwaliteit. In diverse Europese landen en onder verschillende merknamen is de stof Sibutramine als geneesmiddel sinds in 1999 in de handel. In Nederland werd sibutramine onder de naam Reductil in de handel gebracht.
Het SCOUT-onderzoek
Vanwege mogelijke ernstige cardiovasculaire (hart- en bloedvaten) bijwerkingen, welke gemeld werden door patiënten in diverse landen, verzocht het Europees Geneesmiddelenbureau aan de firma Abbott om een studie te doen naar deze bijwerkingen. De firma Abbott startte in 2002 het zogenoemde SCOUT-onderzoek ((Sibutramine Cardiovasculair OUtcome Trial). Het SCOUT-onderzoek heeft plaatsgevonden gedurende 6 jaar. In totaal werden 9.800 patiënten gedurende die periode gevolgd. In het onderzoek is sibutramine met een placebo (schijnbehandeling) onderling vergeleken. In oktober 2009 is het klinische onderzoek SCOUT door onafhankelijke deskundigen beoordeeld. De conclusie was dat ouderen (55 jaar en ouder) 16 procent meer kans liepen op cardiovasculaire problemen zoals een hartaanval, beroerte of hartstilstand bij gebruik van sibutramine. Op grond van de uitkomst van het SCOUT onderzoek heeft de firma Abbott besloten om de registratie van al haar geneesmiddelen met de stof sibutramine te laten schorsen.
Op 27 januari 2010 heeft de merk- en registratiehouder van Reductil, de firma Abbott te Hoofddorp een zogenoemde "dear doctor letter" uitgebracht. In de brief refereert Abbott aan het SCOUT-onderzoek en adviseert beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg om de stof sibutramine niet langer als geneesmiddel voor te schrijven dan wel ter beschikking te stellen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting d.d. 29 oktober 2012 afgelegd;
Een proces-verbaal d.d. 18 juli 2012, opgenomen op pagina 7 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant [naam];
Een schriftelijk stuk, uitslag onderzoek Kamet van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van bevindingen d.d. 8 februari 2012, opgenomen op pagina 78 e.v. van voornoemd dossier;
Een proces-verbaal van inbeslagname d.d. 13 februari 2012, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, in houdende de verklaring van verbalisant [naam];
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting d.d. 29 oktober 2012 afgelegd;
Een proces-verbaal met betrekking tot de doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 17 juli 2012, opgenomen op pagina 156 e.v. in voornoemd dossier;
Een schriftelijk stuk, uitslag onderzoek Kamet van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van bevindingen d.d. 27 juli 2012, opgenomen op pagina 287 e.v. van voornoemd dossier;
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting d.d. 29 oktober 2012 afgelegd
Een proces-verbaal met betrekking tot de doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 17 juli 2012, opgenomen op pagina 156 e.v. in voornoemd dossier
Een schriftelijk stuk, uitslag onderzoek Kamet van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu van bevindingen d.d. 27 juli 2012, opgenomen op pagina 287 e.v. van voornoemd dossier.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt vast dat Sibutramine omstreeks 1 februari 2010 door de fabrikant uit de handel is genomen na een onderzoek waaruit - boven de leeftijd van 55 jaar - een kans van 16% op ernstige cardiovasculaire problemen is gebleken. Het systeem van medicatieverstrekking is in Nederland bewust zo ingericht dat medicijnen door een arts worden voorgeschreven en vervolgens door een apotheker op recept worden verstrekt. Door de medicijnen in India te bestellen heeft verdachte zich bewust aan het risico bloot gesteld dat deze medicijnen niet de juiste of niet de juiste hoeveelheden aan bestanddelen bevatten waardoor deze medicijnen om die reden alleen al een gevaar voor de volksgezondheid konden opleveren. Verdachte heeft verklaard dat hij zich bewust was dat medicijnen door een arts voorgeschreven dienen te worden en dat hij fout handelde door deze uit het buitenland te laten toezenden. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het in de bewijsmiddelen genoemde SCOUT-onderzoek objectief van het voor de gezondheid schadelijke karakter van Sibutramine. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij wist dat Sibutramine in 2010 uit de handel was genomen vanwege hoofdpijn en de kans op hoge bloeddruk. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat verdachte wist dat het middel gevaarlijk was voor de gezondheid. Verdachte heeft bij het doorsturen van dit middel aan derden het gevaarlijke karakter verzwegen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte pas kon weten dat het middel gevaarlijk was vanaf het moment dat het door de fabrikant uit de handel is gehaald, derhalve pas vanaf 1 februari 2010. De rechtbank gaat ervan uit dat hij het vanaf dat moment ook daadwerkelijk wist. De rechtbank zal in de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde de pleegperiode aanpassen.
Nu de rechtbank heeft overwogen dat verdachte wist dat Sibutramine gevaarlijk was voor de gezondheid en het gevaarlijke karakter heeft verzwegen kan het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte, de rapportage van het RIVM en het aantreffen van de medicijnen in de woning van verdachte kan het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
verdachte in de periode van 1 februari 2010 tot en met 17 juli 2012, in de gemeente Groningen meermalen waren, te weten
- Obestofit 15 mg, bevattende de werkzame stof Sibutramine en
- Sibutril 15 mg, bevattende de werkzame stof Sibutramine en
- Slimex 15 mg, bevattende de werkzame stof Sibutramine,
telkens heeft verkocht en telkens heeft afgeleverd, telkens wetende dat die hiervoorgenoemde waar voor de gezondheid schadelijk is, terwijl verdachte telkens dat schadelijke karakter heeft verzwegen;
2.
verdachte in de periode van 14 augustus 2009 tot en met 17 juli 2012, in de gemeente
Groningen en te Schiphol, meermalen opzettelijk telkens zonder vergunning van de
Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport andere geneesmiddelen dan geneesmiddelen voor onderzoek, te weten
- Kamagra 100 en Kamagra 100 bruistablet en Silagra-100, elk bevattende de werkzame stof Sildenafil, en
- PCH Methylfenidaat HCI, bevattende de werkzame stof Methylfenidaat, en
- Oxazepam Actavis 10 mg, bevattende de werkzame stof Oxazepam, en
- Obestofit 15 mg en Sibutril 15 mg en Slimex 15 mg, elk bevattende de werkzame stof Sibutramine, (telkens) heeft ingevoerd en afgeleverd en uitgevoerd;
3.
verdachte op 17 juli 2012, in de gemeente Groningen, opzettelijk middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, te weten 1600 tabletten, (met de productnaam Oxazepam
Actavis 10 mg), elk bevattende het middel oxazepam en 179 tabletten, (met de productnaam Pax-2 Alprazolam tablets), elk bevattende het middel alprazolam, aanwezig heeft gehad;
4.
Verdachte op 17 juli 2012, in de gemeente Groningen, opzettelijk middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, te weten 840 tabletten, (met de productnaam PCH
Methylfenidaat HCI), elk bevattende het middel methylfenidaat aanwezig heeft gehad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen 1, 2, 3, en 4 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1 Waren verkopen en afleveren, wetende dat zij voor de gezondheid schadelijk zijn en dat schadelijk karakter verzwijgende, meermalen gepleegd
2 Overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan, meermalen gepleegd
3 Opzettelijk handelen in strijd met het bepaalde in artikel 3, aanhef en onder c, van de Opiumwet, meermalen gepleegd
4 Opzettelijk handelen in strijd met het bepaalde in artikel 2, aanhef en onder c, van de Opiumwet
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezenverklaarde feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op een psychiatrische onderzoeksrapportage d.d. 28 september 2012, opgemaakt door [naam], psychiater. De conclusie in laatstgenoemd rapport luidt ondermeer dat verdachte lijdt aan een posttraumatische stress-stoornis (PTSS), een recidiverende depressieve stoornis, een afhankelijkheid van benzodiazepines, misbuik van methylfenidaat, inadequate coping en beperkingen in het contact. De ziekelijke stoornis was ook ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde aanwezig en dat maakt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De rechtbank kan zich met deze conclusie verenigen en neemt deze over en concludeert met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid van verdachte dat het bewezenverklaarde aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank acht verdachte derhalve strafbaar, nu ten opzichte van verdachte ook overigens geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf van drie jaren met aftrek van voorarrest waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daaraan zou de door de psychiater en reclassering voorgestelde behandeling als bijzondere voorwaarde gekoppeld moeten worden. Daarbij heeft de officier van justitie met name aangevoerd dat er sprake is van zeer ernstige feiten, terwijl het kennelijk om een zeer makkelijke handel in verboden medicijnen gaat. Daarnaast heeft de officier van justitie ook rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
Namens verdachte is gepleit voor een aanzienlijke matiging van de gevorderde gevangenisstraf. De raadsvrouw heeft daartoe gewezen op vergelijkbare gepubliceerde uitspraken waarbij veel lagere straffen zijn opgelegd. De omstandigheden waar de rechtbank bij de oplegging van de straf rekening mee dient te houden zijn dat verdachte niet heeft gehandeld uit financieel gewin, het feit dat hij zelf slachtoffer is door zijn verslaving en de rapportage waarin is vastgesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. De voorgestelde bijzondere voorwaarde met een klinische behandeling is noodzakelijk en verdachte is bereid zich te laten behandelen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede met de eis van de officier van justitie.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feiten die er - kort gezegd - op neer komen dat hij ongeveer drie jaar illegaal heeft gehandeld in medicijnen. Dit ging onder meer om medicijnen die sinds begin 2010 in Europa uit de handel waren genomen vanwege gevaar voor de gezondheid. Een deel van de medicijnen, die bij hem in huis zijn aangetroffen en die hij uit India ontving en vervolgens aan derden in Europa doorzond, zijn verboden middelen op grond van de Opiumwet.
Het handelen van verdachte is structureel geweest. Dat kan worden afgeleid uit verdachtes eigen verklaring en uit het grote aantal zendingen dat door de douane is onderschept bij steekproeven. Ook de huisgenote van verdachte1 verklaart over het feit dat zij wekelijks pakketjes voor verdachte aannam. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen rekening heeft gehouden met het gevaar voor anderen. Verder weegt de rechtbank mee dat verdachtes motief niet is gelegen in winstbejag, maar in het voorzien in middelen ten behoeve van zijn eigen verslaving. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest.
Uit het advies van de reclassering en van de psychiater blijkt dat verdachte door zijn psychiatrische problematiek en verslaving in deze situatie terecht is gekomen. Zonder behandeling zal verdachte opnieuw in de problemen kunnen komen en soortgelijke feiten kunnen plegen. Het hoofdprobleem lijkt de psychiatrische problematiek te zijn die tot de afhankelijkheid van benzodiazepines heeft geleid. Daarom wordt een behandeling in kliniek voor psychiatrische problematiek geadviseerd, die in eerste instantie klinisch zou moeten zijn en vervolgd kan worden met een ambulante behandeling. Daarvoor is nog echter geen indicatiestelling afgegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de door de psychiater geadviseerde klinische behandeling noodzakelijk is om herhaling te voorkomen. Er is echter op dit moment onvoldoende informatie over de inhoud van die behandeling om deze als bijzondere voorwaarde op te kunnen leggen. De rechtbank gaat er echter vanuit dat verdachte, gezien zijn ter zitting getoonde motivatie, de behandeling die na het nadere onderzoek van de GGZ zal worden geadviseerd zal ondergaan en de rechtbank zal daartoe de reclassering gelasten verdachte daarbij hulp en steun te bieden.
Gelet op de aard en ernst van de feiten en uit oogpunt van generale preventie dient voor zulke strafbare feiten een aanzienlijke gevangenisstraf te worden opgelegd. De rechtbank zal daarvan een aanzienlijk deel voorwaardelijk opleggen om verdachte er in de toekomst van de weerhouden soortgelijke strafbare feiten te plegen en om de nog nader te bepalen behandeling onder toezicht van de reclassering mogelijk te maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 57, 174 van het Wetboek van Strafrecht;
- 18 van de Geneesmiddelenwet;
- 1(oud), 2, en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 2, 3, 10, 11 van de Opiumwet.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 10 (tien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat
- de veroordeelde zich voor het einde van dan wel gedurende de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- de veroordeelde geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich na het einde van de detentie bij de Reclassering Nederland, locatie Groningen, meldt en zich zo frequent als door de Reclassering Nederland nodig wordt geacht blijft melden;
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van medicatie die niet door een erkende behandelaar op recept zijn voorgeschreven en hij de voorgeschreven dosis niet zal overschrijden zolang de reclassering dat noodzakelijk acht. Ten behoeve van de naleving van dit verbod zal veroordeelde aan bloed- of urineonderzoek meewerken;
- dat veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door de reclassering worden gegeven, ook als deze een behandeling inhouden.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, R. Keurentjes en P.H.M. Smeets, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 november 2012.