ECLI:NL:RBGRO:2012:BY7650
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.H.A. Fransen
- L.W. Janssen
- J. van Bruggen
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens intellectuele eigendomsfraude
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 21 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van intellectuele eigendomsfraude. De officier van justitie had de verdachte vervolgd op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Auteurswet. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de officier van justitie niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat hij in strijd heeft gehandeld met de Aanwijzing intellectuele eigendomsfraude. Hoewel de rechtbank vaststelde dat het handelen van de verdachte nalatig en onverantwoord was, was er geen bewijs van oplichting of het gebruik van valse merken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden bewezen dat hij opzettelijk handelde met het oogmerk om zich of anderen te bevoordelen door middel van bedrieglijke handelingen. De rechtbank concludeerde dat de vervolging niet in overeenstemming was met de beginselen van een behoorlijke procesorde, aangezien er al civielrechtelijke stappen waren ondernomen door de Kamer van Koophandel. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij een criminele organisatie of georganiseerde criminaliteit. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De zaak zal verder worden behandeld door de nieuwe rechtbank Noord-Nederland, die op 1 januari 2013 in werking treedt.