ECLI:NL:RBGRO:2012:BY7650

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/676005-09
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vervolging wegens intellectuele eigendomsfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 21 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van intellectuele eigendomsfraude. De officier van justitie had de verdachte vervolgd op basis van verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Auteurswet. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de officier van justitie niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging, omdat hij in strijd heeft gehandeld met de Aanwijzing intellectuele eigendomsfraude. Hoewel de rechtbank vaststelde dat het handelen van de verdachte nalatig en onverantwoord was, was er geen bewijs van oplichting of het gebruik van valse merken. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden bewezen dat hij opzettelijk handelde met het oogmerk om zich of anderen te bevoordelen door middel van bedrieglijke handelingen. De rechtbank concludeerde dat de vervolging niet in overeenstemming was met de beginselen van een behoorlijke procesorde, aangezien er al civielrechtelijke stappen waren ondernomen door de Kamer van Koophandel. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij een criminele organisatie of georganiseerde criminaliteit. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De zaak zal verder worden behandeld door de nieuwe rechtbank Noord-Nederland, die op 1 januari 2013 in werking treedt.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
Parketnummer: 18/676005-09
datum uitspraak: 21 december 2012
op tegenspraak
Raadsman: mr. A. Moszkowicz, advocaat te Amsterdam
VONNIS van de rechtbank te Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, Noordelijke Fraudekamer, zitting houdende te Groningen, in de zaak tegen:
[verdachte 4],
geboren op [datum] 1987 te [plaats],
wonende te [plaats en adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 oktober 2011, 25 november 2011, 11 april 2012 en 7 december 2012.
TENLASTELEGGING
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
1A) (artikel 326 Wetboek van Strafrecht)
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 juni 2008 tot en met 31
januari 2009 te Heerhugowaard en/of Winschoten en/of Den Haag en/of Apeldoorn
en/of Amersfoort en/of Leek en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door hetzij door het aannemen van een valse naam of van een valse
hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of een
samenweefsel van verdichtsels waaronder onder meer de navolgende aangevers:
dhr. [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] en/of [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] en/of [benadeelde 7] en/of [ benadeelde 8], elk heeft/hebben bewogen tot de afgifte van 149 euro, althans
(een) geldbedrag, in elk geval enig goed en/of het aangaan van een schuld;
hierin bestaande dat hij en/of zijn mededader(s),
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk
en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid onder meer
telkens:
- heeft/hebben doen voorkomen dat de brieven met een aangehechte acceptgiro,
betreffende de bijdrage KvKhandelsregister.nl 2009, afkomstig waren van de
Kamer van Koophandel Nederland ten behoeve van de registratie in het
handelsregister van de Kamer van Koophandel Nederland door onder meer:
* het gebruik van een gelijkende lay-out en/of gelijkend kleurgebruik en/of
gelijkend logo en/of de gelijkende naam KvKhandelsregister en/of het
tijdstip van verzending en/of
* aangevers in genoemde brieven erop te attenderen dat er sprake was van een
nieuw bankrekeningnummer en/of
* genoemde brieven te versturen in enveloppen voorzien met een gelijkend
logo van de Kamer van Koophandel Nederland;
waardoor aangever(s) werd(en) bewogen tot bovengenoemde afgifte;
EN/OF
1B) (artikel 337 lid 1 sub d jo lid 3 Wetboek van Strafrecht)
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 juni 2008 tot en met 31
januari 2009 te Heerhugowaard en/of Winschoten en/of Den Haag en/of Apeldoorn
en/of Amersfoort en/of Leek en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk valse en/of vervalste of wederrechtelijk vervaardigde
merken, te weten:
- het woord- en beeldmerk "Kantoor voor Klanten BVBA "; en/of
- het woord- en beeldmerk "KvKhandelregister.nl 2009 "; en/of
- het woord- en beeldmerk "www.kvkhandelsregister.nl";
althans in elk geval een beschermd woord en/of beeldmerk, dan wel een sterk
gelijkend woord en/of beeldmerk van de Kamer van Koophandel Nederland,
heeft afgeleverd en/of heeft doen afleveren, en/of heeft uitgedeeld en/of
heeft doen uitdelen en/of in voorraad heeft gehad en/of in voorraad heeft doen
hebben,
zulks terwijl hij en/of zijn mededader (s) van het plegen van vorenomschreven
misdrijven hun/zijn beroep hebben/heeft gemaakt en/of het plegen van
vorenomschreven misdrijven als bedrijf hebben/heeft uitgeoefend;
art 326 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
2 (artikel 31b juncto artikel 31 juncto artikel 31a Auteurswet )
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 juni 2008 tot en met 31
januari 2009 te Heerhugowaard en/of Winschoten en/of Den Haag en/of Apeldoorn
en/of Amersfoort en/of Leek en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk één of meer voorwerpen, te weten om en nabij 700.000
en/of 385.000 , althans een groot aantal brieven en/of facturen en/of
aanbiedingen, althans een geschrift,
waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht, te weten van de Kamer van
Koophandel Nederland,
zonder toestemming van boven bedoelde rechthebbende,
telkens (een) werk(en), te weten brieven, betreffende de bijdrage
KvKhandelsregister.nl 2009 (149 euro) en/of facturen en/of aanbiedingen
waarin het beeldmerk en/of het woordmerk van de Kamer van Koophandel
Nederland, was/waren vervat,
openlijk ter verspreiding heeft aangeboden en/of heeft doen aanbieden, en/of
ter verveelvoudiging of ter verspreiding voorhanden heeft gehad, en/of
voorhanden heeft doen hebben, en/of heeft ingevoerd en/of heeft doen
invoeren, en/of heeft doorgevoerd en/of heeft doen doorvoeren, en/of heeft
uitgevoerd en/of heeft doen uitvoeren, en/of heeft bewaard uit winstbejag
en/of heeft doen bewaren uit winstbejag,
terwijl hij en/of zijn mededaders, van het plegen van de misdrijven, zoals
hierbovenvermeld, zijn beroep heeft/hebben gemaakt en/of het plegen van deze
misdrijven als bedrijf heeft/hebben uitgeoefend;
art 31b Auteurswet
3.
3. (artikel 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 juni 2008 tot en met 31
januari 2009 te Heerhugowaard en/of Winschoten en/of Den Haag en/of Apeldoorn
en/of Amersfoort en/of Leek en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
heeft deelgenomen aan een organisatie, die gevormd werd door verdachte en/of
de onderneming(en) Kantoor voor Klanten BVBA en/of Kantoor voor
Klantenservice en/of de natuurlijke personen [verdachte 1] en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 5] en/of een of meer andere
rechtspersonen en/of natuurlijke personen, welke organisatie tot oogmerk had
het plegen van misdrijven, te weten
-oplichting en/of bedrog met handelsnaam en/of merk;
-en/of het inbreuk maken op eens anders auteursrecht;
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Ter zitting heeft de raadsvrouw mr. E. Julius, advocaat te Amsterdam, namens de raadsman van verdachte –kort samengevat, zakelijk weergegeven- aangevoerd dat:
1. het Openbaar Ministerie ten aanzien van feit 2 niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu ten aanzien van de verdachte het civiele recht de eerste voorkeur heeft boven een strafrechtelijke aanpak.
2. vrijspraak dient te volgen ten aanzien van de feiten 1 en 3 nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Niet-ontvankelijkheid Openbaar Ministerie
De rechtbank heeft acht geslagen op de Aanwijzing intellectuele-eigendomsfraude van het College van procureurs-generaal (hierna te noemen: de Aanwijzing). De Aanwijzing moet worden beschouwd als recht in de zin van art. 79 RO. Dat betekent dat het Openbaar Ministerie in beginsel aan het in de Aanwijzing verwoorde beleid mag worden gehouden en dat door de rechter kan worden getoetst of de in de specifieke zaak gevolgde rechtsgang — mede bezien in het licht van dat beleid — aan de beginselen van behoorlijk strafprocesrecht voldoet. Bij de thans voorliggende vraag of bij de vervolgingsbeslissing één of meer van die beginselen zijn geschonden, dient de rechtbank rekening te houden met de uit het opportuniteitsbeginsel voortvloeiende beleidsvrijheid van het Openbaar Ministerie, in die zin dat het zich daarbij dient te beperken tot marginale toetsing. Dat betekent dat de rechtbank (slechts) kan beoordelen of het Openbaar Ministerie in redelijkheid tot zijn vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen.
In de Aanwijzing staat — onder meer — het volgende vermeld:
“2. Civielrechtelijke of strafrechtelijke aanpak
Uitgangspunt bij de bestrijding van inbreuken op door intellectuele eigendomsrechten beschermde werken is dat optreden door de belanghebbenden zelf voorop dient te staan (civielrechtelijke weg). Echter, bij intellectuele eigendomsfraude is vaak ook het algemeen belang in het geding. Bij de vraag in welke gevallen het strafrecht voor toepassing in aanmerking komt, moet met name daarbij worden aangeknoopt. Dit impliceert, dat het privaatrecht voor die gevallen in beginsel niet het (enige) primaire handhavingssysteem is.
Het algemeen belang kan in het geding zijn bij gedragingen waardoor de belangen van de volksgezondheid en van een veilige samenleving in het algemeen worden bedreigd. Verder zijn het met name de grootschalige vormen van intellectuele eigendomsfraude, plaatsvindend in beroep of bedrijf, die marktverstorend werken. Hierbij is evident sprake van parasiteren op de reputatie, werfkracht en exclusiviteit van merken en/of auteursrechtelijk beschermde werken. Ook is bij vermoeden van organisatiecriminaliteit en/of vermoedelijke betrokkenheid van de georganiseerde criminaliteit, strafrechtelijk optreden vereist. (…)”.
De rechtbank stelt vast dat op het moment dat door de officier van justitie werd besloten tot het entameren van strafrechtelijke vervolging tegen verdachte, er reeds de nodige civielrechtelijke stappen waren genomen door de Kamer van Koophandel, die belanghebbende is in deze kwestie. Dat betekent dat op grond van de Aanwijzing strafrechtelijke vervolging in beginsel achterwege kon blijven, tenzij het algemeen belang in het geding geacht moet zijn te geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het dossier noch uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat - op het moment dat ten tijde van de vervolgbeslissing - sprake was van een redelijk vermoeden van schuld dat deze verdachte zich bezig hield met het op zodanig grote schaal inbreuk maken op auteursrechten van de Kamer van Koophandel, dat daarbij het algemeen belang in het geding was. Weliswaar stond toen vast dat verdachte een aantal activiteiten heeft verricht in opdracht van het Kantoor voor Klanten (het ontwikkelen van software voor die organisatie en het verrichten van een aantal andere activiteiten, zoals het afsluiten van een contract met AD Hoc Data, ter verkrijging van bedrijfsadressen en het verzenden van een e-mail naar het distributiebedrijf [naam]), maar was het naar het oordeel van de rechtbank nog geenszins duidelijk dat zijn betrokkenheid bij die organisatie zodanig omvangrijk was dat ten aanzien van hem een redelijk vermoeden van schuld aanwezig was dat hij zich bezighield met een inbreuk op een schaal zoals hiervoor bedoeld.
In het dossier zijn evenmin gronden te vinden waarop, op het moment van de beslissing van de officier van justitie om strafrechtelijke dwangmiddelen toe te passen in de zaak tegen de verdachte, een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van de verdachte in verband met de overige in de Aanwijzing genoemde criteria voor strafrechtelijke handhaving zou kunnen worden gebaseerd.
Bovendien zijn de rechtbank uit het dossier alsmede uit het onderzoek ter terechtzitting geen aanwijzingen voor beroeps- of bedrijfsmatig handelen van de verdachte binnen het Kantoor voor Klanten gebleken. Evenmin waren er op het moment van de vervolgingsbeslissing voldoende aanwijzingen dat verdachte was betrokken bij een criminele organisatie of bij georganiseerde criminaliteit, zoals deze in de Aanwijzing zijn bedoeld.
De officier van justitie heeft de rechtbank ter zitting geen nader inzicht kunnen geven in de feiten en omstandigheden die ertoe hebben geleid dat in de zaak tegen de verdachte door het Openbaar Ministerie is gekozen voor strafrechtelijke handhaving.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het Openbaar Ministerie — gelet op de in de Aanwijzing vermelde criteria voor strafrechtelijke handhaving — niet in redelijkheid tot zijn vervolgingsbeslissing heeft kunnen komen en dat het Openbaar Ministerie met zijn beslissing om in de zaak tegen de verdachte over te gaan tot strafrechtelijke handhaving de beginselen van behoorlijke procesorde heeft geschonden. Naar het oordeel van de rechtbank dient de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging van de verdachte ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
Vrijspraak
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1A:
Het computerbedrijf van verdachte is benaderd door Kantoor voor Klanten om een website op te zetten. Aan de hand van de wensen van Kantoor voor Klanten heeft verdachte een website ontwikkeld. Ook heeft verdachte in opdracht van het Kantoor voor Klanten een aantal andere activiteiten verricht (onder meer het afsluiten van een contract met AD Hoc Data om bedrijfsadressen te verkrijgen ten behoeve van het Kantoor voor Klanten en het sturen van een e-mail naar het distributiebedrijf [naam). Niet is gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij het bedenken van de opzet van het Kantoor voor Klanten. Na het opleveren van een werkende website kwam Kantoor voor Klanten met een nieuwe lay-out. Verdachte constateerde toen dat deze lay-out leek op die van de Kamer van Koophandel. Hetzelfde was het geval met het logo van Kantoor voor Klanten. Hem werd door het Kantoor voor Klanten te kennen gegeven dat het akkoord was om de website en het logo te gebruiken.
Weliswaar heeft verdachte door na deze constatering niet te stoppen, laat staan in te grijpen, nalatig en onverantwoord gehandeld, maar naar het oordeel van de rechtbank kan onder de gegeven omstandigheden niet worden aangenomen dat er bij hem sprake was van een oogmerk op de in de tenlastelegging omschreven bedriegelijke handelingen. De rechtbank zal verdachte derhalve van het onder 1A tenlastegelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1B:
De rechtbank leest in de tenlastegelegde tekst dat het Openbaar Ministerie de verdachte overtreding van artikel 337 lid 1 sub a (in plaats van sub d) juncto lid 3 van het Wetboek van Strafrecht heeft tenlastegelegd.
Met betrekking tot het onder 1B tenlastegelegde is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de in de tenlastelegging genoemde woord- en beeldmerken “Kantoor voor Klanten BVBA”, “KvKhandelsregister.nl 2009” en “www.kvkhandelsregister.nl” vals, vervalst of wederrechtelijk vervaardigde merken zijn. Uit het dossier en ter zitting is de rechtbank niet gebleken dat de Kamer van Koophandel de term “handelsregister” in welke vorm dan ook heeft geregistreerd. Kantoor voor Klanten heeft voornoemde woord- en beeldmerken wel geregistreerd. Daarbij komt dat de term “handelsregister” niet een benaming is die alleen maar door de Kamer van Koophandel wordt gebruikt, maar die ook elders in het handelsverkeer wordt gebezigd. Er is derhalve geen sprake van een strafbaar handelen in de zin van artikel 337 lid 1 sub a juncto lid 3 van het WvSr.
Daarnaast ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank ten aanzien van deze verdachte, gelet op hetgeen hiervoor onder 1A is overwogen, ook hier het oogmerk tot het plegen van het tenlastegelegde feit en zal zij verdachte ook daarom terzake het onder 1B tenlastegelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het tenlastegelegde onder 3:
De rechtbank is, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat hij deelnam aan een organisatie die tot oogmerk had tot het plegen van de in de tenlastelegging vermelde misdrijven. Ook van het onder 3 tenlastegelegde dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart de officier van justitie niet ontvankelijk ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde.
- verklaart het onder 1A, 1B en 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.H.A. Fransen, voorzitter, L.W. Janssen en
J. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van A.E. Tuinstra, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 december 2012.
Mr. J. van Bruggen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De Wet Herziening Gerechtelijke Kaart zal op 1 januari 2013 in werking treden. De rechtbanken Assen, Groningen en Leeuwarden vormen met ingang van die datum tezamen de nieuwe rechtbank Noord-Nederland. Het rechtsgebied van deze rechtbank beslaat de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen. De zaak wordt daarom verder behandeld en beslist door de rechtbank Noord-Nederland.