ECLI:NL:RBGRO:2012:BY9437
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in civiele procedure
In deze zaak hebben verzoekers, aangeduid als [A], op 17 september 2012 een verzoekschrift ingediend voor het houden van een voorlopig getuigenverhoor tegen verweerder [B], handelend onder de naam [naam] Financiële Diensten. De mondelinge behandeling vond plaats op 6 november 2012, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 187 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat de voorwaarden voor het houden van een getuigenverhoor vastlegt. De rechter oordeelde dat verzoekers niet voldoende duidelijk hadden gemaakt welke stellingen en feiten zij wilden bewijzen. Hoewel [A] stelde dat zij wilden onderzoeken of er sprake was van een toerekenbare tekortkoming door [B], ontbrak het aan concrete details over het handelen of nalaten van [B]. Hierdoor voldeed het verzoek niet aan de vereisten van de wet.
De kantonrechter benadrukte dat het doel van een voorlopig getuigenverhoor is om verzoekers in staat te stellen hun procespositie te beoordelen. Aangezien [A] al op de hoogte was van de verklaringen van de getuigen, was het niet nodig om een getuigenverhoor te houden. De rechter wees het verzoek af en veroordeelde [A] in de proceskosten van [B], die op dat moment waren begroot op € 150,00. De beschikking werd uitgesproken op 20 november 2012 door de kantonrechter in aanwezigheid van de griffier.