ECLI:NL:RBGRO:2012:BY9440

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
508426 CV EXPL 11-3524
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van leasetermijnen met tonerfacturen in faillissement

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 20 november 2012, stond de vraag centraal of de besloten vennootschap Automobielbedrijf [naam] Stadskanaal BV (hierna: [A]) de door haar ontvangen facturen van Distriservice BV (hierna: Distriservice) voor toners kon verrekenen met de door HG Lease aan Distriservice verzonden facturen voor leasetermijnen. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 19 juni 2012 [A] opgedragen te bewijzen dat deze verrekening mogelijk was. Tijdens de zitting op 29 oktober 2012 zijn twee getuigen gehoord, waaronder de statutair directeur van [A] en de voormalige directeur van Distriservice, [C].

Getuige [A] verklaarde dat er een afspraak was gemaakt om de leasetermijnen te verrekenen met de tonerfacturen, maar deze verklaring werd niet ondersteund door voldoende bewijs. Getuige [C] stelde dat zijn voorstel tot verrekening niet was uitgevoerd en dat er geen duidelijke afspraken waren gemaakt. De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van getuige [A] niet voldoende was om de vordering van Distriservice te weerleggen, vooral omdat de verklaringen van getuige [B] en getuige [C] elkaar tegenspraken.

Uiteindelijk oordeelde de kantonrechter dat de vordering van Distriservice werd toegewezen, inclusief de wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten. [A] werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.800,44, vermeerderd met rente, en moest de proceskosten van Distriservice vergoeden. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is op 27 november 2012 uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Winschoten
Zaak\rolnummer: 508426 \ CV EXPL 11-3524
Vonnis van 27 november 2012
inzake
de besloten vennootschap Distriservice BV,
gevestigd te [plaatsnaam],
eiseres, hierna Distriservice te noemen,
gemachtigde: Bureau Mercuur te Groningen (Postbus 60159, 9703 BD),
tegen
de besloten vennootschap Automobielbedrijf [naam] Stadskanaal BV,
gevestigd en kantoorhoudend te 9502 EC Stadskanaal, Oosterstraat 9,
gedaagde, hierna [A] te noemen,
gemachtigde: W.K. Hoeve, gerechtsdeurwaarder te Zuidhorn (Postbus 31, 8900 AA).
PROCESGANG
1. Na het tussenvonnis van 19 juni 2012 zijn op 29 oktober 2012 twee getuigen gehoord. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens is (opnieuw) vonnis bepaald op grond van de processtukken.
OVERWEGINGEN
De (verdere) beslissing van het geschil
2. De kantonrechter neemt hier over wat hij heeft overwogen en beslist in het tussenvonnis.
3. [A] is bij het tussenvonnis opgedragen te bewijzen dat – zakelijk weergegeven – de door haar ontvangen facturen van Distriservice voor toners, verrekend konden worden met de door HG Lease aan Distriservice verzonden facturen voor leasetermijnen. [A] heeft als getuigen voorgebracht haar statutair directeur [A] en [C], de voormalige directeur van Distriservice.
4. Getuige [A] wordt door de kantonrechter als partijgetuige aangemerkt. Dat betekent dat wat [A] heeft verklaard enkel als bewijs ten voordele van [A] kan dienen wanneer het op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Getuige [A] heeft, voorzover van belang, verklaard:
Toen [C] mij voorstelde om de leasetermijnen te verrekenen met de tonerfacturen was ik het daarmee eens. (…) De verrekening vond in onze boekhouding plaats door middel van zogenaamde kruisposten. [B] was op de hoogte van de verrekeningsafspraak; zij heeft dat gehoord zowel van mij als van [C], in ieder geval op het moment dat ik daar met [C] over sprak aan de balie waar ook [B] aanwezig was. [B] verzorgde de gehele administratie voor HG Lease en het debiteurenbeheer. (…) Ik weet niet waarom ik de lijst van openstaande posten bij de conclusie van antwoord heb gevoegd terwijl ik ook een beroep op verrekening heb gedaan waardoor die posten mogelijk voldaan zouden zijn. Ik kan mij niet meer herinneren of ik [C] op een gegeven moment als leverancier heb geweigerd met als reden dat hij zijn leasetermijnen niet betaalde.
5. Getuige [C] heeft, voorzover van belang, verklaard:
U vraagt mij naar een verrekeningsafspraak. Omdat ik het financieel moeilijk had heb ik op een gegeven moment aan [A] voorgesteld om te verrekenen. Ik weet niet meer wat de reactie van [A] daarop was. Met dat voorstel van mij is niets gebeurd. Een vrouw bij HG Lease waar ik steeds mee te maken had belde mij op een gegeven moment zelfs in de auto om te vragen waar de betaling bleef. Ik kwam regelmatig bij HG Lease om te vragen of er nog toner geleverd moest worden en de laatste keer dat ik er was zei deze vrouw: Je hoeft hier niet weer te komen want je betaald je rekeningen toch niet.
6. Als getuige is door [A] gedagvaard [B]. [B] is werkzaam geweest bij HG Lease en de kantonrechter stelt vast dat zij “de vrouw bij HG Lease” was, welke wordt bedoeld door getuige [C]. [B] is niet verschenen als getuige. [A] heeft een schriftelijke verklaring van haar in het geding gebracht. In die verklaring zegt [B] over de verrekeningsafspraak:
De afspraak is gemaakt tussen mij en de heer [C] van Distriservice.
7. De kantonrechter is van oordeel dat [A] niet is geslaagd in het haar opgedragen bewijs. De verklaring van partijgetuige [A] zou van waarde kunnen zijn wanneer die op essentiële onderdelen wordt ondersteund door de schriftelijke verklaring van [B]. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval wanneer getuige [A] en [B] verschillend verklaren over wie met Distriservice de verrekeningsafspraak zou hebben gemaakt. Voorzover de verklaring van getuige [B] al als voldoende bewijs kan worden aangemerkt, wordt de verklaring ontzenuwd door die van getuige [C]. Deze heeft immers verklaard dat met zijn voorstel tot verrekening niets is gedaan door [A] en dat [B] zich naar Distriservice heeft uitgelaten op een wijze die niet op het bestaan van een verrekeningsafspraak duidt.
8. De slotsom is dat de vordering van Distriservice zal worden toegewezen met de – niet door [A] betwiste - rente en buitengerechtelijke incassokosten. [A] krijgt ongelijk en moet de proceskosten van Distriservice betalen. Gelet op rechtsoverweging 4.2 in het tussenvonnis zal de kantonrechter het salaris voor de gemachtigde matigen.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt [A] tot betaling aan Distriservice van een bedrag groot € 2.800,44 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 2.259,19 vanaf 25 mei 2010 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [A] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Distriservice begroot op € 262,50 wegens salaris en op € 360,31 wegens verschotten;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en op 27 november 2012 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: RTjT
coll: