ECLI:NL:RBGRO:2012:BZ4354

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
21 november 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
131052 / HA ZA 12-6 en 133386 / HA ZA 12-143
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van persoonsgebonden budget door budgethouder aan zorgverzekeraar

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 21 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Zorgkantoor Menzis en de budgethouder [A], vertegenwoordigd door haar moeder [B]. Menzis vorderde op basis van onverschuldigde betaling een bedrag van € 12.219,84 van [A], dat als persoonsgebonden budget (PGB) was toegekend. De rechtbank oordeelde dat de eindafrekeningen van het PGB formele rechtskracht hadden, omdat hiertegen geen bezwaar was gemaakt. Dit betekende dat [A] gehouden was de ontvangen voorschotten terug te betalen, ondanks haar verweer dat zij geen betalingen had ontvangen, aangezien deze aan haar wettelijk vertegenwoordiger, [B], waren gedaan. De rechtbank stelde vast dat de gevolgen van de betaling op grond van artikel 3:66 BW [A] als vertegenwoordigde troffen.

Daarnaast werd [B] aansprakelijk gesteld voor de schade die [A] zou lijden door het niet verantwoorden van de besteding van de PGB-gelden. De rechtbank concludeerde dat [B] als wettelijk vertegenwoordiger tekort was geschoten in haar verplichtingen, wat leidde tot de veroordeling van [B] om de schade die [A] zou moeten terugbetalen aan Menzis te vergoeden. De rechtbank heeft de vordering van Menzis in de hoofdzaak toegewezen en [A] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kosten in de vrijwaringszaak werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK GRONINGEN
Sector civielrecht
Vonnis in verzet van 21 november 2012
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 131052 / HA ZA 12-6 van
de stichting
STICHTING ZORGKANTOOR MENZIS,
gevestigd te Wageningen,
eiseres,
gedaagde in verzet,
advocaat mr. B.T.J.A. van Aalst te Enschede,
tegen
[A],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde,
eiseres in verzet,
advocaat mr. M.L. Bron te Groningen
tevens vonnis in vrijwaring
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 133386 / HA ZA 12-143 van
[A],
wonende te [plaatsnaam],
eiseres in vrijwaring,
advocaat mr. M.L. Bron te Groningen,
tegen
[B],
wonende te [plaatsnaam],
gedaagde in vrijwaring,
advocaat mr. E.J. Luursema te Hoogezand,
Partijen zullen hierna Menzis, [A] en [B] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 5 september 2012,
- het proces-verbaal van comparitie van 23 oktober 2012.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [B] is de moeder van [A], die op [dag] oktober 1990 is geboren. Tot aan de meerderjarigheid van [A], was [B] haar wettelijk vertegenwoordiger. [A] woonde tot 18 juni 2007 bij [B], waarna zij in de crisisopvang van het JOC is beland. Van daaruit werd [A] begeleid om zelfstandig te gaan wonen en heeft zij op verschillende adressen gewoond.
2.2. Bij beschikking van 15 november 2007 heeft Menzis aan [A] een persoonsgebonden budget (PGB) van € 7.118,64 toegekend voor de periode van 24 april 2007 tot en met 31 december 2007. Bij beschikking van 11 december 2007 heeft Menzis aan [A] een PGB van € 8.548,71 toegekend voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 oktober 2008.
2.3. Het PGB is in voorschotten verstrekt. Over de periode van 24 april 2007 tot en met 31 oktober 2007 is totaal € 12.219,84 verstrekt. Deze voorschotten zijn ontvangen op een rekening van Houkes Bewindvoerders B.V. (Houkes), die op vrijwillige basis het budget van [B] beheerde.
2.4. Bij beschikking van 4 mei 2008 heeft Menzis de eindafrekening over 2007 vastgesteld. Volgens deze eindafrekening is er geen bedrag verantwoord en moet [A] € 7.118,64 terugbetalen. Bij beschikking van 30 oktober 2008 heeft Menzis de eindafrekening over 2008 vastgesteld. Volgens deze eindafrekening is er ook over 2008 geen bedrag verantwoord en heeft Menzis over 2008 een vordering op [A] van € 8.548,72. Tegen de beschikkingen van 4 mei 2008 en 30 oktober 2008 is geen bezwaar gemaakt.
2.5. Menzis heeft [A] aangemaand een bedrag van € 12.219,84 terug te betalen. [A] heeft daar niet aan voldaan.
3. Het geschil
in de hoofdzaak
3.1. Menzis vordert op grond van onverschuldigde betaling veroordeling van [A] tot betaling van € 12.219,84, vermeerderd met € 800,00 voor buitengerechtelijke incassokosten, € 152,00 voor BTW over de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente.
3.2. [A] voert als verweer aan dat Menzis niet van haar, maar van [B] de terugbetaling van de voorschotten moet vorderen. Omdat [B] volgens [A] contractspartner van Menzis is, dient [B] verantwoording af te leggen over de besteding van de PGB gelden. Bovendien heeft [B] de PGB gelden ontvangen, en zijn er geen onverschuldigde betalingen gedaan aan [A].
in de vrijwaringszaak
3.3. [A] vordert - samengevat - dat [B] wordt veroordeeld om aan [A] te betalen al hetgeen waartoe [A] in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, inclusief de proceskosten van de hoofdzaak, met veroordeling van [B] in de kosten van de vrijwaring.
Daartoe stelt [A] primair dat [B], als contractspartij en als ontvanger van de gelden, gehouden is tot terugbetaling van de PGB-gelden aan Menzis. Subsidiair stelt [A] dat, indien Menzis de terugvordering van de PGB-gelden op haar zou kunnen verhalen, zij deze op [B] kan verhalen op voet van artikel 1:253j BW en 6:162 BW omdat [B] zich jegens [A] heeft gedragen als een slecht bewindvoerder.
3.4. [B] voert als verweer in de eerste plaats aan dat de vordering van [A] niet op basis van een contractuele grondslag voor toewijzing in aanmerking komt omdat de toekenning van het PGB niet gebaseerd is op een contractuele verhouding. Tevens voert zij aan dat op [A] de plicht rustte om aan de verplichtingen die verbonden zijn aan het verkrijgen van het PGB te voldoen. [B] betwist bovendien dat zij ooit een brief van Menzis heeft ontvangen. Deze zijn aan [A] toegezonden. Bij de berekening van de schade dient verder rekening te worden gehouden met de eigen schuld van [A].
4. De beoordeling in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
4.1. De rechtbank overweegt dat uit de toekenningsbeschikkingen blijkt dat het PGB zowel over 2007 als over 2008 is toegekend aan [A]. Zij wordt in de beschikkingen aangeduid als de budgethouder. Zoals ter comparitie door Menzis is toegelicht, stemt dit overeen met de Regeling subsidies AWBZ. Volgens deze regeling wordt aan de verzekerde een PGB toegekend, en wordt daarbij geen onderscheid gemaakt tussen minderjarigen en meerderjarigen. Niet in geschil is dat [A] de verzekerde is. Op haar rusten daarom de verplichtingen die zijn verbonden aan het verkrijgen van een PGB, zoals de verplichting om de besteding van het ontvangen budget te verantwoorden. Of [A] al dan niet als contractspartner van Menzis kan worden beschouwd, is in dit verband niet relevant.
4.2. [A] stelt dat zij geen weet heeft gehad van het toegekende PGB, geen beschikking heeft gehad over het geld en aan haar nimmer verantwoording over de uitgave daarvan is gevraagd. Deze omstandigheden brengen echter naar het oordeel van de rechtbank niet met zich dat de verantwoordingsplicht op [B] is overgegaan. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Uit de overgelegde correspondentie blijkt dat Menzis deze op naam van [A] heeft gesteld en heeft gestuurd naar het adres van [B]. Weliswaar heeft [B] in de conclusie van antwoord in de vrijwaring betwist dat zij ooit een brief van Menzis heeft ontvangen, maar de rechtbank schuift deze stelling als onvoldoende gemotiveerd ter zijde. Ter comparitie heeft [B] deze stelling namelijk niet meer gehandhaafd en heeft zij verklaard alle stukken die zij heeft ontvangen doorgezonden te hebben aan haar budgethouder [C] omdat zij er vanuit ging dat [C] rekening en verantwoording daarover zou afleggen. De voorschotten zijn door Menzis uitbetaald op een rekening van [C]. [B] stelt de voorschotten ook te hebben besteed.
Aldus zijn zowel de toekenning van het PGB over de jaren 2007 en 2008 en de verzoeken om verantwoording als de uitbetaling van de voorschotten en de besteding daarvan, buiten [A] persoonlijk omgegaan. Desalniettemin vallen deze wel binnen haar risicosfeer omdat [B] in deze als haar wettelijk vertegenwoordiger is opgetreden. Voor zover [A] vanwege haar leeftijd niet aan de verplichting die zijn verbonden aan het verkrijgen van een PGB kon voldoen, lag het immers op de weg van [B] de belangen van [A] namens [A] te behartigen, hetgeen zij ook heeft gedaan. Op grond van artikel 1:253i BW was [B] ook bevoegd de voorschotten als vertegenwoordiger van [A] te ontvangen en te besteden.
4.3. Nu tegen de beschikkingen van 4 mei 2008 en 30 oktober 2008 waarbij de eindafrekeningen over 2007 en 2008 zijn vastgesteld, geen bezwaar is gemaakt, hebben deze beschikkingen formele rechtskracht. [A] heeft niet gesteld dat er bijzondere omstandigheden zijn die met zich brengen dat in dit geval een uitzondering op de formele rechtskracht moet worden gemaakt. Ook uit hetgeen zij heeft aangevoerd, is niet van zodanige omstandigheden gebleken. Vast staat dan ook dat [A] de uitgekeerde voorschotten moet terugbetalen. Menzis kan deze voorschotten als onverschuldigde betaling van [A] terugvorderen (artikel 6:203 BW) Het verweer van [A] dat er geen grond is voor een vordering uit onverschuldigde betaling omdat aan haar niets is betaald, slaagt niet omdat de betaling, zoals hiervoor is overwogen, is gedaan aan haar wettelijk bevoegde vertegenwoordiger. De gevolgen van deze betaling treffen op grond van artikel 3:66 BW [A] als vertegenwoordigde. Het door [A] aangehaalde vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 december 2010 (LJN: BO9412), brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel reeds omdat dat vonnis betrekking had op de situatie die hier niet in geding is waarin de zorgverzekeraar de ouder van het kind aan wie het PGB was toegekend tot terugbetaling had aangesproken.
4.4. Voor zover [B] in haar verplichting om als wettelijk vertegenwoordiger de belangen van [A] te behartigen zodanig is tekortgeschoten dat sprake is geweest van slecht bewind, is zij jegens [A] op grond van artikel 1:253j BW aansprakelijk voor de daaraan te wijten schade. [B] heeft niet betwist dat zij geen verantwoording heeft afgelegd over de besteding van de aan haar uitgekeerde voorschotten. Zij heeft er ook niet op toegezien dat een ander, zoals haar budgethouder, deze verantwoording zou afleggen. Door het niet verantwoorden van de besteding van het geld, zijn de eindafrekeningen op nihil gesteld en is [A], zoals hiervoor is overwogen, gehouden de toegekende voorschotten terug te betalen. Naar het oordeel van de rechtbank is er aldus sprake van slecht bewind en is [B] gehouden de daaraan te wijten schade die [B] lijdt, te vergoeden. Deze schade bestaat uit al hetgeen [A] aan Menzis zal moeten (terug)betalen. Dat de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan [A] kan worden toegerekend en op grond daarvan over partijen moet worden verdeeld, zoals [B] stelt maar niet onderbouwt, is de rechtbank niet gebleken.
in de hoofdzaak
4.5. De rechtbank concludeert dat de vordering in de hoofdzaak moet worden toegewezen in die zin dat [A] aan Menzis de gevorderde hoofdsom van € 12.219,84 moet betalen, vermeerderd met de wettelijke rente tot aan de dag der voldoening. Door [A] is niet betwist dat deze rente tot 14 april 2011 € 1.304,18 bedraagt.
4.6. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Menzis heeft niet (voldoende onderbouwd) gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
4.7. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Menzis worden begroot op:
- dagvaarding € 100,98
- overige explootkosten 0,00
- griffierecht 568,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris advocaat 1.356,00 (3 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 2.024,98
De rechtbank merkt daarbij op dat, nu Menzis zich in het door [A] ingroepen incident heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zij geen punt toekent voor salariskosten in het incident.
4.8. Het bij verstek gewezen vonnis van 29 juni 2011 zal worden vernietigd.
in de vrijwaringszaak
4.9. De rechtbank concludeert dat ook de vordering in vrijwaring moet worden toegewezen, inclusief de vordering tot betaling van de proceskosten van Menzis die [A] in de hoofdzaak moet betalen.
4.10. Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten in de vrijwaringszaak tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
in de hoofdzaak
5.1. vernietigt het bij verstek verleende vonnis van de rechtbank van 29 juni 2011
en opnieuw rechtdoende
5.2. veroordeelt [A] om aan Menzis te betalen een bedrag van € 13.524,02 (dertienduizendvijfhonderdvierentwintig euro en twee eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 12.219,84 met ingang van 14 april 2011 tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [A] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Menzis tot op heden begroot op € 2.024,98,
5.4. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in de zaak in vrijwaring
5.6. veroordeelt [B] aan [A] te betalen al hetgeen waartoe [A] in de hoofdzaak jegens Menzis is veroordeeld, waaronder de proceskosten van de hoofdzaak waarin [A] is veroordeeld, aan de zijde van Menzis begroot op € 2.024,98,
5.7. verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.8. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.9. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Schothorst en in het openbaar uitgesproken op 21 november 2012.