ECLI:NL:RBHAA:2001:AB2223

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
21 juni 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/030179-01 en 15/132711-01
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Ruijpers
  • A. Flohil
  • J. Waesberghe
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en diefstal op Schiphol met psychische problematiek van de verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 21 juni 2001 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere feiten, waaronder opzettelijk brand stichten en diefstal. De verdachte, geboren in 1976 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was ten tijde van de feiten gedetineerd in de Penitentiaire Inrichtingen Haarlem. De tenlastelegging omvatte vier feiten: opzettelijk brand stichten met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar, meermalen gepleegd, en diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in acht genomen. De verdachte heeft in een korte periode op verschillende data brand gesticht op Schiphol, wat heeft geleid tot aanzienlijke materiële schade en een levensbedreigende situatie voor medewerkers en reizigers. De rechtbank heeft rapportages van deskundigen in overweging genomen, waaruit bleek dat de verdachte lijdt aan een chronische psychose en verslaving aan cannabis, wat zijn oordeels- en kritiekstoornissen heeft beïnvloed. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de verdachte ten tijde van de delict enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was.

De rechtbank heeft een gevangenisstraf van zesendertig maanden opgelegd, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte zich moet houden aan de voorschriften van de reclassering. De vordering van de benadeelde partij, N.V. Luchthaven Schiphol, is niet ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE HAARLEM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
tegenspraak
parketnummer: 15/030179-01 en 15/132711-01
uitspraak: 21 juni 2001
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2001 gewezen in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichtingen Haarlem te Haarlem
De rechtbank heeft ter terechtzitting de zaken onder bovenstaande parketnummers gevoegd.
1. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaardingen is omschreven. Kopieën van die dagvaardingen zijn als bijlage I a en b bij dit vonnis gevoegd en maken daarvan deel uit.
De in de dagvaardingen opgenomen feiten heeft de rechtbank van doorlopende nummers voorzien. Zij zal die nummering in dit vonnis aanhouden.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen van verdachte geldig zijn, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II a en b van dit vonnis die daarvan deel uitmaken.
Hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid van de feiten
De bewezenverklaarde feiten leveren op:
1. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander te duchten is, meermalen gepleegd;
2. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;
3. Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd;
4. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de straf en overige beslissingen
6.1. De hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op:
de psychiatrische rapportage van Th.W. Bos van 1 mei 2001;
de psychologische rapportage van dr. R. Verheul van 4 mei 2001;
het voorlichtingsrapport van het Leger des Heils, Unit Amsterdam-Reclassering van
16 mei 2001.
Bij de bepaling van de strafsoort en -duur heeft de rechtbank meer in het bijzonder het navolgende overwogen.
Verdachte heeft in een zeer korte periode op drie verschillende data een aantal keren brand gesticht op Schiphol. Hij heeft daartoe telkens voorwerpen in brand gestoken.
Bij de branden op 15 januari 2001 is veel materiële schade aangericht.
De branden op 30 januari 2001 zijn in een vroeg stadium ontdekt, waardoor ernstige gevolgen konden worden voorkomen.
Bij de branden op 18 januari 2001 is het echter tot een ontploffing gekomen als gevolg waarvan een levensbedreigende situatie is ontstaan voor onder andere medewerkers en reizigers op Schiphol. Door zijn handelen heeft verdachte enorme materiële schade veroorzaakt op Schiphol-Plaza en heeft hij de luchthaven genoodzaakt kostbare maatregelen te treffen om de levens van reizigers en anderen veilig te stellen.
Deze brandstichting heeft dan ook grote opschudding en paniek veroorzaakt en daarmede de rechtsorde ernstig geschokt.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan diefstal van een horloge.
Uit de over verdachte door Th.W. Bos en R. Verheul uitgebrachte rapporten blijkt onder meer dat verdachte lijdt aan een chronische psychose en dat hij verslaafd is aan cannabisproducten die zijn psychose keer op keer doen opvlammen. Tevens lijdt hij aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Verdachte was ten tijde van het tenlastegelegde zwervende en gebruikte chronisch drugs, hetgeen gecombineerd met zijn chronische psychose heeft geleid tot ernstige oordeels- en kritiekstoornissen.
Ten tijde van het delict was verdachte hierdoor (enigszins) verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank neemt deze overwegingen over en houdt er bij het bepalen van de straf rekening mee. De rechtbank is van oordeel dat de bewezenverklaarde feiten aan verdachte kunnen worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Op grond van het vooroverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur passend en geboden is. Gelet op de bovengenoemde adviezen zal een deel van de straf voorwaardelijk worden opgelegd en zal daaraan een verplicht reclasseringscontact worden verbonden.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijke deel van de vrijheidsbenemende straf de maximale proeftijd van drie jaar verbinden, nu de persoon van verdachte noopt tot een langdurige reclasseringsbegeleiding ter voorkoming van herhaling van het bewezenverklaarde gedrag.
6.2 De vordering van de benadeelde partij
Door de benadeelde partij N.V. Luchthaven Schiphol is een vordering tot schadevergoeding van in totaal ¦ 510.000,-- ingediend wegens materiële schade die de verdachte in verband met het hem onder 1 tenlastegelegde heeft toegebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet van een zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
De benadeelde partij dient derhalve niet ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 157, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten zoals vermeld in bijlage II a en b van dit vonnis heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven onder 1, 2, 3 en 4 als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert de hierboven in rubriek 4. vermelde strafbare feiten op.
Zij verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de tijd van
ZESENDERTIG MAANDEN.
Zij beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot TWAALF MAANDEN niet ten uitvoer zal worden gelegd. Zij stelt daarbij een proeftijd van DRIE jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
- de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
de verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens het Leger des Heils, Unit Amsterdam-Reclassering, thans in de persoon van
J.P. Bouman.
Zij bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Verklaart de benadeelde partij N.V. Luchthaven Schiphol niet ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Ruijpers, voorzitter,
mrs. Flohil en Waesberghe, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Swagemakers en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 juni 2001.