"19. Het voorstel schept duidelijkheid over unilaterale overdrachten van slots aan andere luchtvaartmaatschappijen, aangezien de huidige bepalingen inzake slotoverdrachten niet eenduidig zijn. Hoewel de verordening om de noodzakelijke flexibiliteit binnen een groep luchtvaartmaatschappijen met zakelijke banden te handhaven, toestaat dat slots worden overgedragen van een moeder- op een dochtermaatschappij en/of als onderdeel van een overname, is, evenals thans het geval is, elke andere vorm van slotoverdracht tussen luchtvaartmaatschappijen, inclusief het leasen van slots, al dan niet tegen financiële vergoeding, uitdrukkelijk verboden. (…)"
Het voorgaande citaat geeft aan dat ook met het thans geldende artikel 8, vierde lid, van verordening 95/93 bedoeld is te voorkomen dat slots buiten de daartoe geldende procedures om van de ene op de andere luchtvaartmaatschappij worden overgedragen. Ofschoon DutchBird in haar primaire en subsidiaire vordering de termen 'ter beschikking stellen' en 'in gebruik geven' bezigt en deze termen strikt genomen niet onder de civielrechtelijke betekenis van overdracht vallen, leest de president het betreffende artikel en genoemde toelichting daarop aldus, dat daarmee elke vorm van overdracht - ter beschikking stellen dan wel in gebruik geven incluis -, in de zin van het algemeen spraakgebruik, is bedoeld. Dit moge onder meer blijken uit het feit dat de commissie spreekt over "elke (…) vorm van slotoverdracht". Derhalve is ook het subsidiair gevorderde in gebruik geven van 85 nachtslots onmogelijk.
In dit verband wellicht ten overvloede merkt de president op dat een overdracht als door DutchBird gevorderd het gehele systeem van slotallocatie zou doorkruisen. Indien luchtvaartmaatschappijen over de mogelijkheid zouden beschikken onderhands slots over te dragen, te verkopen of te leasen, dan zou juist daarmee de positie van nieuwkomers in de luchtvaart verslechteren. In die situatie immers, zou in het geheel geen zicht meer bestaan op de wijze waarop de slots worden verdeeld en zouden niet gebruikte slots mogelijk niet terugkeren in de daartoe bestemde pool waaruit nu juist nieuwkomers (deels) kunnen putten.
Uit het vorenstaande blijkt dat de vordering niet kan worden toegewezen waar het het primaire en subsidiaire deel betreft.
Voor wat betreft het meer subsidiair gevorderde overweegt de president het volgende. Niet valt in te zien wat het spoedeisend belang van DutchBird bij de geformuleerde vordering is. Een aanpassing van het vluchtschema van Transavia op de wijze zoals DutchBird die voorstaat, heeft - in ieder geval dit zomerseizoen - geen gevolgen voor DutchBird. Zij verkrijgt daardoor deze zomer niet meer nachtslots, terwijl toewijzing van de meer subsidiaire vordering ook geen verandering kan brengen in het in het vonnis van de president van deze rechtbank van 9 juli 2001 (75565/KG ZA 01-349) aan DutchBird gegeven verbod om met een luchtvaartuig in de nachtelijke periode zonder een daartoe rechtgevend slot een vliegbeweging (landing of start) op Schiphol uit te voeren. Nu DutchBird geen spoedeisend belang heeft bij het meer subsidiair gevorderde, dient ook dit deel van de vordering te worden afgewezen.
Ofschoon, gelet op het vorenstaande, hetgeen door DutchBird gevorderd is niet voor toewijzing (in kort geding) in aanmerking kan komen, zal de president (ten overvloede) de drie aan de vordering ten grondslag gelegde stellingen hieronder bespreken.
DutchBird heeft allereerst aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de verdeling van slots voor het zomerseizoen 2001 op een oneerlijke wijze heeft plaatsgevonden. Al hoewel DutchBird heeft aangegeven de verdeling van slots door de slotcoördinator in dit geding niet te willen aanvechten, blijkt uit hetgeen in de dagvaarding is vermeld en uit wat ter zitting is verhandeld dat DutchBird haar vordering toch deels op een onregelmatige verdeling van slots grondt. Zij stelt immers dat nadat aan Air Holland - eveneens een Nederlandse luchtvaartmaatschappij - surseance van betaling was verleend, de aan die maatschappij toebehorende slots op tijdelijke basis naar Martinair en Transavia zijn gegaan. Naar DutchBird stelt heeft Transavia deze tijdelijke slots voor de zomerperiode van 2001 mogen behouden. Transavia heeft ter zitting aangegeven dat zij inderdaad, tezamen met Martinair, de bestaande nachtslots (300) van Air Holland in de winter 1999/2000 op tijdelijke basis heeft toegewezen gekregen, zonder dat zij daaraan historische rechten kon ontlenen. De voorheen aan Air Holland toebehorende slots zijn voor het zomerseizoen 2000 echter conform het slotallocatiesysteem verdeeld. Op de toen toegewezen slots heeft Transavia historische rechten voor het zomerseizoen 2001 opgebouwd. Er is derhalve geen sprake van, aldus Transavia, dat zij de slots van Air Holland heeft mogen behouden.
Naar het oordeel van de president kan, nu DutchBird de hierboven weergegeven verklaring van Transavia onbetwist heeft gelaten, niet met succes aan de vordering ten grondslag gelegd worden de stelling dat Transavia op onregelmatige wijze slots van Air Holland heeft behouden. Daarbij laat de president nog in het midden de vraag of DutchBird zich met deze stelling wel tot Transavia diende te richten.
In het kader van de verdeling heeft DutchBird zich voorts op het standpunt gesteld dat, nu DutchBird feitelijk het grootste deel van de activiteiten van Air Holland heeft overgenomen, doordat de touroperators die vervoerscontracten met het gefailleerde Air Holland hadden afgesloten deze nu voor een groot deel bij DutchBird hebben ondergebracht, het door haar gehanteerde adagium 'slots should follow the business' dient te gelden. Daarmee bedoelt DutchBird te zeggen dat de slots van Air Holland dienen over te gaan naar de maatschappij die feitelijk (het grootste deel van) de activiteiten van Air Holland heeft overgenomen.
De president overweegt dat, nu in de bestaande regelgeving op dit terrein geen aansluiting is te vinden voor het door DutchBird geformuleerde adagium, deze stelling geen stand kan houden. Slots worden verdeeld volgens het slotallocatiesysteem. De door DutchBird voorgestane wijze van verdeling zou dit systeem doorkruizen en verdraagt zich om die reden niet met het in de internationale luchtvaart geldende allocatiesysteem.
DutchBird heeft tevens gesteld dat Transavia zich schuldig maakt aan zogenoemd 'slotabuse'. Door haar vluchtschema zo te plannen dat vliegtuigen kort voor 6:00 uur vertrekken en kort na 23:00 uur landen, behoudt Transavia haar rechten op nachtslots. De door Transavia gehanteerde schema's zijn erop gericht DutchBird dwars te zitten, zo meent DutchBird. Naar DutchBird stelt kan Transavia evengoed buiten de nachtelijke periode landen en stijgen. Zij verwijst daarbij naar de door Transavia gehanteerde omdraaitijden (tijden nodig om een vliegtuig tussen landing en start te reinigen en te prepareren voor de volgende vlucht) die langer zijn dan noodzakelijk. DutchBird acht de handelwijze van Transavia in strijd met de terzake geldende IATA-regels en verwijst met name naar de hierboven onder de vaststaande feiten weergegeven artikelen 6.10.6 en 6.10.7.
Ter zitting is evenwel van de zijde van Transavia een verklaring gegeven voor de lange omdraaitijden. Transavia heeft erop gewezen dat ten eerste niet alleen gekeken moet worden naar de beschikbare slots op Schiphol, maar dat zij ook afhankelijk is van de beschikbare tijden op andere luchthavens. Het tijdstip van vertrek vanaf Schiphol is - naast andere commerciële factoren - afhankelijk van het tijdstip waarop het bewuste vliegtuig kan landen op de luchthaven van bestemming. Bovendien, zo stelt Transavia, is schuiven met slottijden op Schiphol in de ochtend onmogelijk. Zij verwijst daarbij naar een interview met de heer [directeur] (directeur van Schiphol N.V.) in het NRC-Handelsblad d.d. 22 juni 2001 waarin deze melding maakt van het feit dat Schiphol in de ochtend volgeboekt is.
De president overweegt het volgende. DutchBird heeft haar stelling dat aan de zijde van Transavia sprake is van slotmisbruik niet anders onderbouwd dan onder verwijzing naar een door haar overgelegd overzicht waaruit naar haar mening kan worden opgemaakt dat Transavia kunstmatig lange omdraaitijden hanteert. Gelet op de karige onderbouwing van haar stelling, bezien in het licht van de door Transavia gegeven uitgebreide verklaring voor de door haar gehanteerde omdraaitijden, acht de president door DutchBird onvoldoende aannemelijk gemaakt dat daadwerkelijk sprake is van slotmisbruik. Bovendien zal ook voor Transavia gelden dat, naar DutchBird heeft gesteld, een luchtvaartmaatschappij die zich met de IT-markt bezighoudt om rendabel te kunnen werken meer "slagen" per dag naar het Middellandse-Zeegebied moet maken en dat zulks op de meeste bestemmingen niet uitkomt met de dagtijden tussen 06:00 en 23:00 uur.
Tenslotte is in dit geding uitgebreid aan de orde geweest de vraag of Transavia, zoals door DutchBird gesteld, zich schuldig maakt aan handelen in strijd met het mededingingsrecht. DutchBird meent dat Transavia misbruik maakt van haar economische machtspositie en daarmee in strijd handelt met artikel 24 Mededingingswet. De president overweegt dienaangaande dat zich in het bestek van een kort geding niet eenvoudig laat vaststellen of sprake is van misbruik van een economische machtspositie. De analyse van de relevante markt, de door DutchBird gestelde machtspositie en het gestelde misbruik is complex en gaat het bestek van een kort geding te buiten. Daartoe zijn andere wegen meer geëigend; wegen die DutchBird blijkens haar bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit gedeponeerde klacht reeds bewandelt. In deze procedure is de president in ieder geval onvoldoende gebleken dat het in artikel 24 Mededingingswet neergelegde verbod is overtreden, hetgeen een ingrijpen van de president zou kunnen rechtvaardigen.
Zoals hiervoor onder 5.2 tot en met 5.8 reeds overwogen, kan het gevorderde niet worden toegewezen. De overwegingen onder 5.10 tot en met 5.17 geven weer dat zelfs indien de mogelijkheid zou bestaan de vordering toe te wijzen, het daaraan ten grondslag gelegde daartoe geen aanleiding geeft. De gevraagde voorziening zal derhalve worden afgewezen, met veroordeling van DutchBird, als de in het ongelijk te stellen partij, in de kosten van dit geding.