ECLI:NL:RBHAA:2001:AD3395

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
5 september 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/035354-00
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R. Robert
  • M. van der Pijl-van Andel
  • G. Grosheide
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van cocaïne als diplomatieke post door criminele organisatie

Op 5 september 2001 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met mededaders betrokken was bij de invoer van een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne. De cocaïne werd verstuurd als diplomatieke post, waarbij gebruik werd gemaakt van postzakken die waren voorzien van tape en opschriften om de indruk te wekken dat het om diplomatieke zendingen ging. Dit was een bewuste poging om douanecontroles te omzeilen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders misbruik maakten van het vertrouwen dat staten hebben in de verzending van diplomatieke post, wat hen zwaar werd aangerekend.

De verdachte had een actieve rol in de criminele organisatie, met name door het leggen en onderhouden van contacten met medeverdachten in Suriname. De rechtbank benadrukte dat de verdachte niet alleen de invoer van cocaïne faciliteerde, maar ook bijdroeg aan de instandhouding van een markt voor cocaïne in Nederland, wat ernstige gevolgen heeft voor de volksgezondheid en de samenleving. De verdachte had eerder al twee veroordelingen voor overtredingen van de Opiumwet, wat de ernst van zijn daden onderstreepte.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en voor deelname aan een organisatie die tot doel had misdrijven te plegen. De opgelegde straf was zes jaar gevangenisstraf, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering werd gebracht op de opgelegde straf. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE HAARLEM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
tegenspraak
parketnummer: 15/035354-00
uitspraak: 5 september 2001
volgnummer: 0004
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 augustus 2001 gewezen in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in Huis van bewaring Krimpen aan de IJssel, Van der Hoopstraat 100 te Krimpen aan de IJssel
1. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding van verdachte geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis die daarvan deel uitmaakt.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder feit 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid van de feiten
bewezenverklaarde feit op:
Feit 1: Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Feit 2: Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van feiten de omstandigheden waaronder begaan alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en met name uit het voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, Arrondissement Rotterdam, opgemaakt door de heer B.A. Jansen d.d. 16 augustus 2001 is gebleken.
Bij de bepaling van de strafsoort en -duur neemt de rechtbank in het bijzonder het navolgende in aanmerking:
Verdachte heeft zich, samen met zijn mededaders, schuldig gemaakt aan de invoer van een zeer grote
hoeveelheid cocaïne. De invoer vond plaats door de cocaïne als diplomatieke post te versturen. Hiertoe hebben verdachte en zijn mededaders de cocaïne verzonden in postzakken die zij hadden voorzien van tape en opschriften waardoor zij de uiterlijke verschijningsvorm hadden van diplomatieke post. Zodoende zou controle door de douane worden omzeild. Op deze wijze hebben zij misbruik gemaakt van het feit dat partijen die betrokken zijn bij het vervoer van diplomatieke post vertrouwen op deze uiterlijke kenmerken. Een en ander geschiedde in het kader van een criminele organisatie die uit winstbejag handelde en waarbij iedere deelnemer zijn eigen rol vervulde.
Het aandeel van verdachte bestond met name uit het leggen van contacten tussen medeverdachten en het onderhouden van de contacten met de medeverdachten in Suriname waardoor de onderlinge samenwerking tot stand kwam c.q. werd geïntensiveerd
Verdachte en zijn mededaders hebben door hun handelwijze misbruik gemaakt van het vertrouwen tussen staten met betrekking tot verzending van diplomatieke post en tevens de Surinaamse Ambassade in diskrediet gebracht. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft aldus een bijdrage geleverd aan de instandhouding van een markt voor cocaïne in Europa, in het bijzonder in Nederland. Cocaïne is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor de verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaat gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder ook de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat verdachte reeds twee maal eerder is veroordeeld tot gevangenisstraffen voor overtreding van de Opiumwet, respectievelijk in 1993 en 1997. Dit heeft verdachte er niet van weerhouden zich wederom schuldig te maken aan dergelijke feiten.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 10, 27, 47, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde feit zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert hierboven in rubriek 4. vermelde strafbare feitop.
Zij verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte wegens feit tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes jaren.
Zij bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Robert, voorzitter,
mrs. Van der Pijl- van Andel en Grosheide, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Koolen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
5 september 2001.