ECLI:NL:RBHAA:2001:AD6977

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/030796-01
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Smit
  • mrs. Vogel
  • mr. Van den Brink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake moord met TBS en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 december 2001 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een mededader schuldig is bevonden aan de moord op een bekende. De verdachte heeft het slachtoffer in diens woning met meerdere messteken om het leven gebracht, na een vooropgezet plan dat voortkwam uit een vermeende dreiging van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte het feit wettig en overtuigend bewezen, ondanks enkele taal- en schrijffouten in de telastelegging, die niet ten nadele van de verdachte zijn geweest.

De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en heeft een gevangenisstraf van vijf jaar opgelegd, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. Daarnaast is de verdachte ter beschikking gesteld met dwangverpleging, gezien de ernst van het feit en de psychische toestand van de verdachte. De rechtbank heeft rapporten van psychologen en psychiaters in overweging genomen, die concludeerden dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was door een persoonlijkheidsstoornis en paranoïde trekken.

De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 9.322,55 toegewezen aan de benadeelde partij, die de schade claimde die voortvloeide uit het bewezenverklaarde feit. De vordering was voldoende onderbouwd en werd niet betwist door de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte hoofdelijk met zijn mededader veroordeeld tot betaling van dit bedrag, en daarnaast een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 4.661,28 aan de Staat, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, met de betrokkenheid van de rechters en de griffier.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE HAARLEM
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
tegenspraak
parketnummer: 15/030796-01
uitspraak: 12 december 2001
volgnummer: 1
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2001 gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. De Geniepoort te Alphen aan de Rijn.
1. Telastelegging
Aan de verdachte is telastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I (a) bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de telastelegging ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage I (b) bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding van verdachte geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het telastegelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis die daarvan deel uitmaakt.
Voor zover in de bewezenverklaarde telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde feit levert op:
Medeplegen van moord.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sancties en de overige beslissingen
6.1. De hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede de persoon van verdachte, zoals van één en ander uit de briefrapportage d.d. 22 juni 2001 van psychiater i.o. S. Sidali, Forensisch Psychiatrisch bij de Forensisch Psychiatrische Dienst Haarlem, het rapport d.d. 18 september 2001 van Th.W. Bos, psychiater, het rapport d.d. 25 september 2001 van drs. S.M. van der Geugten, psycholoog en het rapport d.d. 1 oktober 2001 van de Reclassering Nederland, Ressort Amsterdam, unit Haarlem e.o., alsmede uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Bij de bepaling van de strafsoort en -duur heeft de rechtbank meer in het bijzonder het navolgende overwogen.
Verdachte heeft zich met zijn mededader schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer]. Verdachte heeft het slachtoffer, die een goede bekende van hem was, in diens woning na een vooropgezet plan zeer vele messteken toegebracht waardoor het slachtoffer is overleden.
Verdachte is tot zijn daad gekomen nadat zijn vriend, de mededader Victor Rodriquez, hem had verteld dat [slachtoffer] met plannen rondliep om hen, verdachte en Rodriquez, te (laten) liquideren.
De wijze waarop verdachte het slachtoffer om het leven heeft gebracht getuigt van een nietsontziende wreedheid ten opzichte van het slachtoffer en heeft veel leed en verdriet teweeggebracht bij de nabestaanden van het slachtoffer. Verdachte en zijn mededader hebben door aldus te handelen een zeer ernstige inbreuk gemaakt op de rechtsorde. Het door verdachte en zijn mededader gepleegde feit veroorzaakt gevoelens van afschuw, onrust en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft voor de mate van toerekenbaarheid en bij het bepalen van de strafmaat laten meewegen hetgeen omtrent de persoon van verdachte uit de rapportage van de psychiater Bos en de psycholoog Van der Geugten is gebleken.
De psychiater Bos concludeert dat verdachte een zwakbegaafde jongeman is die een persoonlijkheidsstoornis heeft ontwikkeld met sterk afhankelijke en paranoïde trekken. Hij is in sterke mate beïnvloedbaar. Van die persoonlijkheidsstoornis was sprake tijdens het plegen van het ten laste gelegde.
Door zijn afhankelijke persoonlijkheid heeft onderzochte een symbiotische relatie ontwikkeld met een man aan wiens macht hij zich heeft onderworpen. In deze relatie hebben conflicten en problemen ingespeeld op de angsten van onderzochte en diens neiging tot paranoïde waanvorming. De angsten werden versterkt doordat onderzochte te horen kreeg dat zijn leven gevaar zou lopen, zijn reality testing faalde sterk en hij zag geen andere mogelijkheid dan toe te geven aan de opdracht die hij kreeg of meende te krijgen. In de symbiotische relatie was verdachte in sterke mate onvrij in het bepalen van zijn eigen wil. Vanuit psychiatrisch oogpunt is verdachte dan ook te beschouwen als sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
De psychiater komt tot het advies verdachte te doen behandelen in het kader van een TBS met dwangverpleging.
De psycholoog Van der Geugten concludeert dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de vorm van een paranoïde waanstoornis en beperkt cognitief vermogen. Daarnaast wordt bij verdachte een gestoorde ontwikkeling van de geestvermogens vastgesteld in de vorm van een paranoïde persoonlijkheidsstoornis met schizotypische en afhankelijke trekken. De stoornis bestond ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte is vanuit psychologisch oogpunt sterk verminderd toerekeningsvatbaar.
Zijn persoonlijkheidskenmerken verhogen de kans dat verdachte wederom een pathologische relatie aangaat en tot een soortgelijk feit komt. Er is noodzaak voor een intensieve behandeling opdat verdachte leert om te gaan met zijn beperkingen en te kiezen voor een reëel toekomstperspectief. Het kader van de intensieve behandeling zal een verplichtend karakter moeten hebben om realiseren van de behandeling optimaal te maken. Te denken valt aan een TBS met dwangverpleging.
Ook de reclasseringsmedewerkster, mevrouw Izeboud, heeft geadviseerd om verdachte naast een zo kort mogelijke gevangenisstraf een TBS met dwangverpleging op te leggen.
Gelet op de inhoud van de rapporten en de conclusies en de adviezen in die rapporten vermeld, waarmee de rechtbank zich kan verenigen, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van terbeschikkingstelling dient te worden opgelegd. De algemene veiligheid van personen vereist deze maatregel en vereist bovendien dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd.
Naast voornoemde maatregel is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf dient te worden opgelegd. Voor het bepalen van de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de buitengewone ernst van het feit, de maatschappelijke onrust die dat feit in de samenleving teweeg heeft gebracht en het onherstelbare leed dat de nabestaanden van het slachtoffer is aangedaan.
Op grond van al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wat betreft de duur van de vrijheidsbenemende straf de vordering van de officier van justitie, te weten drie jaar gevangenisstraf, onvoldoende recht doet aan de hierboven omschreven ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit feit is gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat geen andere straf passend is dan één die vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
6.2. De vordering van de benadeelde partij alsmede de maatregel van schadevergoeding
De benadeelde partij [naam en adres], heeft -naar de rechtbank begrijpt namens de erven van het slachtoffer [naam slachtoffer] een vordering ingediend groot
¦ 9.322,55, wegens schade die de verdachte in verband met het telastegelegde feit heeft toegebracht aan benadeelde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade rechtstreeks voortvloeit uit het bewezenverklaarde feit. De verdachte heeft ter terechtzitting niet betwist dat hij door het bewezenverklaarde feit voormelde schade heeft veroorzaakt.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de vordering voldoende met nota's en specificatie is onderbouwd, eenvoudig is vast te stellen en niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. De vordering is derhalve voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal verdachte hoofdelijk met zijn mededader tot betaling van het toe te wijzen bedrag veroordelen.
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte op te leggen, waarbij bij de bepaling van het bedrag rekening zal worden gehouden met verdachtes mededader.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Van toepassing zijn de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 37a, 37b, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het telastegelegde feit zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is telastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert het hierboven in rubriek 4. vermelde strafbare feit op.
Zij verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte wegens dit feit tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIJF JAREN.
Zij bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij beveelt dat de verdachte ter beschikking zal worden gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
Zij wijst toe de vordering van de benadeelde partij [naam, adres en gironummer] tot een bedrag van ¦ 9.322,55, en veroordeelt verdachte -hoofdelijk met zijn mededader, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd- tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij tegen behoorlijk bewijs van kwijting en veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Zij legt de verdachte bij wege van schadevergoedingsmaatregel de verplichting op om aan de Staat te betalen een schadevergoeding van ¦ 4.661,28 ten behoeve van de benadeelde partij [naam], voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 dagen hechtenis.
Zij bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, voornoemd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Smit, voorzitter,
mrs. Vogel en Van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier Ketting en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 december 2001.