ECLI:NL:RBHAA:2002:AD8366

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
80047 - KG ZA 01-691
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over zorgplicht en woonruimte van een geestelijke gezondheidszorginstelling

In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem werd behandeld, vorderde eiser, een patiënt van de geestelijke gezondheidszorginstelling De Geestgronden, dat de instelling hem zou toelaten tot zijn caravan, die door De Geestgronden was verwijderd. Eiser had in het verleden meerdere opnames gehad bij De Geestgronden, maar na een periode van afwezigheid werd hij als ontslagen beschouwd. De klachtencommissie oordeelde dat het ontslag als gedwongen moest worden gekwalificeerd, maar de instelling stelde dat er geen indicatie meer was voor klinische behandeling. Eiser vorderde dat De Geestgronden hem zou toelaten tot de caravan en deze zou herplaatsen op het terrein waar deze stond, tot er een oplossing was gevonden voor zijn woonprobleem.

De rechtbank oordeelde dat De Geestgronden niet verplicht was om eiser toe te laten tot de caravan of deze te herplaatsen, omdat de beslissing om de caravan te verwijderen niet in de macht van De Geestgronden lag, maar bij de beheerder van het terrein. Bovendien was de plaatsing van de caravan op het terrein van De Geestgronden strijdig met de wet, aangezien de gemeente had aangegeven dat zij het gedogen van de caravan niet langer zou voortzetten. De rechtbank weigerde de gevraagde voorziening en veroordeelde eiser in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van geestelijke gezondheidszorginstellingen ten opzichte van hun patiënten, vooral in situaties waarin er geen behandelrelatie meer bestaat. De rechtbank concludeerde dat De Geestgronden haar zorgplicht had nageleefd door eiser te verwijzen naar de Regionale Instelling voor Beschermd Wonen, maar dat er geen verdere verplichtingen bestonden met betrekking tot de caravan.

Uitspraak

Zaaknummer: 80047/KG ZA 01-691
Vonnisdatum: 18 januari 2002
620
RECHTBANK TE HAARLEM,
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[eiser]
rechtens wonende te [woonplaats], gemeente Heemstede en Bennebroek,
eiser,
procureur mr. J.P. van Vulpen,
-- tegen --
de rechtspersoonlijkheid bezittende instelling voor geestelijke gezondheidszorg DE GEESTGRONDEN,
gevestigd en kantoorhoudende te Bennebroek, gemeente Heemstede en Bennebroek,
gedaagde,
procureur mr. Th.J. Douma,
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] respectievelijk De Geestgronden.
1. De loop van het geding
1.1 Ter terechtzitting van 8 januari 2002 heeft [eiser] overeenkomstig de dagvaarding gesteld en gevorderd als hierna onder 3. weergegeven.
1.2 Na toelichting op de vordering van de zijde van [eiser], verweer van de zijde van De Geestgronden, en verder debat in tweede termijn hebben partijen vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is bepaald op heden.
2. De vaststaande feiten
In dit geding kan van het volgende worden uitgegaan:
a. [eiser] is in 1992 voor het eerst in De Geestgronden opgenomen. Hoewel in 1995 er geen indicatie meer bestond voor opname, is de opname gecontinueerd. In 1997 is [eiser] ontslagen en opgenomen in een beschermde woonvorm waar hij als gevolg van wangedrag is uitgezet. In 1998 is [eiser] opnieuw in De Geestgronden opgenomen en geplaatst op de afdeling Duinoord, en vervolgens op Eikendonk. [eiser] zou naar de afdeling Clingenborg worden overgeplaatst, maar [eiser] weigerde dit. Nadat hij eind maart 2000 door de politie is verwijderd uit het gebouw Lokhorst is hij vier dagen weg gebleven. Daaruit is door De Geestgronden geconcludeerd dat [eiser] ontslag had genomen als patiënt. Bij brief d.d. 4 mei 2000 heeft dr. H.H. Harms, eerste geneeskundige van De Geestgronden, [eiser] bericht dat een contra-indicatie bestond voor opname in De Geestgronden.
b. Naar aanleiding van de daarop volgende klacht van [eiser] heeft de klachtencommissie geoordeeld dat het ontslag moet worden gekwalificeerd als gedwongen ontslag. Zij stelde vast dat De Geestgronden, vanuit haar opvatting dat een indicatie voor klinische behandeling niet verder aanwezig was, zich diverse inspanningen heeft getroost om [eiser] hulp te bieden, waaronder het aanbieden van ambulante zorg. Omdat [eiser] zich niet met het ontslag kon verenigen, heeft de klachtencommissie aanbevolen een second opinion in te winnen. Zij zag evenwel geen aanleiding te adviseren dat [eiser] in afwachting daarvan weer binnen de instelling van De Geestgronden zou worden opgenomen.
c. In de second opinion van R. Tonneyk, psychiater van het Kennemer Gasthuis te Haarlem, is geconcludeerd tot een contra-indicatie voor een klinische behandeling binnen de instelling van De Geestgronden en een (aanwezig lijkende) indicatie voor een beschermde woonvorm. De Geestgronden heeft daarop [eiser] aangemeld bij Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW). De indicatiecommissie van de RIBW heeft tot twee maal toe geoordeeld dat een indicatie voor beschermd wonen niet aanwezig is. De laatste brief d.d. 19 december 2001 van de indicatie-commissie aan De Geestgronden luidt onder meer als volgt:
"De indicatiecommissie kwam tot de volgende conclusie:
De aanvraag voor verblijf in een beschermende woonvorm is niet noodzakelijk. Er blijkt geen reden voor opname in een specifieke verblijfssituatie waarbij dagelijks intensieve begeleiding aanwezig is. De aanvraag voor een BW indicatie wordt dan ook afgewezen.
De behoefte aan begeleiding is wel aanwezig, in de vorm van ondersteuning in het realiseren van zelfstandige woonruimte, somatische en huishoudelijke zorg en het houden van ondersteunende gesprekken. Derhalve indiceren wij dhr. F.J. [eiser] voor begeleiding bij het zelfstandig wonen (BZW)."
d. Sinds zijn verblijf in Lokhorst is [eiser] een caravan gaan bewonen die hij in eerste instantie heeft geplaatst op openbaar terrein net buiten het terrein van De Geestgronden en vervolgens, sinds begin oktober 2001, op het terrein van De Geestgronden.
e. De caravan is op 30 november 2001 door De Geestgronden verwijderd en naar een afgesloten terrein gebracht. Daaraan zijn de volgende berichten vooraf gegaan:
- Een brief van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bennebroek (hierna te noemen: B & W) d.d. 31 mei 2001 aan [eiser], waarin is vermeld dat een eind zal worden gemaakt aan het gedogen van de caravan van [eiser] op openbaar terrein;
- Een brief d.d. 22 oktober 2001 van De Geestgronden aan [eiser], waarin hem wordt meegedeeld dat onder voorbehoud van medewerking van de gemeente Bennebroek de caravan op haar terrein zal worden gedoogd tot de uitspraak van de indicatiecommissie voor langdurige zorg, doch uiterlijk tot 18 januari 2002;
- brieven d.d. 4 oktober 2001, 17 oktober 2001, 30 oktober 2001 en 27 november 2001 van B & W aan De Geestgronden waarin zij wordt aangemaand tot het verwijderen van de caravan van haar terrein op straffe van bestuursdwang resp. een dwangsom;
- brieven d.d. 1 november 2001 en 30 november 2001 van De Geestgronden aan [eiser], waarin hij wordt aangemaand tot het verwijderen van de caravan van haar terrein, met vermelding van de hiervoor vernoemde consequenties in geval van niet verwijderen.
3. De vordering en de grondslag daarvan
3.1 [eiser] vordert, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. De Geestgronden zal veroordelen om [eiser] toe te laten tot de door De Geestgronden weggevoerde caravan, uiterlijk binnen twee dagen na dit vonnis;
2. De Geestgronden zal gebieden de caravan te herplaatsen op de grond waar de caravan stond, tot een oplossing door de RIBW is gevonden voor het gebrek aan woonruimte bij [eiser];
3. De Geestgronden zal veroordelen te gedogen dat [eiser] wederom van de caravan gebruik kan maken als woonruimte, zolang niet in de bezwaarprocedure is beslist inzake het wegslepen van de caravan door de gemeente Bennebroek;
4. [eiser] zal machtigen op kosten van De Geestgronden dit vonnis ten uitvoer te leggen;
met veroordeling van De Geestgronden in de proceskosten.
3.2 [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat De Geestgronden haar zorgplicht jegens hem niet is nagekomen door [eiser] geen ondersteuning te bieden bij het vinden van gepaste woonruimte.
4. Het verweer
De Geestgronden heeft tegen de vordering gemotiveerd verweer gevoerd. Hierop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 De Geestgronden heeft tegen het bestaan en de omvang van de door [eiser] gestelde zorgplicht verweer gevoerd. Dit op zichzelf niet feitelijk bestreden verweer komt erop neer dat tussen partijen geen behandelrelatie of geneeskundige behandelingsovereenkomst meer bestond nu er blijkens het oordeel van H.H. Harms alsmede de second opinion van R. Tonneyck een contra-indicatie bestond voor intramurale behandeling van [eiser], en er geen indicatie meer was voor klinische behandeling. De Geestgronden heeft terecht aangevoerd aan dat haar zorgplicht in dat geval niet verder reikt dan een eventuele aanmelding bij de RIBW en het verstrekken van een lijst van verblijfadressen, waaraan zij heeft voldaan.
5.2 Doch ook indien een verdergaande zorgplicht van De Geestgronden ten opzichte van [eiser] zou moeten worden aangenomen, kan deze er niet toe leiden dat voor De Geestgronden de verplichting bestaat om [eiser] toe te laten tot de caravan, deze te herplaatsen op het terrein en te gedogen dat [eiser] daarvan gebruik kan maken als woonruimte. Het eerste niet, omdat dat bij de huidige stand van zaken niet in de macht ligt van De Geestgronden maar van de beheerder van het terrein waar de caravan naar is verplaatst. Het tweede en derde niet omdat van De Geestgronden kan geen gedragslijn kan worden verlangd die strijdig is met de wet. Nu B & W bij herhaling, laatstelijk bij brief d.d. 31 oktober 2001, aan De Geestgronden heeft laten weten dat zij de plaatsing van de caravan op het terrein van De Geestgronden niet verder zal gedogen, kan niet worden geoordeeld dat De Geestgronden de hiervoor onder 2 e. beschreven situatie zonder deugdelijke aanleiding heeft beëindigd. Door [eiser] is ook niet betwist dat de plaatsing van de caravan op het terrein van De Geestgronden strijdig was met de wet.
5.3 [eiser] heeft ter zitting nog opgemerkt dat hem in een brief d.d. 31 mei 2001 van B & W toezeggingen zijn gedaan met betrekking tot het gedogen van de caravan op openbaar terrein. De president is van oordeel dat dit niet in de brief valt te lezen, gelet op onder meer het volgende citaat:
"Onlangs is echter aan ons door De Geestgronden meegedeeld dat de procedure inzake second opinion is afgerond en dat nu definitief vaststaat dat u niet langer als patiënt bij hen staat ingeschreven. Daarmee is voor ons de reden tot gedogen weggevallen en doen wij u derhalve deze aanschrijving hierbij toekomen."
Bij deze brief wordt de plaatsing van de caravan nog uiterlijk gedoogd gedurende de wettelijke termijn van 3 maanden, tot 23 augustus 2001. Daarmee weerlegt de brief de stelling dat B & W heeft toegezegd de caravan nadien te zullen gedogen. Opmerking verdient overigens dat De Geestgronden niet kan worden aangesproken op een handelen van B & W in strijd met gedane toezeggingen.
5.4 Uit het voorgaande volgt dat de voorziening moet worden geweigerd. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van deze procedure.
6. Beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1 Weigert de gevraagde voorziening.
6.2 Veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van De Geestgronden begroot op €193,-- aan verschotten en € 703,36 aan salaris voor de procureur.
6.3 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman, voorzieningenrechter van deze rechtbank, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 18 januari 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.