ECLI:NL:RBHAA:2002:AD9777
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen na zorgen over alcoholgebruik
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Haarlem op 29 januari 2002, werd een verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige kinderen besproken. De vader had eerder een omgangsregeling die niet naar tevredenheid was verlopen, zoals vastgesteld in een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 13 augustus 2001. De Raad had geadviseerd dat de omgang onder begeleiding van een derde zou plaatsvinden, gezien de zorgen over het vermeende drankgebruik van de vader en de impact daarvan op de kinderen.
Tijdens de zitting betwistte de vader dat hij een drankprobleem had en gaf hij aan geen hulp nodig te hebben. Hij was van mening dat de omgang onder zijn voorwaarden moest plaatsvinden, anders zou hij afzien van contact met de kinderen. De rechtbank oordeelde dat de vader niet aannemelijk had gemaakt dat hij geen alcoholprobleem had en dat hij niet bereid was mee te werken aan de geadviseerde begeleide omgangsregeling.
De rechtbank concludeerde dat, hoewel de vader het recht op omgang met zijn kinderen niet ontzegd kon worden, een onbegeleide omgangsregeling in strijd was met de belangen van de minderjarigen. De rechtbank wees het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling af, omdat de omstandigheden niet geschikt waren voor een veilige omgang. De rechtbank benadrukte dat de veiligheid en het welzijn van de kinderen voorop stonden en dat er geen reële basis was voor een aanhouding van de procedure om de situatie van de vader te herzien.