ECLI:NL:RBHAA:2002:AD9778

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
78081
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.J. van Zutphen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht inzake erkenning van een minderjarige door de biologische vader

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 februari 2002 uitspraak gedaan in een verzoek tot verklaring voor recht, ingediend door een man die de biologische vader is van een minderjarige, geboren op 14 december 1999. De man, die de Britse nationaliteit bezit, verzocht de rechtbank om een verklaring voor recht als bedoeld in artikel 1:204 lid 1 sub e van het Burgerlijk Wetboek, teneinde de minderjarige te kunnen erkennen. De vrouw, de moeder van het kind, oefent van rechtswege het gezag uit over de minderjarige. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw een affectieve relatie hebben gehad en dat er een nauwe persoonlijke band bestaat tussen de man en het kind. De rechtbank heeft ook de rechtsmacht van de Nederlandse rechter beoordeeld, gezien de nationaliteit van de betrokkenen en de woonplaats van de minderjarige. De rechtbank oordeelde dat het Nederlandse recht van toepassing is, ondanks het feit dat de man de Britse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er voldoende bewijs is dat de man een nauwe persoonlijke relatie met de minderjarige onderhoudt, en heeft het verzoek van de man toegewezen. De rechtbank verklaarde voor recht dat er een nauwe persoonlijke betrekking bestaat tussen de man en de minderjarige.

Uitspraak

RECHTBANK TE HAARLEM
Zaaknummer: 78081/2001
Datum beschikking: 12 februari 2002
MvZ/ws
BESCHIKKING ENKELVOUDIGE KAMER VOOR FAMILIEZAKEN
gegeven op het verzoek van:
[naam man]
wonende te Londen, Groot-Brittannië
hierna mede te noemen: de man,
procureur: mr. E.C.H. de Leon,
in welke zaak tevens als belanghebbende is aan te merken:
[naam vrouw]
wonende te [woonplaats vrouw]
hierna mede te noemen: de vrouw,
strekkende tot verklaring voor recht ex artikel 1:204 lid 1 sub e Burgerlijk Wetboek.
1 Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de recht-bank naar de volgende stukken:
- het op 3 oktober 2001 ter griffie van deze rechtbank ingeko-men ver-zoekschrift van de man, met bijlagen;
- de beschikking van deze rechtbank d.d. 9 oktober 2001;
- de brief van mr. T.M. Krol-Wisse, bijzonder curator, van 13 november 2001;
- de brief van mr. De Leon van 23 november 2001, met bijlagen.
2 De vaststaande feiten.
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende gebleken:
2.1 Uit de affectieve relatie tussen partijen is op 14 december 1999 te Haarlem de minderjarige [naam kind] geboren. De vrouw oefent van rechtswege het gezag uit over de minderjarige.
2.2 Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 9 oktober 2001 is mr. T.M. Krol-Wisse tot bijzondere curator over de minderjarige benoemd.
2.3 De man bezit de Britse nationaliteit. Hij is op 7 mei 1966 te Watford, Groot-Brittannië gehuwd met mevrouw [naam nieuwe echtgenote], die eveneens de Britse nationaliteit heeft, en van wie hij sedert januari 2001 gescheiden leeft.
De vrouw en voornoemde minderjarige bezitten de Nederlandse nationaliteit.
3 Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1 De man wenst voornoemde minderjarige, van wie hij de biologische vader is, te erkennen. Gelet op het feit dat hij gehuwd is, verzoekt hij de rechtbank een verklaring voor recht te geven als bedoeld in artikel 1:204 lid 1 sub e Burgerlijk Wetboek.
3.2 De man voert daartoe aan dat tussen hem en de vrouw een band bestaat die in voldoende mate met het huwelijk op één lijn valt te stellen, en dat tussen hem en het kind een nauwe persoonlijke betrekking bestaat.
4 Rechtsmacht
Nu de man de Britse nationaliteit bezit, dient eerst te worden vastgesteld of de Nederlandse rechter in de onderhavige zaak rechtsmacht toekomt. Nu een eventuele toewijzing van het verzoek de rechtsgeldige erkenning van de minderjarige mogelijk maakt, is de rechtbank van oordeel dat het verzoek direct gevolgen heeft voor de staat van voornoemde minderjarige, en als een zaak betreffende minderjarige kinderen in de zin van artikel 265 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (nieuw) dient te worden aangemerkt. De rechtbank acht zich derhalve bevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
5 Toepasselijk recht
De vrouw en de minderjarige wonen in Nederland en hebben de Nederlandse nationaliteit. De minderjarige is in Nederland geboren en de betrekkingen, die de man met de minderjarige onderhoudt, kunnen in Nederland gelokaliseerd worden. Voorts zal een eventuele erkenning in Nederland geschieden. Hoewel in beginsel Engels recht op de erkenning door de man van toepassing is als het nationale recht van de verzoeker, is de rechtbank op grond van voornoemde omstandigheden van oordeel dat in de onderhavige zaak het Nederlandse recht van toepassing is, nu dit recht met de erkenning het nauwst verbonden is.
6 Beoordeling van het verzoek
Uit de overgelegde stukken volgt dat de man reeds sinds 1989 een relatie heeft met de vrouw, en dat zij samen bewust voor een kind gekozen hebben. De man is bij de geboorte van het kind aanwezig geweest en zij zien elkaar iedere week gedurende twee à drie dagen. Ook gaan de man, de vrouw en het kind samen een paar keer per jaar op vakantie. Uit het verslag van mr. Krol-Wisse blijkt voorts dat het kind de man ook als zijn vader ziet. De rechtbank is daarom van oordeel, dat voldoende aannemelijk is geworden dat er tussen de man en de minderjarige een nauwe persoonlijke band bestaat. Het verzoek van de man daarom als volgt worden toegewezen.
7 Beslissing:
De rechtbank:
Verklaart voor recht dat aannemelijk is dat tussen de man en de minderjarige [naam kind], geboren op 14 december 1999 te Haarlem, een nauwe persoonlijke betrekking bestaat.
Aldus gegeven door mr. M.J. van Zutphen, lid van voormelde kamer en in het openbaar uitgesproken ter terecht-zitting van 12 februari 2002 in tegenwoor-digheid van de griffier.