ECLI:NL:RBHAA:2002:AE0210

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 02/318 en 02/333
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • F.F.W. Brouwer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening en bodemzaak inzake gebruik van woning voor zonne- en afslankstudio

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 13 maart 2002 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening, alsook op de hoofdzaak, met betrekking tot het gebruik van een woning in Velsen voor een zonne- en afslankstudio. Eisers, die de activiteiten in de woning uitoefenen, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester en wethouders van Velsen, waarin hen werd opgedragen de activiteiten te staken. De eisers stelden dat hun activiteiten onder de noemer van een vrij beroep vallen en dat zij geen strijdig gebruik maken van de woning. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat het gebruik van de woning voor een zonne- en afslankstudio niet kan worden aangemerkt als een vrij beroep en dat het gebruik in strijd is met de bestemmingsplannen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de activiteiten van eisers niet voldoen aan de criteria voor een vrij beroep en dat de woonfunctie van de woning niet meer in overwegende mate aanwezig is. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep ongegrond verklaard, waarbij hij oordeelde dat de gemeente bevoegd was om handhavend op te treden. De uitspraak benadrukt de noodzaak van handhaving van bestemmingsplannen en de grenzen van wat als een vrij beroep kan worden aangemerkt.

Uitspraak

Zaaknummers: AWB 02-318 en 02-333
Uitspraakdatum: 13 maart 2002
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht,
voorzieningenrechter
U I T S P R A A K
op een verzoek om een voorlopige voorziening
ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht
(Awb), tevens uitspraak in de hoofdzaak ingevolge
artikel 8:86 van de Awb
in de zaak van:
[verzoeker] en [verzoekster],
wonende te [woonplaats], gemeente Velsen,
eisers,
gemachtigde mr. K. Beishuizen, advocaat te Haarlem,
-- tegen --
burgemeester en wethouders van Velsen,
verweerders,
gemachtigde mr. G.M. Pellenkoft, werkzaam bij verweerders gemeente.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 13 december 2001 hebben verweerders eisers gesommeerd vóór 1 maart 2002 de activiteiten op het gebied van de Zon- & Afslankstudio in de woning gelegen op het perceel [adres] te [woonplaats] te staken en gestaakt te doen houden. Indien eisers niet voor deze datum de activiteiten hebben beëindigd en daarmee het strijdig gebruik van de woning niet hebben opgeheven, verbeuren eisers ƒ 250,00 (€ 113,45), voor iedere dag dat de vertreding voortduurt tot een maximum van
ƒ 250.000,00 (€ 113.445,05).
Bij brief van 10 januari 2002 hebben eisers tegen dat besluit een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 19 februari 2002, verzonden 21 februari 2002, hebben verweerders het bezwaarschrift ongegrond verklaard en het primaire besluit tot oplegging van een last onder dwangsom in stand gelaten.
Bij brief van 27 februari 2002 hebben eisers tegen dat besluit beroep ingesteld, reg.nr. Awb 02/333.
Bij brief van 26 februari 2002 hebben eisers een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen, reg.nr. Awb 02/318.
Verweerders hebben op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Het geschil is behandeld ter openbare zitting van 5 maart 2002 alwaar [verzoeker] in persoon is verschenen, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.
Verweerders hebben zich laten vertegenwoordigen door de gemachtigde voornoemd.
2. Overwegingen
Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorzienig treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Op grond van artikel 8:86 van de Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. Eisers hebben verzocht hen nog in de gelegenheid te stellen nadere stukken over te leggen van de ANBOS, de Algemene Nederlandse Branche Organisatie Schoonheidsverzorging, ter ondersteuning van hun beroepsgronden. Om die reden verzoeken zij geen gebruik te maken van evengenoemde bevoegdheid.
Niet valt in te zien waarom eisers niet reeds eerder in het kader van de bezwaarschriftprocedure de door hun noodzakelijk geachte gegevens in het geding hebben kunnen brengen. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat in dit geval nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaak, zodat geen beletsel bestaat voor toepassing aan artikel 8:86, eerste lid, van de Awb.
Bij verweerders is op 5 maart 2001 een klacht binnengekomen wegens het gebruik van de woning aan de [adres] te [woonplaats] als zonne- en afslankstudio.
Op 17 mei 2001 hebben verweerders een inspectie gehouden. Daarbij hebben zij geconstateerd dat de gehele zolderverdieping werd gebruikt als zonne- en afslankstudio. In deze ruimte stonden 2 zonnebanken en 1 afslanktoestel opgesteld. Een kamer op de eerste verdieping werd gebruikt als zonne- en afslankstudio. Hier stond 1 zonnebank opgesteld. De huiskamer op de begane grond werd op het tijdstip van inspectie gebruikt als wachtruimte. In de hal op de begane grond stonden sieraden en verkoop uitgestald in een vitrinekast.
Door eisers is daar tegenover gesteld dat de woonfunctie met drie volwassenen in de woning nog altijd prevaleert, dat geen sprake is van wachtende klanten omdat op afspraak wordt gewerkt, dat geen detailhandel wordt bedreven en dat de vitrinekast een decoratieve kast is.
Op 29 augustus 2001 hebben eisers, tijdens een bijeenkomst naar aanleiding van een door hen ingediende zienswijze, hieraan toegevoegd dat er geen verkoop van kleding meer plaatsvindt, in een vitrinekast kleine spulletjes te koop worden aangeboden, de woonkamer niet als wachtruimte wordt gebruikt en dat de activiteiten grotendeels gericht zijn op het afslanken. Het accent van de activiteiten is in de loop der tijd verplaatst. Thans vallen deze activiteiten onder het uitoefenen van een para-medisch beroep omdat veel personen met medische klachten, zoals acne- en pijnklachten, worden behandeld. Ook personen met een medisch onverantwoord overgewicht worden thans behandeld.
Het betrokken perceel is begrepen in het ter plaatse geldende bestemmingsplan "[woonplaats], 2e t/m 6e uitwerking" en heeft de bestemming "Woningen in niet gestapelde vorm-W(a)". Dit bestemmingsplan is een uitwerking van het globale, uit te werken bestemmingsplan "[woonplaats]", onherroepelijk geworden bij Koninklijk Besluit van 17 november 1987.
In de bij het bestemmingsplan "[woonplaats]" behorende planvoorschriften is in artikel 27, lid II, onder 1, bepaald dat het verboden is bouwwerken anders te gebruiken dan ten dienste van de in deze voorschriften aan de gronden gegeven bestemming.
Op grond van artikel 4.1, lid A, van de bij het uitwerkingsplan behorende voorschriften zijn deze gronden uitsluitend bestemd voor woningen in aaneengesloten bebouwing met bijbehorende bijgebouwen, andere bouwwerken en erven.
Eisers staan op het standpunt dat het gewraakte gebruik aangemerkt moet worden als de uitoefening van een "vrij beroep" dan wel gelijkgesteld kan worden met een 'para-medisch beroep' en dat dit gebruik, gelet op jurisprudentie ter zake van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, hierna: de Afdeling, is aan te merken als gebruik overeenkomstig de bestemming 'wonen'.
Verweerders zijn van mening dat het onderhavige gebruik van een gedeelte van de woning als zonne- en afslankstudio niet onder het toegelaten gebruik van de bestemming wordt begrepen. Voorts hebben verweerders gesteld dat voor, de invulling van het begrip 'vrij beroep' of 'aan huis verbonden beroep' aangesloten moet worden bij hetgeen hierover in de jurisprudentie is ontwikkeld en wat in het algemeen spraakgebruik onder vrije beroepsuitoefening moet worden verstaan. Onderhavig gebruik valt daar niet onder, aldus verweerders.
Daarbij achten verweerders van belang dat het gebruik in casu omvangrijk is, namelijk de gehele zolderverdieping en een kamer op de eerste verdieping. Ook zijn de openingstijden zeer ruim, namelijk van maandag t/m vrijdag van 10.00 - 21.00 uur en op zaterdag van 11.00 - 17.00 uur. Verweerders zijn dan ook van mening dat de 'woonfunctie' niet meer in overwegende mate aanwezig is.
Gelet op constante jurisprudentie van eerdergenoemde Afdeling is ook de voorzieningenrechter van oordeel dat de activiteiten op het gebied van een zonnebank- en afslankstudio niet kunnen worden aangemerkt als een 'vrij beroep'. In gangbaar taalgebruik wordt onder meer een arts, tandarts, advocaat en notaris, dat in ondergeschikte mate kan worden beoefend binnen een woonbestemming, aangemerkt als beoefenaar van een vrij beroep. De activiteiten van eisers zijn daarmee niet gelijk te stellen. Evenwel heeft de Afdeling meerdere malen overwogen dat bijvoorbeeld een kappersbedrijf en een schoonheidssalon niet op één lijn kunnen worden gesteld met de vrije beroepen die niet vallen onder het verbod tot gebruik van een perceel in strijd met de woonbestemming. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de activiteiten van eisers meer in die lijn liggen.
Gelijkstelling met para-medische beroepen acht de voorzieningenrechter evenmin aanwezig. Het zou zo kunnen zijn dat er medische elementen in de onderhavige activiteiten aanwezig kunnen worden geacht - eisers hebben aangevoerd dat zij ook behandelingen op doktersadvies uitvoeren - doch het is in genen dele typerend te noemen voor de activiteiten van een zonnebank- en afslankstudio.
Dit brengt met zich dat het gewraakte gebruik van onderhavige pand in strijd is met de woonbestemming ingevolge het vigerende bestemmingsplan.
Verweerders zijn derhalve bevoegd om een dwangsomaanschrijving te doen uitgaan.
Indien door belanghebbende derden uitdrukkelijk is verzocht om tegen de illegale situatie op te treden, kan alleen in bijzondere gevallen van handhavend optreden worden afgezien. Een bijzonder geval kan worden aangenomen indien concreet zicht bestaat op legalisering van de illegale situatie.
Dienaangaande hebben verweerders aangegeven dat een verzoek tot vrijstelling van de bepalingen van het bestemmingsplan niet zal worden gehonoreerd vanwege de grootschaligheid die door verweerders als ongewenst wordt geacht. Zicht op legalisatie bestaat er derhalve niet.
Eisers voeren aan dat sprake is van willekeur en doen eveneens een beroep op het gelijkheidsbeginsel.
Ter zitting hebben verweerders aangegeven dat zeker geen sprake is van willekeur. Tevens hebben zij ter zitting verklaard dat zij op basis van het in oktober 2001 door de gemeenteraad Velsen vastgestelde handhavingsbeleid reeds bezig waren met het onderzoeken van de andere vergelijkbare lichaamsverzorgingspraktijken in de gemeente Velsen. Een beleidsnotitie over dit onderwerp zal binnenkort aan verweerders worden voorgelegd. Dat zij in het onderhavige geval thans reeds optreden komt vanwege het handhavingsverzoek door derden, waardoor dit geval hogere prioriteit heeft gekregen.
Gelet op het hierboven genoemde beginselplicht tot handhaving acht de voorzieningenrechter in het onderhavige geval de door eisers gestelde willekeur niet aanwezig.
Evenmin is de voorzieningenrechter van oordeel dat thans sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel nu verweerders bezig zijn met een nader onderzoek naar vergelijkbare gevallen. Eisers hebben onvoldoende aangetoond dat verweerders in vergelijkbare gevallen niet of anders zouden optreden. Uit het verhandelde ter zitting leidt de voorzieningenrechter af dat verweerders niet zullen schromen om in die gevallen waarin sprake is van vergelijkbare voorschriften en vergelijkbare activiteiten een aanschrijving te doen uitgaan tot beëindiging van het strijdig gebruik.
De voorzieningenrechter ziet voorts in hetgeen eisers hebben aangevoerd geen grond voor het oordeel dat verweerders bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot het bestreden besluit hebben kunnen komen.
Nu het bestreden besluit niet voor vernietiging in aanmerking komt dient het beroep dan ook ongegrond te worden verklaard. Gegeven deze beslissing dient het verzoek om een voorlopige voorziening te worden afgewezen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter
verklaart het beroep ongegrond,
wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gewezen door mr. F.F.W. Brouwer., voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2002, in tegenwoordigheid van B.E. Willems, griffier.
Afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.