ECLI:NL:RBHAA:2002:AE0313

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
18 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/031883-01
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Groverman
  • A. Toeter
  • J. van der Bijl
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake wederrechtelijke vrijheidsberoving met zwaar lichamelijk letsel

Op 18 maart 2002 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van wederrechtelijke vrijheidsberoving. De verdachte, geboren op een onbekende datum en woonachtig in Beverwijk, was op dat moment gedetineerd in de PI Haarlem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte werd beschuldigd van het primair tenlastegelegde feit, maar de rechtbank achtte dit niet bewezen. Wel werd het subsidiair tenlastegelegde feit bewezen verklaard, namelijk het medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor het slachtoffer.

De rechtbank overwoog dat de verdachte samen met medeverdachten het slachtoffer had bedreigd en mishandeld, en dat het slachtoffer in een dwangpositie verkeerde. De rechtbank nam in aanmerking dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen, maar dat hij wel een rol had gespeeld in de vrijheidsberoving door zijn woning ter beschikking te stellen voor de opvang van het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank motiveerde de sanctie door te wijzen op de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer, die blijvende schade had opgelopen door de mishandeling en bedreigingen.

De rechtbank besloot dat de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de opgelegde gevangenisstraf. Dit vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, waarbij mr. van der Bijl buiten staat was om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK TE HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
tegenspraak
parketnummer : 15/031883-01
uitspraak : 18 maart 2002
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terecht-zitting van 4 maart 2002 gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te Beverwijk,
thans gedetineerd in de PI Haarlem te Haarlem, Harmenjansweg 4.
1. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I (a t/m c) bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding van verdachte geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank wijst het door de raadsman van verdachte gedane verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak teneinde [getuige] te doen horen af, nu de rechtbank de noodzakelijkheid daartoe niet gebleken.
3.1 Bewijsbeslissing
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair is tenlastegelegd. De rechtbank acht dit feit met name niet bewezen, omdat uit geen enkele verklaring naar voren komt dat de vrijheidsbeneming van het slachtoffer ter kennis is gekomen van anderen, met name de familie om die aldus te dwingen tot betaling van een geldsom over te gaan.
3.2. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II (a en b) van dit vonnis die daarvan deel uitmaakt.
Hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid van de feit
Het bewezenverklaarde feit levert op:
medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrij-heid beroven en beroofd houden, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel tengevolge heeft.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sanctie
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan alsmede de persoon van verdachte, zoals uit het omtrent verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van de stichting Reclassering Nederland d.d. 15 januari 2002 en uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Bij de bepaling van de strafsoort -duur en -modaliteit heeft de rechtbank meer in het bijzon-der het navolgende overwogen.
Verdachte heeft zich, tezamen met zijn medeverdachten, schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving. Daarbij is het slachtoffer met de dood bedreigd en mishandeld met de achterkant van een hakmes. Voorts is haar familie in China gebeld om - toen zich kennelijk betalingsproblemen in verband met de smokkel van het slachtoffer van China naar Europa voordeden - betaling te bewerkstelligen. Vanwege deze betalingsproblemen en haar vrijheidsberoving - waaraan zij zich niet kon onttrekken - bevond het slachtoffer zich klaarblijkelijk in een dwangpositie. Voormelde bedreigingen waren van dien aard dat het slachtoffer in paniek door een raam van de flat, waarin zij gevangen zat, is weggevlucht. Hierbij is zij van tamelijk grote hoogte naar beneden gevallen of gesprongen en zo ernstig gewond geraakt, dat zij blijvend de gevolgen daarvan zal moeten dragen.
Aldus is op grove en ontoelaatbare wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer met eerdergenoemd noodlottig gevolg. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten ook psychisch nog lang de nadelige gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Verdachte moet zich ervan bewust zijn geweest dat het slachtoffer doodsangsten uitstond. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Weliswaar is verdachte - naar het zich laat aanzien - door anderen bij het delict betrokken geraakt en is zijn rol geringer geweest, hij heeft niettemin zijn woning ter beschikking gesteld voor de opvang van het gesmokkelde slachtoffer en zich niet in een vroeg stadium, toen hem duidelijk moest zijn dat het slachtoffer tegen haar wil in zijn woning werd opgehouden, gedistantieerd van die vrijheidsberoving van het slachtoffer, terwijl hij voorts heeft nagelaten, toen hij moest begrijpen dat het slachtoffer zich in een uiterst bedreigende situatie bevond, het slachtoffer te hulp te komen door bijvoorbeeld de politie te waarschuwen, terwijl hij daartoe de meest aangewezen persoon was, omdat hij de enige aanwezige was die de Nederlandse taal enigszins beheerst en ter plaatse woonachtig is.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat niet is gebleken dat verdachte in Nederland eerder met de justitie of politie in aanraking is geweest.
Op grond van het vorenoverwogene behoort een vrijheidsbenemende straf van na te melden duur te worden opgelegd.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de geringere rol die hij bij het plegen van het delict heeft gespeeld, ziet de rechtbank aanleiding een deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen waarbij het voorwaardelijke deel er tevens toe dient verdachte er in de toekomst van te weerhouden opnieuw een dergelijk feit te plegen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit zoals vermeld in bijlage II (a en b) van dit vonnis heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlaste-gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert het hierboven in rubriek 4. vermelde strafbare feit op.
Zij verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte wegens het subsidiaire feit tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIER EN TWINTIG MAANDEN.
Zij beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte groot, ZES MAANDEN niet ten uitvoer zal worden gelegd. Zij stelt daarbij een proeftijd van twee jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Zij bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Groverman, voorzitter,
mrs. Toeter en van der Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr drs Rive, griffier,
en uitgesproken ter terechtzitting van 18 maart 2002.
Mr. van der Bijl is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.