ECLI:NL:RBHAA:2002:AE1936

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
12 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
168160
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. van der Valk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verstoorde arbeidsrelatie tussen werkneemster en werkgever

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 12 maart 2002 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een werkneemster, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, ISS Care BV. Het verzoek is ingediend op 13 februari 2002 en is gebaseerd op artikel 7:685 BW, waarbij de werkneemster stelt dat er sprake is van een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. De werkneemster heeft in haar verzoekschrift aangegeven dat zij na een langdurige ziekte in 2000 op een onheuse wijze is gedegradeerd en dat haar werkgeefster, ISS, haar sindsdien heeft genegeerd en afwijzend heeft behandeld. Dit heeft geleid tot psychische klachten en een uitval van haar werkzaamheden eind september 2001.

De mondelinge behandeling vond plaats op 5 maart 2002, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. ISS heeft het verzoek tot ontbinding betwist en stelt dat er geen reden is voor ontbinding, aangezien zij aan haar verplichtingen als werkgever heeft voldaan. ISS heeft de loonbetalingen steeds doorgezet en heeft geprobeerd om de werkneemster te reïntegreren, maar de werkneemster zou niet meewerken aan haar eigen reïntegratie en enkel gericht zijn op financiële compensatie.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen voldoende gewichtige gronden zijn om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De rechter heeft vastgesteld dat ISS niet kan worden verweten dat zij haar reïntegratiepogingen heeft gestaakt, aangezien de werkneemster zelf niet op reïntegratie uit was maar enkel op een financiële vergoeding. De rechter heeft het verzoek tot ontbinding afgewezen en iedere partij in de kosten belast. De uitspraak benadrukt de wederzijdse verantwoordelijkheden van zowel werkgever als werknemer in het reïntegratieproces.

Uitspraak

R E C H T B A N K H A A R L E M
Sector Kanton
Locatie Zaanstad
Beschikking ontbinding arbeidsovereenkomst
Zaaknummer : 168160
Datum beschikking : 12 maart 2002
Inzake:
[verzoekster]
te Purmerend
gemachtigde: mr H.M.G. Brunklaus
nader te noemen [verzoekster]
tegen:
de besloten vennootschap ISS Care BV
te Maarssen
gemachtigde: mr R. Caspers
nader te noemen ISS
Verloop van de procedure
Op 13 februari 2002 is een verzoekschrift ontvangen van [verzoekster], strekkende tot ontbinding van een arbeidsovereenkomst met ISS.
Het verzoek gaat uit van de werkneemster
ISS heeft tijdig een verweerschrift ingediend tegen het verzochte of tenminste een deel daarvan.
Een vergoeding wordt gevraagd.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgehad op 5 maart 2002
De griffier heeft aantekening gehouden van wat is besproken en welke stukken zijn overgelegd.
Het verzoek
[verzoekster] is vanaf 1987 in dienst van ISS en haar rechtsvoorgangster, voor het laatst in de functie van (assistent-) projectmanager. ISS is een onderneming die schoonmaakdiensten aanbiedt aan onder andere ziekenhuizen. Het project waarop [verzoekster] de laatste 12 jaar heeft gewerkt is het Waterlandziekenhuis te Purmerend. [verzoekster] is thans 56 jaar.
Het verzoek is gebaseerd op gewijzigde omstandigheden in de zin van artikel 7:685 BW, te weten een duurzaam verstoorde arbeidsrelatie. [verzoekster] wijt deze verstoorde arbeidsrelatie geheel aan haar werkgeefster.
In het jaar 2000 is zij na een afwezigheid wegens ziekte van bijna een jaar, op een onheuse wijze door ISS gedegradeerd en gepasseerd door haar vroegere assistente. Met name de rayonmanager en de contactman bij het ziekenhuis hebben haar vanaf dat moment genegeerd en afwijzend en onbehoorlijk behandeld.
Eind september is [verzoekster] daardoor uitgevallen met psychische klachten.
In de eerste periode waarin de bedrijfsarts het voor haar gezondheid beter oordeelde dat zij geen rechtstreeks contact onderhield met haar vroegere superieuren, bleef ISS maar trachten haar te dwingen om contact op te nemen over reïntegratie. Later toen zij daar wel aan toe was heeft ISS haar echter geheel links laten liggen en niets voor haar gedaan.
ISS heeft ten onrechte loon ingehouden en aanvankelijk geweigerd hulp van bedrijfsmaatschappelijk werk te betalen en later zich niets aan getrokken van de adviezen van haar coach.
[verzoekster] is inmiddels in december 2001, in het kader van de WAO-beoordeling, arbeidsongeschikt beoordeeld voor eigen werk en afgeschat voor de WAO op een percentage van 15 tot 25 arbeidsongeschiktheid.
[verzoekster] heeft vanaf het najaar van 2001 pogingen gedaan om met ISS in der minne te komen tot een beëindiging van de verstoorde relatie met een ontbindings-vergoeding, maar ISS wil vanaf dat moment niet meer met haar praten.
Het verweer
De stellingen omtrent aanvang, aard en omvang van de arbeidsovereenkomst worden niet betwist.
ISS bestrijdt echter dat [verzoekster] thans nog projectmanager is. Zij is assistent projectmanager sedert haar terugkeer in 2000 van haar eerste langdurige periode van arbeidsongeschiktheid.
Haar functie werd toen al een jaar waargenomen door haar vroegere assistente mevrouw [assistente], en er waren in die periode problemen gerezen tussen ISS en het Waterlandziekenhuis, die weliswaar niet rechtstreeks verband hielden met enig doen of nalaten van [verzoekster], maar die er wel in hebben geresulteerd dat het Waterlandziekenhuis er de voorkeur aan gaf dat [assistente] verder Projectmanager zou blijven.
Dit is aan [verzoekster] meegedeeld en zij heeft daar begrip voor getoond. Het kwam haar zelfs wel uit want zij wilde eigenlijk wel wat minder gaan werken. Het salaris van [verzoekster] is overigens gelijk gebleven en tijdens het eerst jaar van haar ziekte aangevuld.
Ook nu heeft [verzoekster], naast haar beperkte WAO-uitkering, nog recht op een WW-uitkering plus een aanvulling door ISS, die overigens zou vervallen als de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden.
ISS ziet geen enkele reden voor een ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Zij is een groot bedrijf met meer objecten dan alleen het Waterlandziekenhuis te Purmerend. Er zijn wel drie ziekenhuizen in de buurt te noemen waar met een beetje goede wil wel een vacature voor [verzoekster] te vinden of te creëren zou zijn, maar zij wil dat zelf niet.
Zij stuurt al vanaf november 2001 aan op een vergoeding en schroeft haar eisen in dat opzicht steeds hoger op.
In januari vroeg zij € EUR 44.000,-- als ISS snel zou toehappen, korte tijd later € EUR 66.000,-- en nu in het verzoekschrift € 88.000,--
Voorzover ISS van verwijtbare gedragingen en tekortkomingen wordt beticht worden deze betwist, of gemotiveerd in een ander daglicht gesteld.
ISS wil zo nodig wel berusten in de gevraagde ontbinding, maar dan zonder vergoeding.
Beoordeling van het verzoek
Feitelijke vaststellingen.
[verzoekster] werkt vanaf 1987 voor ISS en haar rechtsvoorgangsters in het Waterlandziekenhuis te Purmerend. In de periode tot 1999 was zij opgeklommen tot projectmanager.
In 1999 heeft zij een blaasoperatie moeten ondergaan.
Op de eerste dag dat zij daarna weer aan het werk ging is zij in het ziekenhuis ergens over uitgegleden en gevallen, waardoor zij een knieblessure kreeg, en toen die was hersteld heeft zij een maagoperatie moeten ondergaan.
In de zomer van 2000 was [verzoekster] weer voldoende hersteld om haar werk te hervatten.
Haar taken als PL (projectleider) waren in die tijd waargenomen door haar assistente, mevrouw [assistente].
Op 2 en 8 augustus 2000 hebben gesprekken plaatsgehad tussen [verzoekster] en de toenmalige rayonmanager [I.]. Gespreksverslagen zijn door [verzoekster] zelf in het geding gebracht.
In het eerste gesprek is, behalve over lopende zaken, gesproken over de wens van [verzoekster] om een dag minder te gaan werken. Daarbij wordt vermeld:
Zij zou graag PL willen blijven, maar heeft er geen moeite mee als dit evt. niet kan. Wel wil ze hetzelfde salaris houden...
Ook is [I.] bekend dat [J.] graag PL wil worden.
Daar zou over worden nagedacht.
Verder [R.]roken dat [R.] (de vertegenwoordiger van het Waterlandziekenhuis) de laatste tijd meer klachten had over ISS. Vermeld is onder meer:
[R.] zou liever een ander type leidinggevende zien. Hij vindt dat [L.] niet past in zijn beeld van een leveranciers-klant-relatie...
[L.] vindt het heel vervelend om van [I.] te horen dat [R.] liever een andere PL heeft... Zij zal hierover een gesprek met [R.] aangaan.
Tenslotte wordt geconcludeerd met onder meer:
[L.] heeft er geen moeite mee om APL te worden op het Waterland, ook niet als [J.] de PL wordt. Zij geeft aan dat het verstandig is om hierover na te denken omdat [J.] net als zij vroeger, afkomstig is uit de groep...[I.] zal hier goed over nadenken.
Op 8 augustus heeft [verzoekster] gesproken met de vertegenwoordiger van het Waterlandziekenhuis en vindt er weer een gesprek plaats met [I.].
Zij meldt daarin onder meer dat sommige dingen haar wel duidelijk zijn geworden, dat zij er niets aan kan doen dat zij zo lang afwezig is geweest wegens ziekte, dat zij het gevoel heeft dat er achter haar om veel besproken is en dat zij nog met [J.] moet praten. Toch wordt ook geconcludeerd:
[L.] accepteert nog steeds een baan als APL op het Waterland, ook met [J.] al leidinggevende, op voorwaarde dat haar gesprek met [J.] goed uitvalt.
[I.] heeft uitgezocht dat het voor het salaris van [L.] geen consequenties heeft.
Eind september is [verzoekster] uitgevallen met psychische klachten.
In de eerste periode oordeelde volgens [verzoekster] de bedrijfsarts het voor haar gezondheid beter dat zij geen rechtstreeks contact onderhield met haar vroegere superieuren.
In maart/april 2001 heeft ISS eenmaal de loondoorbetaling opgeschort omdat zij zich niet zou hebben gehouden aan controlevoorschriften. Dit is in april 2001 hersteld nadat gebleken was dat zij binnen de richtlijnen van de bedrijfsarts was gebleven.
In de periode daarna tot begin november zijn contacten tussen [verzoekster] en de dienst P&O op het hoofdkantoor op gang gekomen, zij het langzaam omdat ISS wilde afwachten hoe het reïntegratieplan en de WAO-keuring zouden uitvallen. Tussen [verzoekster] en de toenmalige P&O-manager [K.] is uiteindelijk
oriënterend gesproken over reïntegratie over mogelijke begeleiding daarbij en over outplacement, en over een eventuele afvloeiingsregeling.
In een brief van 9 november 2001 verontschuldigt [K.] zich voor het feit dat door omstandigheden aan zijn kant een tweede afspraak niet is doorgegaan. Hij behandelt de verplichtingen van de werkgever in het tweede ziektejaar en geeft aan dat voor wat betreft ISS een "afkoopregeling" niet mogelijk is.
[verzoekster] is in december 2001, in het kader van de WAO-beoordeling, arbeidsongeschikt beoordeeld voor eigen werk en afgeschat voor de WAO op een percentage van 15 tot 25 arbeidsongeschiktheid.
[verzoekster] heeft vanaf januari 2002 via haar advocaat pogingen gedaan om met ISS in der minne te komen tot een beëindiging van de verstoorde relatie met een ontbindings-vergoeding, maar ISS wil vanaf dat moment niet meer met haar en haar advocaat praten als een ontbindings-vergoeding het enige onderwerp op de agenda is.
De ontbinding.
Er zijn geen voldoende gewichtige gronden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
ISS heeft tot op heden aan al haar verplichtingen als werkgeefster voldaan.
Met name is steeds het oude loon doorbetaald en nadat die verplichting verviel worden correct aanvullingen betaald. Ook kan het ISS niet worden verweten dat zij haar reïntegratiepogingen staakt als [verzoekster] zelf niet op reïntegratie uit is maar alleen op geld.
Als het [verzoekster] bij ISS niet meer bevalt belet niemand haar om zelf ontslag te nemen
Als een ontbinding zou worden gegeven zou het er een worden zonder vergoeding, waarop [verzoekster] dan haar verzoek zou kunnen intrekken om geen rechten te verliezen, maar het komt mij consequenter voor om het verzoek af te wijzen.
Voor een vergoeding ten laste van de werkgeefster immers alleen dan aanleiding kunnen zijn indien ISS het [verzoekster], naar objectiveerbare maatstaven, zo zuur zou hebben gemaakt dat zij genoodzaakt zou zijn voor haar eigen gezondheid ontbinding van de arbeidsovereenkomst te vragen.
De ontbindings-vergoeding zou dan inderdaad moeten zijn bedoeld om de werkgever, die zich als een zeer slecht werkgever heeft gedragen, "op de blaren te laten zitten", zoals de raadsvrouw het zo plastisch uitdrukt.
Zó bont heeft deze werkgeefster het in mijn ogen echter niet gemaakt.
Dat [verzoekster] na een jaar van arbeidsongeschikt heeft moeten merken dat de klant van ISS inmiddels erg tevreden was geworden over haar waarneemster, waar zij zelf trouwens ook altijd goed mee uit de voeten kon, is spijtig voor haar, maar van machinaties achter haar rug om is niets gebleken.
Een en ander is uitvoerig besproken met de rayonmanager en met de vertegenwoordiger van het Waterlandziekenhuis. Op [verzoekster] is wel enige aandrang uitgeoefend voor die onwelkome rolwisseling, maar ze is haar niet op een onbehoorlijke manier afgedwongen.
Er had wel een beter gevolg aan kunnen worden gegeven met een bedankje en een officiële mededeling aan personeel en relaties.
Daar is het echter niet van gekomen, misschien omdat [verzoekster] eind september weer uitviel.
Tijdens die tweede ziekteperiode heeft zij zich eerst door de bedrijfsarts van ISS laten afschermen, met het verwijt dat ISS zich daar aanvankelijk niets van aan wilde trekken.
Maar enige tijd daarna slaat [verzoekster] als een blad aan een boom om en wordt ISS verweten dat zij niets doet om aan de reïntegratie van [verzoekster] te werken.
En als ISS dan eindelijk, inderdaad wat traag, op gang komt slaat [verzoekster] zelf de deur dicht met haar steeds hogere vergoedingseisen.
Ik kan mij niet onttrekken aan de indruk dat zij vanaf januari van dit jaar alleen maar op geld uit is.
Het is spijtig dat [verzoekster] momenteel psychische klachten heeft (zij het overigens naast een aantal fysieke), en dat zij vanaf januari een diepe aversie van ISS als geheel heeft opgevat, maar ik kan geen objectieve gronden vinden om dat aan ISS te verwijten, laat staan om daar een vergoeding van 52 maandsalarissen aan te verbinden.
Reïntegratie is een recht van een zieke werknemer en daar staat voor de werkgever de plicht tegenover om de werknemer de kans te geven eigen of ander passend werk te bieden.
Het is echter naar de huidige opvattingen ook een plicht van de werknemer om aan zijn eigen reïntegratie mee te werken, en daar heeft de werkgever dan weer recht op.
Vanaf het uitvallen van [verzoekster] heeft eerst zij zelf de boot afgehouden, later heeft ISS niet erg voortvarend opgetreden en daarna heeft [verzoekster] zich te veel blind gestaard op de kantonrechtersformule bij ontbindingen, die overigens niet is geschreven voor analoge toepassing bij langdurig arbeidsongeschikte werknemers.
Het verzoek zal worden afgewezen en [verzoekster] moet toch maar eens serieus gaan denken aan een van de functies die ISS haar kan aanbieden. Het is laat, maar nog niet te laat.
Kosten
Er is aanleiding de kosten van de procedure te compenseren, omdat partijen nog enige tijd met elkaar verder moeten.
B E S C H I K K I N G
Wijst het verzoek af.
Belast iedere partij met de eigen kosten.
Aldus gegeven en op 12 maart 2002 in het openbaar uitgesproken door mr J.J. van der Valk als kantonrechter, en door deze en de griffier ondertekend.