Zaaknummer : E 77463/01
Datum beschikking : 14 mei 2002
EAM/AU
BESCHIKKING ENKELVOUDIGE KAMER VOOR FAMILIEZAKEN
[de man],
wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: de man,
procureur mr. S.I. van der Staal,
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] te Polen,
hierna mede te noemen: de vrouw,
procureur mr. D.G. Metselaar.
Bij verzoekschrift is een verzoek tot echtscheiding ingediend, alsmede een verzoek met betrekking tot de verdeling.
De vrouw heeft zich gerefereerd ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding, alsmede ten aanzien van het verzoek tot de verdeling. Zij heeft een verzoek ingediend met betrekking tot een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen.
De man heeft verweer gevoerd tegen het verzoek met betrekking tot de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
Hierna is de zitting bepaald; deze heeft op 2 april 2002 plaatsgevonden.
De procureur van de man heeft ter zitting het verzoek met betrekking tot de verdeling ingetrokken.
Door de omstandigheid dat de vrouw de Poolse nationaliteit bezit, draagt de onderhavige zaak een internationaal karakter, zodat eerst de vraag dient te worden beantwoord of de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht toekomt.
Deze vraag wordt ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding in bevestigende zin beantwoord, nu uit de overgelegde stukken is gebleken dat de man zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft.
Met betrekking tot de nevenvoorzieningen komt de rechtbank rechtsmacht toe, aangezien deze voorzieningen sterk verbonden zijn met de hoofdzaak en voldoende aanknopingspunten hebben met de Nederlandse rechtssfeer.
Vervolgens komt aan de orde welk rechtsstelsel op het verzoek tot echtscheiding en de nevenvoorziening van toepassing is.
Op het verzoek tot echtscheiding is Nederlands recht van toepassing, aange-zien partijen geen gemeenschappelijke nationaliteit hebben noch beiden in hetzelfde land hun gewone verblijfplaats hebben.
Op het verzoek van de vrouw tot een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen is op grond van artikel 4 van het zogenoemde "Haags Alimentatieverdrag van 1973" Pools recht van toepassing nu de onderhoudsgerechtigden hun gewone verblijfplaats in Polen hebben.
Het verzoek tot echtscheiding kan als onweersproken worden toegewezen.
Nu het verzoek tot verdeling ter zitting is ingetrokken, behoeft hierop niet te worden beslist.
De vrouw heeft de rechtbank aanvankelijk verzocht te bepalen dat de man bijdraagt in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen Prissilla en Amanda met ƒ 250,- per kind per maand. Ter zitting heeft de vrouw dit bedrag verhoogd naar ƒ 275,- per kind per maand. De man heeft tegen beide verzoeken verweer gevoerd, waarbij hij stelt dat hij niet voldoende draagkracht heeft om de verzochte bedragen te kunnen betalen.
Op grond van de Poolse wetgeving terzake is de man onderhoudsplichtig jegens de minderjarigen, voor zover zij behoefte aan een onderhoudsbijdrage hebben alsmede voor zover hij in staat is zich een zodanig inkomen te verwerven dat hij die bijdrage zou kunnen voldoen.
De man heeft de behoefte aan de verzochte bijdrage niet betwist zodat deze in rechte vaststaat. De rechtbank zal dan ook de draagkracht van de man beoordelen. Nu de man in Nederland woont dienen daartoe naar het oordeel van de rechtbank de in Nederland geldende maatstaven te worden gehanteerd.
Uit de processtukken en het verhoor ter zitting is omtrent de financiële omstandigheden van de man het volgende gebleken:
- hij is geboren op 25 mei 1970;
- op hem zijn de algemene heffingskorting en de arbeidskorting van toepassing.
De man stelt dat zijn inkomen netto gemiddeld per maand ƒ 2.445,- exclusief vakantietoeslag bedraagt. Hij geeft daarbij aan dat zijn inkomen wisselt, omdat het niet altijd mogelijk is om over te werken en de overwerktoeslagen derhalve sterk variëren. De vrouw betwist dit bedrag aan inkomen en stelt dat dit bedrag volgens de jaaropgave hoger moet zijn. Nu door de procureur van de man een jaaropgave van 2001 is overgelegd is de rechtbank uitgegaan van het bruto jaarinkomen blijkens de jaaropgave van f€ 30.880 per jaar.
De man stelt dat hij zijn vriendin, met wie hij samenwoont tezamen met haar ouders in hun woning, moet onderhouden, omdat zij geen inkomen heeft. De vrouw heeft hiertegen verweer gevoerd en gesteld dat zijn vriendin haar eigen inkomen kan verwerven. De rechtbank is van oordeel dat de alleenstaandennorm op de man van toepassing is, aangezien de man niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn vriendin niet in staat is om eigen inkomsten te verwerven.
De rechtbank houdt derhalve evenmin rekening met het deel van de premie ziektekosten dat de man voor zijn vriendin betaalt.
De man voert een bedrag op van ƒ 450,- per maand aan huur. Nu de man met zijn vriendin bij haar ouders woonruimte huurt, gaat de rechtbank er van uit dat zijn aandeel in de huurlasten de in de bijstandsnorm verdisconteerde woonkostencomponent niet te boven gaat.
De man stelt dat hij maandelijks een bedrag van ƒ 133,54 voor de kinderen spaart. De vrouw heeft dit betwist en gesteld dat de man hiervan geen bewijsstuk heeft overgelegd. Aangezien het sparen van geld voor zijn kinderen zijn eigen keuze is en deze keuze niet kan prevaleren boven zijn alimentatieverplichting houdt de rechtbank hier geen rekening mee.
De man heeft voorts kosten met betrekking tot herinrichting opgevoerd. De vrouw heeft deze kosten betwist en stelt dat er geen bewijsstukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat er een schuld voor herinrichtingkosten is. De door de man gestelde herinrichtingskosten van € 124,79 per maand blijken kosten die zijn gemaakt voor inrichting van de echtelijke woning in Nederland en een woning in Polen. De rechtbank houdt geen rekening met deze kosten, omdat niet aannemelijk is geworden dat de man hiervoor een lening heeft moeten afsluiten.
De man heeft aangevoerd dat hij aan rente en aflossing van schulden een bedrag van ƒ 1.000,- per maand voldoet. De vrouw heeft ter zitting aangegeven dat zij alleen op de hoogte is van de lening voor de auto en niet van de andere leningen. De op 6 mei 1998 aangegane lening van ƒ 20.347,20 voor de auto is door de vrouw erkend. De rechtbank houdt rekening met een bedrag van ƒ 325,37 per maand aan afbetaling voor deze schuld. De man heeft de noodzaak van aflossing van de andere schulden onvoldoende aannemelijk gemaakt, zodat de rechtbank met de aflossing terzake daarvan geen rekening houdt.
Gelet op bovenstaande en rekening houdend met de fiscale effecten is de man in staat om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen met € 124,79 per kind per maand. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
Spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op 16 april 1992 in de gemeente Heerhugowaard met elkaar gehuwd.
Bepaalt dat de man met ingang van de datum dat deze beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [naam man]:
- [naam eerste kind], geboren op 2 juli 1997 te Ilawa (Polen) en;
- [naam tweede kind], geboren op 2 juli 1997 te Ilawa (Polen),
telkens bij vooruitbetaling zal betalen € 124,79 per maand per kind.
Verklaart deze beschikking, met uitzondering van de echtscheiding, uit-voerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A. Mink en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van
14 mei 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.