6. De gronden van de beslissing
In de zaak van Jan de Wit
6.1 De Gemeente heeft betwist dat Jan de Wit spoedeisend belang heeft bij de door haar gevraagde voorziening en daartoe gewezen op een faxbericht van Jan de Wit d.d. 24 mei 2002 waarin zij heeft meegedeeld dat 24 mei 2002 een fatale datum is voor de vraag of zij het door haar gebodene nog zou kunnen leveren. Dit verweer faalt echter nu Jan de Wit naar aanleiding daarvan heeft gesteld dat zij vooralsnog in staat is haar aanbieding gestand te doen en dit op zichzelf door de Gemeente niet is weersproken.
In beide zaken
Procedurele onregelmatigheden
6.2 Ten aanzien van de door Jan de Wit en ConneXXion naar voren gebrachte procedurele klachten wordt overwogen dat deze klachten weliswaar steekhoudend lijken te zijn maar niet van dien aard dat op grond daarvan tot heraanbesteding zou moeten worden overgegaan. Bij dit oordeel is met name van belang dat Jan de Wit en ConneXXion niet concreet hebben aangegeven dat de veronachtzaming van de betreffende procedurevoorschriften hen ten opzichte van hun respectieve mede-inschrijvers heeft benadeeld.
Ontoelaatbare gunningscriteria?
6.3 Jan de Wit en ConneXXion hebben als centrale klacht aangevoerd dat de gunning heeft plaatsgevonden met hantering van maatstaven die niet als gunningscriteria mogen worden gebruikt. Omtrent deze klacht wordt het volgende overwogen.
6.4 Artikel 23 van de op de onderhavige aanbesteding toepasselijke Richtlijn Diensten maakt, evenals de andere Europese aanbestedingsrichtlijnen, een principieel onderscheid tussen criteria betreffende de geschiktheid van de aannemers en criteria voor de gunning van de opdracht. Art. 23 van de Richtlijn Diensten bepaalt:
'De gunning geschiedt, met inachtneming van artikel 24, op de grondslag van de in hoofdstuk 3 vervatte criteria, nadat de geschiktheid van de dienstverleners die niet uit hoofde van art. 29 zijn uitgesloten door de aanbestedende diensten is nagegaan overeenkomstig de in de artikelen 31 en 32 vermelde criteria.'
De Richtlijn Diensten splitst met opname van de artikelen 31 en 32 de beoordeling van de geschiktheid van de dienstverleners vervolgens in twee onderdelen: de financiële en economische draagkracht (artikel 31) en de geschiktheid om diensten te verrichten (artikel 32). Beide bepalingen geven een aantal criteria aan de hand waarvan draagkracht resp. geschiktheid kunnen worden beoordeeld. Wat betreft het laatste gaat het met name om de vakkundigheid, efficiency, ervaring en betrouwbaarheid.
6.5 De centrale bepaling van hoofdstuk 3 van de Richtlijn Diensten is artikel 36. Deze bepaling kent, evenals haar evenknieën in de andere Europese aanbestedingsrichtlijnen, twee gunningscriteria: hetzij alleen de prijs, hetzij, indien gunning aan de inschrijver met de economisch voordeligste aanbieding plaatsvindt, een samenstel van beoordelingscriteria die variëren al naar gelang van de aard van de opdracht, zoals de kwaliteit, de technische waarde, de esthetische en functionele kenmerken, de klantenservice en technische bijstand, de datum van en termijn voor levering en de prijs. Naar heersende opvatting geeft artikel 36 voor het geval waarin gunning aan de inschrijver met de economisch voordeligste aanbieding plaatsvindt weliswaar geen limitatieve opsomming van de in aanmerking komende beoordelingscriteria maar stelt de bepaling wel een voor al deze criteria geldend vereiste: zij dienen betrekking te hebben op de aard van de te verrichten prestatie of op de wijze van uitvoering ervan. Niet toegelaten zijn overwegingen betreffende degene die de prestatie verricht (A-G Darmon bij HJEG 20 september 1988, zaak 31/87). Deze beperking in de toelaatbaarheid van gunningscriteria hangt samen met het onderscheid in de Europese aanbestedingsrichtlijnen - waaronder de Richtlijn Diensten - tussen de beslissing omtrent de selectie van inschrijvers enerzijds en die omtrent de gunning anderzijds. De eerste beslissing ziet op de geschiktheid van de meedingende inschrijvers om de te gunnen opdracht uit te voeren, terwijl de tweede beslissing ziet op de kwaliteit van het door de verschillende inschrijvers gedane aanbod.
6.6 Het vorenstaande brengt mee dat het in het systeem van de Richtlijn Diensten niet toelaatbaar is om het door de inschrijvers op het gebied van de selectie en de gunning behaalde aantal punten bij elkaar op te tellen, zoals de Gemeente heeft gedaan. In het besluitvormingsproces dat na ommekomst van de inschrijvingstermijn plaatsvindt zullen eerst de inschrijvers dienen te worden geselecteerd die voor gunning in aanmerking komen. Na deze selectie komt de inhoudelijke vergelijking van de betreffende aanbiedingen aan de orde.
6.7 Getoetst aan voormelde uitgangspunten zijn van de door de Gemeente bij de beoordeling van de offertes gehanteerde criteria als gunningscriteria toelaatbaar:
(b)2 Zakelijke aspecten;
(b)4 Productgroep;
(b)5 Algemene voorwaarden leerlingenvervoer;
(b)6 Prijsniveau;
(b)7 Percelen;
(b)8 Overeenkomst.
Niet toelaatbaar zijn daarentegen de criteria:
(b)1 Offerte eisen en procedure;
(b)3 Selectie criteria.
6.8 Blijkens de specificatie ervan in subcriteria in Bijlage 3 ziet het criterium (b)3 op de kwaliteit van de aanbieder en niet van de aanbieding, en vervult het aldus de functie die in de Richtlijn wordt aangeduid als 'Criteria voor kwalitatieve selectie', zoals de gebezigde aanduiding ook doet vermoeden. Voorts volgt uit de specificatie in Bijlage 1 dat het criterium 'Offerte eisen en procedure' ziet op de wijze waarop de aanbieding in de offerte is gepresenteerd, en dan met name voor zover het betreft de vraag of de offerte is opgesteld en ingediend conform de dienaangaande in het bestek gestelde voorwaarden. De niet-inachtneming van deze voorwaarden zou blijkens paragraaf 2.2 ertoe leiden dat de betreffende aanbieding buiten beschouwing wordt gelaten.
6.9 Op de criteria 'Offerte eisen en procedure' en 'Selectie criteria' hebben ConneXXion, Jan de Wit en Verhoef in totaal respectievelijk 395, 375 en 360 punten gescoord. Nu de inschrijver die als eerste uit de gunningsprocedure is gekomen op de geschiktheidscriteria het laagste aantal punten heeft behaald, kan niet anders worden geconcludeerd dan dat alle drie de inschrijvers zich voor gunning hebben gekwalificeerd.
6.10 Hier kan niet aan afdoen het betoog van ConneXXion dat Verhoef ten onrechte tot de gunning zou zijn toegelaten. De Gemeente heeft onvoldoende weersproken gesteld dat Verhoef ervaring heeft opgedaan met opdrachten die qua aard en omvang vergelijkbaar zijn, aangezien Verhoef het leerlingenvervoer voor de gemeenten Amstelveen, De Ronde Veenen en voor de stichtingen Nifterlake en JBO heeft verzorgd en dat rekening mag worden gehouden met de ervaring met leerlingenvervoer en zwemvervoer van de door Verhoef ingeschakelde onderaannemer Oostenrijk Touringcars B.V. Bij die stand van zaken kan niet worden gezegd dat Verhoef niet over de in bestek vereiste ervaring beschikt.
6.11 Uitgaande van geschiktheid van de drie inschrijvers kan de door de Gemeente uitgevoerde toetsing aan de toelaatbare criteria worden weergegeven in de volgende matrix:
6.12 Omschrijving 6.13 Weging 6.14 Max. aantal
6.15 haalbare punten 6.16 Connexxion 6.17 Jan de Wit 6.18 Verhoef
6.19 (b)2 Zakelijke aspecten 6.20 1 6.21 80 6.22 70 6.23 75 6.24 80
6.25 (b)4 Productgroep 6.26 3 6.27 450 6.28 420 6.29 285 6.30 420
6.31 (b)5 Alg. voorwaarden leerlingenvervoer 6.32 3 6.33 300 6.34 297 6.35 300 6.36 300
6.37 (b)6 Prijsniveau 6.38 2 6.39 200 6.40 142 6.41 172 6.42 168
6.43 (b)7 Percelen 6.44 1 6.45 70 6.46 70 6.47 70 6.48 70
6.49 (b)8 Overeenkomst 6.50 3 6.51 480 6.52 450 6.53 480 6.54 480
6.55 Totaal behaalde punten (gewogen) 6.56 6.57 1.580 6.58 1.449 6.59 1.382 6.60 1.518
De matrix laat zien dat gegrondbevinding van de centrale klacht van Jan de Wit en ConneXXion meebrengt dat de reeds bestaande voorsprong van Verhoef op de overige inschrijvers nog groter zou worden.
6.12 Dit is het vertrekpunt voor de bespreking van de kritiek die Jan de Wit en ConneXXion hebben geuit ten aanzien van de beoordeling van hun offertes op de gunningscriteria. Als maatstaf heeft daarbij te gelden dat die kritiek op een zodanig aantal punten steekhoudend moet zijn dat serieus rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat herbeoordeling van de inschrijvingen in het licht van die kritiek in termen van het relatieve resultaat ten opzichte van Verhoef tot een andere beslissing omtrent gunning zou kunnen leiden.
In de zaak van Jan de Wit verder
6.13 Jan de Wit verwijt de Gemeente onder meer dat zij haar op de onder het gunningscriterium 'Offertevergelijking' vallende subcriteria 'Klachtenregeling aanwezig?' en 'Waardering Klachtenregeling?' ten onrechte geen punten heeft toegekend.
6.14 Dit verwijt faalt. Paragraaf 6.8 van het bestek bepaalt dat bij de offerte een klachtenregeling moet worden aangeboden waarin minimaal is opgenomen de wijze van afhandeling van klachten en de termijn waarbinnen dit gebeurt. Bij een opdracht tot het vervoer van jonge kinderen is, naar de Gemeente ter zitting heeft benadrukt, de kwaliteit van de dienstverlening voor de opdrachtgever van groot belang. Het ligt dan ook voor de hand dat de wijze waarop de inschrijver in de offerte stelt met eventuele klachten te zullen omgaan een belangrijk aandachtspunt bij de beoordeling van de offertes is, hetgeen ook blijkt uit het gegeven dat de Gemeente aan de betreffende gunningscriteria wegingsfactor drie heeft verbonden.
6.15 Jan de Wit heeft in de bij haar offerte behorende Bijlage 9 ('Klachtenregeling') het volgende vermeld: 'Jan de Wit Autocars draagt zorg voor een adequate klachtenregeling conform artikel II.8 welke op een correcte wijze wordt geadministreerd. Klachten dienen schriftelijk aan Jan de Wit Autocars te worden overgelegd waarop vervolgens binnen 24 dagen schriftelijk wordt gereageerd. Telefonische klachten worden telefonisch afgehandeld. Verder verwijzen wij naar het kwaliteitshandboek onder bijlage 6a'. Het bedoelde kwaliteitshandboek maakt vervolgens onder 5.10.2 slechts summierlijk melding van de wijze waarop Jan de Wit intern met een klacht van een klant omgaat en bevat geen uitgewerkte klachtenregeling, hetgeen de aanname wettigt dat zodanige regeling er niet is. Ook ter zitting is op het bestaan van een dergelijke regeling niet gewezen. De Gemeente heeft dan ook op de betreffende subcriteria aan Jan de Wit nul punten kunnen toekennen.
6.16 Gegeven dat de puntentoekenning voor de prijsstelling niet in discussie is, brengt het voorgaande mee dat Jan de Wit, die op het aspect van de klachtenregeling 60 punten is misgelopen (twee maal 10 punten, vermenigvuldigd met wegingsfactor 3), in de offertevergelijking nimmer het hoogste aantal punten kan behalen. Jan de Wit kan bij gegrondbevinding van al haar overige kritiekpunten immers maximaal (1.382 minus 60 =) 1.322 + 172 = 1.494 punten toegekend krijgen. Aan de hiervoor onder 6.12 vermelde maatstaf is dus wat Jan de Wit betreft niet voldaan, hetgeen meebrengt dat Jan de Wit onvoldoende belang heeft bij de primair gevraagde voorziening, zodat haar overige kritiekpunten geen bespreking behoeven.
6.17 Het door Jan de Wit (subsidiair) gevorderde voorschot komt reeds niet voor toewijzing in aanmerking nu uit het vorenoverwogene volgt dat niet aan de daaraan verbonden voorwaarde is voldaan.
6.18 De slotsom is dat de door Jan de Wit gevraagde voorzieningen moeten worden geweigerd, met veroordeling van Jan de Wit in de proceskosten van de Gemeente, voor zover toe te rekenen aan dit geding.
In de zaak van ConneXXion verder
6.19 ConneXXion zou bij gegrondbevinding van al haar kritiekpunten 70 punten kunnen behalen, hetgeen meebrengt dat zij wel belang heeft bij beoordeling van die kritiek.
6.20 ConneXXion heeft in de eerste plaats aangevoerd dat haar op het onder 'Productgroep' vallende subcriterium 'Benodigde chauffeurs' ten onrechte 5 in plaats van 10 punten zijn toegekend, nu zij in haar offerte op correcte wijze en conform het bestek opgave heeft gedaan van het aantal benodigde chauffeursuren.
6.21 Die klacht is gegrond. De opmerking van de Gemeente dat de offerte van ConneXXion op dit aspect in vergelijking met die van de andere inschrijvers minder gedetailleerd zou zijn kan geen rechtvaardiging voor het onthouden van punten vormen, nu niet in geschil is dat dat de offerte voldeed aan de bestekseisen. Dit brengt mee dat aan ConneXXion voor het subcriterium 'Benodigde Chauffeurs' in totaal 15 extra punten (5 punten, vermenigvuldigd met wegingsfactor 3) toegekend hadden moeten worden.
6.22 Verder heeft ConneXXion aangevoerd dat haar voor het tot 'Productgroep' behorende subcriterium 'Vaste ritprijs' eveneens ten onrechte 5 in plaats van 10 punten zijn toegekend, aangezien zij overeenkomstig paragraaf 6.3 van het bestek de vaste ritprijs heeft vermeld bij iedere rit die in de offerte is opgenomen. Nu deze klacht door de Gemeente onvoldoende is weersproken moet worden geoordeeld dat ConneXXion ook voor dit subcriterium 15 extra punten (5 punten, vermenigvuldigd met wegingsfactor 3) toegekend hadden moeten worden.
6.23 Ook meent ConneXXion dat zij voor het onder 'Zakelijke aspecten' vallende subcriterium 'Prijzen worden aangeboden zoals gevraagd?' ten onrechte geen punten gekregen. In dit verband heeft ConneXXion aangevoerd dat paragraaf 6.3 aan de inschrijver de keuze laat om in de offerte hetzij een totaalprijs per genoemd perceel voor een schooljaar, hetzij een totaalprijs bij inschrijving op een combinatie van percelen dan wel het geheel der percelen voor schooljaar te vermelden en dat zij voor deze laatste mogelijkheid heeft gekozen.
6.24 Deze klacht slaagt eveneens. De Gemeente heeft erop gewezen dat in de aanbieding van ConneXXion de gegevens niet per perceel zijn opgegeven en dat daartoe juist spreadsheets in het bestek waren opgenomen. Dat neemt echter niet weg dat de wijze waarop ConneXXion haar offerte heeft ingericht besteksconform is. Voor dit subcriterium hadden ConneXXion derhalve 10 punten moeten worden toegekend.
6.25 Tenslotte heeft ConneXXion betoogd dat onduidelijk is waarom haar op het onder 'Overeenkomst' vallende subcriterium 'Artikel 4' geen punten zijn toegekend.
6.26 Ook deze klacht slaagt, nu de Gemeente voor deze onthouding geen deugdelijke verklaring heeft gegeven. Dat brengt mee dat serieus rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat ConneXXion voor het subcriterium 'Artikel 4' 30 extra punten (10 punten, vermenigvuldigd met wegingsfactor 3) toegekend had moeten krijgen.
6.27 De voorgaande waardering van de kritiek van ConneXXion op de afwegingen die aan de gunning ten grondslag hebben gelegen zou, voorshands oordelend, moeten leiden tot ophoging van het aan haar toegekende puntentotaal met (15 + 15 + 10 + 30 =) 70 punten, waarmee zij komt op een totaal van 1.519 punten. Dat brengt mee dat serieus rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat herbeoordeling van de inschrijvingen in het licht van die kritiek in termen van het relatieve resultaat ten opzichte van Verhoef tot een ten gunste van ConneXXion uitvallende beslissing omtrent gunning zou kunnen leiden. Aan de sub 6.12 weergegeven maatstaf is derhalve voldaan.
Slotsom
6.28 Nu aan de onder 6.12 bedoelde maatstaf is voldaan bestaat aanleiding tot het treffen van de hierna onder 7. weergegeven voorziening. Bij het treffen van deze voorziening is in aanmerking genomen dat het leerlingenvervoer in de gemeente Haarlemmermeer op dit moment door ConneXXion wordt verzorgd en dat zij zich ter terechtzitting in staat en bereid heeft verklaard de bestaande overeenkomst in afwachting van een besluit omtrent gunning te continueren. Voorts brengt een afweging van de belangen van Verhoef tegen die van Jan de Wit en ConneXXion mee dat deze voorziening dient te worden getroffen. Verhoef heeft de mogelijkheid om na een herbeoordeling van de aanbiedingen wederom voor gunning in aanmerking te komen. Voor zover Verhoef ten gevolge van de door de Gemeente gevolgde handelwijze schade lijdt zal naar aanleiding van een door Verhoef ingestelde vordering tot schadevergoeding moeten worden beoordeeld of zij daarop aanspraak heeft.
6.29 Voor een voorziening die strekt tot het verschaffen van meer informatie dan in dit geding al aan ConneXXion is gegeven bestaat geen aanleiding, nu de motiveringsplicht van de aanbestedende dienst, gegeven het bepaalde in artikel 12, lid 1, van de Richtlijn Diensten, van beperkte omvang is. Voor een dwangsom bestaat evenmin aanleiding nu er geen reden is om aan te nemen dat de Gemeente zich niet aan deze uitspraak zal houden.
6.30 De Gemeente zal als de overwegend in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.