5. Beoordeling van het geschil
5.1 Nu partijen in hun processtukken in overwegende mate bedragen in guldens hebben vermeld, zal de rechtbank in de rechtsoverwegingen van dit vonnis de bedragen eveneens in guldens vermelden. Voor zover de rechtbank tot een veroordeling tot betaling van een geldbedrag komt, zal onder de rechtsoverwegingen de omrekening van guldens in euro's worden vermeld.
5.2 Niet in geschil is dat [gedaagde] ten gevolge van genoemd beslag op de auto niet in staat was de auto op het daarvoor overeengekomen tijdstip aan Diks terug te gegeven en dat daaruit schade voor Diks is ontstaan. Tussen partijen is evenmin in geschil dat deze tekortkoming van [gedaagde] niet krachtens overeenkomst noch krachtens de wet voor rekening van een van partijen komt en dat Diks geen schuld heeft aan het beslag. [gedaagde] heeft zich voor wat betreft zijn tekortkoming op overmacht in de zin van arti-kel 6:75 van het Burgerlijk Wetboek (BW) beroepen. Hij is van mening dat de onderhavige tekortkoming hem niet kan worden toegerekend, nu zij niet is te wijten aan zijn schuld, noch krachtens de in het verkeer geldende opvattingen of anderszins voor zijn rekening komt.
5.3 Voor wat betreft dat ontbreken van schuld heeft [gedaagde] naar voren gebracht dat hij en zijn vrienden geen enkele aanleiding hebben gegeven voor hun arrestatie en gevangenhouding en het daarmee gepaard gaande beslag op de auto en dat daaraan slechts politieke doeleinden van de toenmalige machthebbers in Servië ten grondslag hebben gelegen. Dat [gedaagde] in dit opzicht wel schuld treft, is gesteld noch gebleken.
5.4 Dat [gedaagde] desondanks schuld heeft, wordt door Diks gebaseerd op twee omstandigheden, te weten dat [gedaagde], anders dan hij bij het aangaan van de huurovereenkomst van de auto zou hebben laten weten, niet met de auto naar Oostenrijk is gegaan, maar naar het voormalige Joegoslavië. Diks heeft in dit verband naar voren gebracht dat als [gedaagde] bij het aangaan van de huurovereenkomst gezegd zou hebben dat hij met de auto naar het voormalige Joegoslavië zou gaan, zij de auto nooit aan hem verhuurd zou hebben. [gedaagde] heeft ontkend dat hij gezegd heeft dat de reis naar Oostenrijk zou gaan; ter comparitie heeft hij aangegeven dat bij het aangaan van de huurovereenkomst in het geheel niet is gesproken over reizen met de auto naar het buitenland. Dat [gedaagde] schuld heeft aan het feit dat de auto niet tijdig is teruggebracht, wordt door Diks voorts onderbouwd met het feit dat [gedaagde], ondanks het feit dat op de groene kaart voor de auto staat vermeld dat deze niet geldig is in YU, toch met de auto naar het voormalig Joegoslavië is gegaan. [gedaagde] heeft hiertegen ingebracht dat het feit dat de groene kaart in bepaalde landen niet geldig is, niets zegt over de vraag of het de huurder van de auto krachtens de huurovereenkomst is toegestaan om met de auto naar een dergelijk land te gaan. [gedaagde] heeft in dit verband nog naar voren gebracht, dat hij bij de grens van Montenegro een verzekering voor de auto heeft afgesloten. Hij heeft daarvan een bewijsstuk in het geding gebracht.
5.5 Naar het oordeel van de rechtbank kan in dit geding het midden blijven of [gedaagde] bij het aangaan van de huurovereenkomst al dan niet heeft gezegd dat hij met de auto naar Oostenrijk zou gaan en of het gaan met de auto naar een land waar de groene kaart van de auto niet geldig is, de aan de orde zijnde schuld oplevert. Naar het oordeel van de rechtbank levert het reizen met de auto in het voormalige Joegoslavië - waartoe ook Montenegro behoort - in een tijd waarin dat land in een situatie verkeerde die - naar van algemene bekendheid is - dicht lag tegen die van een toestand van burgeroorlog, een omstandigheid op, op grond waarvan gezegd moet worden dat de gevolgen van een beslag als het onderhavige - ook al zou [gedaagde] daaraan geen schuld hebben - en daarmee de onderhavige tekortkoming, naar in het verkeer geldende opvattingen voor diens rekening komt. Daarin kan het feit dat destijds door het Ministerie van Buitenlandse geen negatief reisadvies voor Montenegro was afgegeven, geen verandering brengen. Hoewel geen van partijen zich heeft beroepen op de hiervoor onder 2.a. geciteerde bepaling van de door Diks gebruikte algemene voorwaarden en Diks geen punt heeft gemaakt van het feit dat niet schriftelijk is vastgelegd dat het [gedaagde] was toegestaan in het buitenland te reizen - het staat de rechter echter vrij om binnen de grenzen van de rechtsstrijd alle behoorlijk te zijner kennis gebrachte en ten processe gebleken feiten en omstandigheden in zijn beoordeling te betrekken - kan toch aan deze bepaling ontleend worden dat het de huurder van een auto niet zonder meer is toegestaan naar het buitenland te reizen. Ook dit pleit voor de opvatting dat als er dan zo iets in het buitenland gebeurd als in het onderhavige geval is gebeurd, dit voor rekening van de huurder komt. De vraag voor wiens rekening het niet tijdig kunnen teruggeven van een professionele verhuurder gehuurde auto in geval van een beslag als het onderhavige komt, laat zich niet op een lijn stellen met de vraag voor wiens rekening zulks in geval van diefstal komt (vergelijk Hoge Raad, 24 oktober 1997, NJ 1998/69). Naar het oordeel van de rechtbank heeft Diks in dat verband terecht opgemerkt dat een professionele verhuurder zich kan verzekeren tegen schade uit diefstal van een verhuurde auto; dat het niet gebruikelijk is dat een professionele verhuurder zich verzekert tegen schade uit beslag op een verhuurde auto en dat in dit verband van belang is dat als er beslag op een gehuurde auto wordt gelegd, de huurder daaraan in het algemeen schuld heeft, waarmee een niet tijdig terugbrengen van de auto sowieso aan de huurder kan worden toegerekend. Ook het feit dat een diefstal van een auto doorgaans in direct verband staat tot de auto zelf en het onderhavige beslag dat niet staat, maar een gevolg was van de arrestatie en detentie van [gedaagde] en zijn vrienden - gesteld noch gebleken is dat het de Joegoslavische autoriteiten om de auto te doen was -, brengt met zich mee dat geoordeeld moet worden dat de gevolgen van dat beslag in de risicosfeer van [gedaagde] (en zijn vrienden) liggen en niet in die van Diks. Tenslotte is nog van belang dat in het onderhavige geval was overeengekomen dat de huurder de auto gedurende langere tijd tot zijn beschikking zou krijgen, waar het door de Hoge Raad berechte geval uitdrukkelijk ziet op verhuur voor betrekkelijk korte tijd (in het betreffende geval: één dag). Ook uit die omstandigheid vloeit voort dat voor een gebeurtenis als de onderhavige naar verkeersopvattingen veeleer in de risicosfeer van de huurder is komen te liggen.
5.6 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] geen beroep op overmacht toekomt en dat de vordering van Diks, als verder niet betwist, dient te worden toegewezen.
5.7 Als de in het ongelijk te stellen partij zal [gedaagde] worden veroordeeld in de kosten van het geding.