ECLI:NL:RBHAA:2002:AE6899
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige uitoefening van taxidiensten op luchthaven Schiphol zonder toestemming
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Haarlem op 27 augustus 2002 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 7 mei 2002 op het luchtvaartterrein van Schiphol, in de aankomsthal van terminal 1, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de exploitant, meermalen zijn taxidiensten heeft aangeboden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte bood zijn taxidiensten aan door in de aankomsthal rond te lopen met een bordje met de tekst 'taxi-service' en door personen aan te spreken.
De kantonrechter heeft de feiten en omstandigheden die tot de bewezenverklaring hebben geleid, onderbouwd met verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbalen van verbalisanten van de Koninklijke Marechaussee. De verdachte voerde aan dat hij als erkende taxichauffeur recht had om zijn diensten aan te bieden, vooral na de invoering van de Wet Personenvervoer 2000, die de vervoersgebieden per 1 januari 2002 had opgeheven. Hij betoogde dat taxichauffeurs zonder samenwerkingsovereenkomst met NV Luchthaven Schiphol op het particuliere terrein van de luchthaven passagiers mochten aanleveren.
De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat het aanbieden van taxidiensten zonder toestemming van de exploitant als het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten kan worden gekwalificeerd. Desondanks heeft de rechter geconcludeerd dat de verbodsbepaling in het Aanvullend Luchthaven Reglement Luchthaven Schiphol onvoldoende duidelijk was, waardoor de verdachte niet in staat was om zijn gedrag daarop af te stemmen. Dit leidde tot de conclusie dat het bewezen verklaarde feit niet als strafbaar kon worden aangemerkt. De verdachte werd daarom ontslagen van alle rechtsvervolging.