ECLI:NL:RBHAA:2002:AE7944
Rechtbank Haarlem
- Raadkamer
- M. van Waesberghe
- Rechtspraak.nl
Verzoek om vergoeding van rechtsbijstandskosten in strafzaak
Op 11 maart 2002 diende verzoekster, vertegenwoordigd door mr. C.L. Kranendonk, een verzoekschrift in bij de rechtbank Haarlem, waarin zij vroeg om een vergoeding van EUR 7.817,45 voor gemaakte kosten van rechtsbijstand in haar strafzaak. Dit verzoekschrift werd op 29 augustus 2002 in raadkamer behandeld, waarbij ook de officier van justitie, mr. Tillart, aanwezig was. De rechtbank beoordeelde het verzoek op basis van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering, dat de mogelijkheid biedt om een vergoeding te vragen voor kosten van rechtsbijstand na beëindiging van een strafzaak zonder strafoplegging.
De rechtbank oordeelde dat verzoekster in aanmerking kwam voor gesubsidieerde rechtsbijstand, maar dat zij ervoor had gekozen om mr. Kranendonk als haar raadsman van eigen keuze in te schakelen. De voorzitter van de rechtbank, mr. M. van Waesberghe, concludeerde dat verzoekster niet had aangetoond dat zij de kosten van rechtsbijstand niet had kunnen dekken door gebruik te maken van een toevoeging. De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van EUR 7.277,45 af, maar kende wel een vergoeding van EUR 540,- toe voor de kosten van rechtsbijstand die verband hielden met de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
De beslissing werd openbaar uitgesproken op 19 september 2002. De rechtbank benadrukte dat de kosten van rechtsbijstand niet vergoed konden worden als deze op de wederpartij konden worden verhaald, en dat de verzoekster in dit geval gebruik had kunnen maken van een toevoeging. De voorzitter concludeerde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om de volledige kosten te vergoeden, maar dat er wel aanleiding was om een beperkte vergoeding toe te kennen voor de specifieke kosten van het verzoekschrift.