RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
Parketnummer: 15/090221/00
Uitspraakdatum: 10 oktober 2002
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 september 2002 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I (a t/m d) aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging van de feiten 1., 2. en 3. ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage I (e) bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1., 2. en 3. tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze als vermeld in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage II ( a t/m d).
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1., 2. en 3. meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
-opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, meermalen gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven
- opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, meermalen gepleegd
- opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist en onvolledig doen terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven meermalen gepleegd
-medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
-medeplegen van valsheid in geschrift terwijl uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft kans gezien samen met anderen, door jarenlang gebruik te maken van een legaal systeem van binnen- en buitenlandse rechtspersonen, tussenpersonen en legaal ogende contractuele verplichtingen, de in Nederland met een deel van zijn bedrijfsactiviteiten gegenereerde winst te verschuiven naar het buitenland. Op die wijze is de Nederlandse fiscus aanmerkelijk benadeeld en hebben verdachte en zijn medeverdachten aanzienlijke financiële schade berokkend aan de Nederlandse samenleving. Gelet op de periode dat verdachte van deze constructies gebruik heeft gemaakt en de onderliggende systematiek van deze constructies is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een incident maar van een planmatig en structureel handelen. Anders dan door zijn raadsman is betoogd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte in dit geheel een initierende en sturende rol heeft gespeeld Daarbij stelt de rechtbank vast dat uit het dossier op geen enkele wijze is gebleken dat anderen dan verdachte op de eerste plaats verantwoordelijk zouden moeten worden gehouden voor deze fiscale fraude.
Op grond van de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel, dat geen andere straf op haar plaats is dan één die vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt. Gelet op het tijdsverloop welke is gelegen tussen het plegen van de feiten en de behandeling ter terechtzitting zal de rechtbank bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer gelegd behoeft te worden.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het door verdachte en zijn medeverdachten aan de fiscus berokkende nadeel, een aanzienlijke geldboete op z'n plaats is. Conform hetgeen daarover in artikel 68 AWR (oud) is bepaald zal de rechtbank een boete opleggen van eenmaal het bedrag van de over de thans bewezen geachte perioden/tijdvakken te weinig geheven belasting. De rechtbank acht daartoe voldoende draagkracht bij verdachte aanwezig.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
10, 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 47, 51, 57, 225 (oud), 225 van het Wetboek van Strafrecht.
68 (oud) Algemene wet inzake rijksbelastingen
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1., 2. en 3. tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals vermeld in bijlage II (a t/m d) van dit vonnis.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1., 2. en 3. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF (12) MAANDEN.
Beveelt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd. De rechtbank stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Zij veroordeelt verdachte tevens tot betaling van een geldboete van EURO 270.923,00 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van één jaar.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. de Graaff, voorzitter,
mrs. Flohil en Ayal, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier de Jong,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 oktober 2002.