ECLI:NL:RBHAA:2002:AE8760

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
3 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/095175-99
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. De Graaff
  • mrs. Boekhoudt
  • mr. Groverman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belastingfraude door gebruik van valse aangiften en rechtspersonen

Op 3 oktober 2002 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van belastingfraude. De verdachte, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en wonende te [woonplaats], heeft gedurende een aanzienlijke periode opzettelijk onjuiste aangiften inkomstenbelasting gedaan, met als gevolg dat de fiscus benadeeld werd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meermalen een bij de Belastingwet voorziene aangifte onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, wat resulteerde in te weinig geheven belasting. De rechtbank oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte heeft gebruik gemaakt van vennootschappen om zijn persoonlijke verliezen af te wentelen op de gemeenschap, wat de rechtbank als zeer ernstig beschouwde. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren werkstraf, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 120 dagen bij niet-naleving. Daarnaast werd een geldboete van € 7500 opgelegd, die bij gebreke van betaling kon worden omgezet in 75 dagen hechtenis.

De rechtbank heeft ook de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure in overweging genomen, maar oordeelde dat deze overschrijding voldoende was verdisconteerd in de eis van de officier van justitie. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier mr. Chung A Hing en is openbaar uitgesproken op de zitting van 3 oktober 2002. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de verdachte veroordeeld tot de opgelegde straffen, die zijn gebaseerd op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Uitspraak

RECHTBANK TE HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
parketnummer : 15/095175-99
uitspraak : 3 oktober 2002
tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 september 2002 gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
Geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
Wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I (a, b, c en d) bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II (a ,b, c en d) van dit vonnis die daarvan deel uitmaakt.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid van de feiten
De bewezenverklaarde feiten leveren op
1: Opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte onjuist en/of onvolledig doen terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven meerrmalen gepleegd;
2 : Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
3 : Opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte onjuist en/of onvolledig doen terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, meermalen gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven;
4 en 5 (telkens) : Opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte onjuist en/of onvolledig doen terwijl daarvan het gevolg zou kunnen zijn dat te weinig belasting zou kunnen worden geheven, meermalen gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij aan die verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven;
5. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de sancties
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en met name uit het aldaar besproken voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, Ressort Amsterdam, Arrondissement Alkmaar d.d. 16 augustus 2002, is gebleken.
Bij de bepaling van de strafsoort en -duur heeft de rechtbank meer in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een aanmerkelijke periode, onder meer door gebruikmaking van de vennootschappen [namen BV's], de fiscus benadeeld.
Zo heeft verdachte onjuiste aangiften inkomstenbelasting gedaan over de jaren 1994
Verdachte heeft gedurende een lange periode, gebruik makend van door hem in het leven geroepen rechtspersonen verliezen die hij privé en als ondernemer had geleden afgewenteld op de fiscus, daarbij telkens gebruik makend van een systeem niet bestaande vorderingen en valse facturen. Als gevolg daarvan is een groot fiscaal nadeel ontstaan. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, hoewel wetend dat hij fraudeerde, daarmee willens en wetens is doorgegaan.
De rechtbank rekent het verdachte tot slot zwaar aan dat hij als boekhouder en belastingadviseur die goed op de hoogte is van de belastingwetgeving, zijn kennis en ervaring heeft misbruikt om elke keer weer persoonlijke verliezen af te wentelen op de fiscus en daarmee het vertrouwen dat men in de beroepsgroep heeft, heeft geschaad.
De rechtbank is, met de raadsman van verdachte en de officier van justitie, van oordeel dat in dit geval de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Mede gelet op de omstandigheid dat verdachte aanvankelijk wel binnen zodanige termijn is gedagvaard en zelf om schorsing en aanhouding van het onderzoek ter terechtzitting heeft verzocht, is de rechtbank van oordeel dat bedoelde overschrijding voldoende in de eis van de officier van justitie is verdisconteerd.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur passend en geboden.
De rechtbank is voorts van oordeel dat nu verdachte zijn persoonlijke verliezen indirect heeft willen afwentelen op de gemeenschap daarnaast een aanmerkelijke geldboete op haar plaats is. De rechtbank acht daartoe voldoende draagkracht bij verdachte aanwezig.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 47, 51, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht;
- 68 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
8. Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde feiten zoals vermeld in bijlage II (a, b, c en d) van dit vonnis heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 3, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert de hierboven in rubriek 4. vermelde strafbare feiten op.
Zij verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een TAAKSTRAF, bestaande uit 240 uren werkstraf, bij het niet naar behoren verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.
De taakstraf moet worden voltooid binnen de termijn van één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Zij veroordeelt de verdachte wegens deze feiten voorts tot een geldboete van € 7500,--, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 75 DAGEN hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. De Graaff, voorzitter,
mrs. Boekhoudt en Groverman, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Chung A Hing en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 oktober 2002.