ECLI:NL:RBHAA:2002:AF0088

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/370628-99
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Toeter
  • mrs. Sicking
  • mrs. Wolfs
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Luchtverkeersleiding en gevaar voor luchtvaartveiligheid op Schiphol

In deze zaak, die zich afspeelt op 10 december 1998 op de luchthaven Schiphol, zijn drie verdachten aangeklaagd voor het op gevaarlijke wijze geven van luchtverkeersleiding. De verdachten, werkzaam als assistent-verkeersleider, aspirant-verkeersleider en verkeersleider, hebben tijdens beperkte zichtomstandigheden handelingen verricht die hebben geleid tot een potentieel gevaarlijke situatie voor een passagiersvliegtuig van Delta Airlines en een gesleepte Boeing 747 van KLM. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten, ondanks de moeilijke omstandigheden, niet de nodige voorzichtigheid hebben betracht, wat resulteerde in een bijna-ongeluk. De verdediging voerde aan dat de verdachten geen verwijtbare betrokkenheid hadden bij het incident, maar de rechtbank verwierp dit argument. De rechtbank oordeelde dat de verdachten wel degelijk verantwoordelijk waren voor hun handelingen en dat hun gedrag niet voldeed aan de vereiste zorgvuldigheid. De rechtbank vernietigde de eerdere vonnissen van de kantonrechter en verklaarde de verdachten schuldig aan het tenlastegelegde feit, maar legde geen straf of maatregel op, gezien de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en het feit dat de verdachten niet eerder voor strafbare feiten zijn veroordeeld. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtverkeersleiders en de noodzaak om altijd de veiligheid van de luchtvaart voorop te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER, RECHTDOENDE IN HOGER BEROEP
Parketnummers : 15/370628-99, 15/370629-99 en 15/370630-99
Uitspraakdatum : 8 november 2002
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis in de in hoger beroep gevoegd behandelde zaken tegen na te noemen verdachten is gewezen naar aanleiding van het onderzoek in die zaken op de openbare terechtzittingen van 23 september 2002, 25 september 2002 en 25 oktober 2002 en het onderzoek met gesloten deuren in de verkeerstoren op de luchthaven Schiphol op 23 september 2002 in de zaken tegen:
[verdachte 1],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
[verdachte 2],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
[verdachte 3],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachten is bij inleidende dagvaardingen tenlastegelegd dat:
([verdachte 1])
zij op of omstreeks 10 december 1998 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op zodanige wijze luchtverkeersleiding (als bedoeld in artikel 1 van de Wet Luchtverkeer) heeft gegeven dat daardoor personen of zaken in gevaar werden, althans hadden kunnen worden gebracht, immers heeft zij als (assistent-)verkeersleider van de luchthaven Schiphol
(zijnde een luchtvaartterrein waar verkeersleiding wordt gegeven) en/of zijn mededader(s), althans alleen, (terwijl de Beperkt Zicht Omstandigheden, fase B gold):
([verdachte 2])
hij op of omstreeks 10 december 1998 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op zodanige wijze luchtverkeersleiding (als bedoeld in artikel 1 van de Wet Luchtverkeer) heeft gegeven dat daardoor personen of zaken in gevaar werden, althans hadden kunnen worden gebracht, immers heeft hij als (aspirant-)verkeersleider van de luchthaven Schiphol (zijnde een luchtvaartterrein waar verkeersleiding wordt gegeven) en/of zijn mededader(s), althans alleen, (terwijl de Beperkt Zicht Omstandigheden, fase B gold):
([verdachte 3])
hij op of omstreeks 10 december 1998 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op zodanige wijze luchtverkeersleiding (als bedoeld in artikel 1 van de Wet Luchtverkeer) heeft gegeven dat daardoor personen of zaken in gevaar werden, althans hadden kunnen worden gebracht, immers heeft hij toen aldaar als verkeersleider tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer van onderstaande handelingen heeft verricht en/of nagelaten, dan wel als (opleider/instucteur-) verkeersleider door (aspirant)verkeersleider [verdachte 2] en/of (assistent)verkeersleider [verdachte 1] heeft laten verrichten en/of heeft doen nalaten op de luchthaven Schiphol (zijnde een luchtvaartterrein waaraan verkeersleiding wordt gegeven) (terwijl de Beperkt Zicht Omstandigheden, fase B gold):
([verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte 3])
- de aanwijzing, althans klaring, althans toestemming gegeven voor het kruisen van de landingsbaan 06/24 (via exit 2) door een marshaller en/of een combi (te weten Combi 8, roepnaam Charlie 8, zijnde een vliegtuig (een Boeing 747 van de LM, nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-BFE) welke gesleept werd door een trekker) en/of (vervolgens)
- een of meer knoppen voor de stopbarverlichting (van exit 2 van baan 06/24) doen indrukken en/of ingedrukt teneinde de stopbarlichten te doven voor voornoemde marshaller en/of combi (zodat het die marshaller en/of combi was toegestaan de landingsbaan 06/24 te kruisen via exit 2) en/of (vervolgens)
- aan een (passagiers)vliegtuig (waarin zich (ongeveer) 126 passagiers en/of 12 bemanningsleden bevonden) dat wenste te vertrekken (te weten een Boeing 767 van Delta Airlines, vlucht Delta 39, nationaliteits- en inschrijvingskenmerk N193DN) klaring, althans de aanwijzing, gegeven zich gereed te maken voor vertrek (prepare for immediate departure) op landingsbaan 06/24 en/of (vervolgens)
- (wederom) een of meer knoppen voor de stopbarverlichting (van exit 2 van baan 06/24) doen indrukken en/of ingedrukt teneinde de stopbarlichten te doven voor voornoemde marshaller en/of combi (zodat het die marshaller en/of combi was toegestaan de landingsbaan 06/24 te kruisen via exit 2) en/of (vervolgens)
- nagelaten op adequate wijze te verifiëren of de landingsbaan 06/24 vrij was (van voornoemde combi (roepnaam Charlie 8)) (terwijl de marshaller van voornoemde combi meldde dat hij ging kruisen) en/of (vervolgens)
- zonder toestemming te hebben gekregen om landingsbaan 06/24 te gebruiken aan voornoemd (passagiers)vliegtuig (vlucht Delta 39) klaring, althans de aanwijzing, gegeven om op te stijgen (clearance to take off), waardoor de passagiers en/of het vliegtuigpersoneel van voornoemde vluchtDelta 39 en/of voornoemde marshaller en/of de bestuurders van voornoemde combi (te weten de trekkerbestuurder en/of de vliegtuigrangeerder) en/of voornoemd(e) vliegtuig(en) (te weten voornoemde Boeing 767 van Delta Airlines en/of de Boeing 747 van KLM) en/of voornoemde trekker en/of het voertuig van voornoemde marshaller in gevaar werden gebracht, althans hadden kunnen worden gebracht.
2. Voorvragen
Tegen het vonnis van 3 augustus 2001 van de kantonrechter te Haarlem, waarbij verdachte [verdachte 1] van het haar tenlastegelegde is vrijgesproken, is de officier van justitie tijdig en regelmatig in hoger beroep gekomen, terwijl dat beroep ook tijdig aan verdachte [verdachte 1] is aangezegd. Derhalve is de officier van justitie ontvankelijk in dat hoger beroep.
De verdachten [verdachte 2] en [verdachte 3] hebben tijdig en regelmatig hoger beroep doen instellen tegen de te hunnen laste gewezen veroordelende vonnissen van de kantonrechter te Haarlem van 3 augustus 2001. Derhalve zijn zij ontvankelijk in het door hen ingestelde hoger beroep.
Geldigheid van de dagvaarding
De verdediging heeft gesteld dat de dagvaarding van de verdachte [verdachte 3] nietig moet worden verklaard wegens innerlijke tegenstrijdigheid van die tenlastelegging. De verdediging heeft hiertoe -kort gezegd- aangevoerd dat de tenlastelegging hinkt op twee gedachten, te weten enerzijds "medeplegen", terwijl anderzijds aan de verdachte ([verdachte 3]) wordt verweten dat hij de aspirant- en de assistent (van de) verkeersleider handelingen heeft laten verrichten of heeft doen nalaten.
De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat het miskent dat de aan de verdachte [verdachte 3] verweten gedragingen alternatief zijn tenlastegelegd voor zover het de deelnemingsvorm betreft, te weten enerzijds als medepleger en anderzijds als doen pleger, zodat ten aanzien van die deelnemingsvorm een keuze moet worden gemaakt.
De verdediging heeft voorts aangevoerd dat de dagvaardingen van alle verdachten partieel nietig moeten worden verklaard, aangezien het in de tenlastelegging opgenomen begrip "het geven van luchtverkeersleiding" onvoldoende feitelijk dan wel innerlijk inconsistent is uitgewerkt, nu vier van de zeven weergegeven feitelijke gedragingen geen betrekking hebben op het geven van luchtverkeersleiding.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer, omdat de verdediging met haar betoog een te enge interpretatie geeft aan het begrip "luchtverkeersleiding". De begripsbepalingen in artikel 1 van de destijds geldende Wet Luchtverkeer brengen geenszins mee dat het begrip luchtverkeersleiding op de door de verdediging voorgestane beperkte wijze moet worden uitgelegd. Bovendien blijkt uit de parlementaire geschiedenis bij deze wet dat niet is beoogd een inhoudelijke wijziging te brengen in de begripsbepalingen ten opzichte van de voordien bestaande definiëring van - onder meer - het begrip luchtverkeersleiding, welke is ontleend aan Bijlage 11 bij het Verdrag van Chicago, te weten "een dienstverlening met het doel botsingen te voorkomen tussen luchtvaartuigen onderling en tussen luchtvaartuigen en hindernissen". De beschreven gedragingen in de tenlastelegging zijn, gelet op de reikwijdte van het begrip "luchtverkeersleiding", dan ook voldoende feitelijk en consistent.
Ook voor het overige voldoen de omschrijvingen in de tenlasteleggingen aan de daaraan ingevolge artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering te stellen eisen. Voldoende duidelijk en op begrijpelijke wijze blijkt uit de inleidende dagvaardingen hetgeen verdachten wordt verweten. Overigens hebben verdachten en de raadsman er ter terechtzitting blijk van gegeven de tenlastelegging te hebben begrepen en zich daartegen te kunnen verdedigen.
De rechtbank stelt derhalve vast dat de inleidende dagvaardingen geldig zijn.
De rechtbank heeft voorts vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging van verdachten en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
Met vernietiging van de vonnissen van de kantonrechter te Haarlem d.d. 3 augustus 2001, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachten het aan ieder van hun tenlastegelegde feit heeft begaan in dier voege dat:
zij ([verdachte 1])/hij ([verdachte 2] respectievelijk [verdachte 3]) op 10 december 1998 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen op zodanige wijze luchtverkeersleiding, als bedoeld in artikel 1 van de Wet Luchtverkeer, hebben gegeven dat daardoor personen en zaken in gevaar werden gebracht, immers:
- hebben zij ([verdachte 1]) als assistent van de verkeersleider van de luchthaven Schiphol, zijnde een luchtvaartterrein waar verkeersleiding wordt gegeven, en haar mededaders,
- hebben hij ([verdachte 2]) als aspirant-verkeersleider van de luchthaven Schiphol, zijnde een luchtvaartterrein waar verkeersleiding wordt gegeven, en zijn mededaders,
- heeft hij ([verdachte 3]) toen aldaar als verkeersleider tezamen en in vereniging met anderen onderstaande handelingen verricht of nagelaten op de luchthaven Schiphol, zijnde een luchtvaartterrein waar verkeersleiding wordt gegeven,
(ten aanzien van alle drie verdachten)
terwijl de Beperkt Zicht Omstandigheden, fase B gold:
- de toestemming gegeven voor het kruisen van de landingsbaan 06/24 (via exit 2) door een combi (te weten Combi 8, roepnaam Charlie 8, zijnde een marshaller met vliegtuig (een Boeing 747 van de KLM, nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-BFE) welke gesleept werd door een trekker) en vervolgens
- een knop voor de stopbarverlichting (van exit 2 van baan 06/24) doen indrukken en ingedrukt teneinde de stopbarlichten te doven voor voornoemde combi (zodat het die combi was toegestaan de landingsbaan 06/24 te kruisen via exit 2) en vervolgens
- aan een passagiersvliegtuig waarin zich 126 passagiers en 12 bemanningsleden bevonden dat wenste te vertrekken (te weten een Boeing 767 van Delta Airlines, vlucht Delta 39, nationaliteits- en inschrijvingskenmerk N193DN) de aanwijzing gegeven zich gereed te maken voor vertrek (prepare for immediate departure) op landingsbaan 06/24 en vervolgens
- wederom knoppen voor de stopbarverlichting (van exit 2 van baan 06/24) ingedrukt teneinde de stopbarlichten te doven voor voornoemde combi zodat het die combi was toegestaan de landingsbaan 06/24 te kruisen via exit 2 en vervolgens
nagelaten op adequate wijze te verifiëren of de landingsbaan 06/24 vrij was van voornoemde combi (roepnaam Charlie 8) en vervolgens
- aan voornoemd passagiersvliegtuig (vlucht Delta 39) klaring gegeven om op te stijgen (clearance to take off), waardoor de passagiers en het vliegtuigpersoneel van voornoemde vlucht Delta 39 en voornoemde marshaller en de trekkerbestuurder en de vliegtuigrangeerder en voornoemde vliegtuigen (te weten voornoemde Boeing 767 van Delta Airlines en de Boeing 747 van KLM) en voornoemde trekker en het voertuig van voornoemde marshaller in gevaar werden gebracht.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting zijn de verdachten daardoor niet geschaad in hun verdediging.
Hetgeen aan de verdachten meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachten moeten hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert voor elk der verdachten op:
- medeplegen van het op zodanige wijze luchtverkeersleiding geven dat daardoor personen of zaken in gevaar worden gebracht.
5. Strafbaarheid van de verdachten
De verdediging heeft ten aanzien van elk der verdachten ontslag van alle rechtsvervolging bepleit wegens verschoonbare dwaling ten aanzien van de feiten, nu de verdachten geen hoogstpersoonlijke verwijtbare betrokkenheid bij de totstandkoming van het incident hadden. Verdachten hebben alle gecontroleerde en geconditioneerde handelingen verricht, die van goede assistenten (en aspirant) luchtverkeersleiders onder dergelijke omstandigheden mochten worden verwacht, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt voorop dat de verdachten terecht staan voor overtredingen, waarvoor als uitgangspunt geldt dat schuld in de zin van verwijtbaarheid wordt verondersteld aanwezig te zijn en niet bewezen hoeft te worden. Daarbij dient eveneens voorop gesteld te worden dat het verweer van de verdediging slechts kan slagen in de situatie dat betrokkenen geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De rechtbank is van oordeel dat niet gezegd kan worden dat bij ieder van de verdachten het aan elke schuld heeft ontbroken, waartoe het volgende redengevend is.
Ten aanzien van verdachte [verdachte 1] geldt dat zij niet heeft gezien of gehoord van welke kant de combi bij exit 2 van baan 06/24 die baan ging kruisen, zulks terwijl zij wel tegen de aspirant verkeersleider heeft gezegd dat die combi, anders dan het geval was, van Schiphol Centrum naar het S-platform baan 06/24 kruiste. Dat brengt mee - mede in aanmerking genomen dat zij niet, zoals bij goed zicht te doen gebruikelijk, visueel heeft kunnen controleren dat haar veronderstelling omtrent de rijrichting van de combi juist was - dat niet gezegd kan worden dat zij ten aanzien van de feiten verschoonbaar heeft gedwaald.
Evenmin kan dat gezegd worden van verdachte [verdachte 2]. Verdachte [verdachte 2] is immers afgeweken van de geldende procedure door niet de vrijmelding van de baan 06/24 door de combi af te wachten alvorens aan het vliegtuig van Delta Airlines klaring te geven om op te stijgen, maar die klaring te geven op basis van zijn eigen -overhaaste en verkeerde- gevolgtrekking dat de baan reeds vrij was, terwijl hij juist enkele seconden daaraan voorafgaand de stopbarverlichting voor de combi had gedoofd, opdat die de baan kon gaan kruisen. Die verkeerde gevolgtrekking kan hem bovendien verweten worden, omdat de onduidelijkheid omtrent de werking van de stopbarverlichtingsknoppen en de slecht zicht omstandigheden die een visuele controle onmogelijk maakten, hem tot extra voorzichtigheid aanleiding behoorden te geven, zodanig dat - in elk geval hierom - een afwijking van de procedure niet geoorloofd was.
Tenslotte kan evenmin gezegd worden dat de verkeersleider [verdachte 3] ten aanzien van de feiten verschoonbaar heeft gedwaald. De hiervoor genoemde omstandigheden omtrent de stopbarverlichtingsknoppen en het slechte zicht hadden hem ertoe moeten brengen om aandacht te schenken aan de werkzaamheden van de - nog slechts vier weken op die functie werkzame - verkeersleider in opleiding, voor wiens handelingen hij als opleider/instructeur verantwoordelijk was. Door zijn aandacht te richten op andere werkzaamheden, is hij tekort geschoten in zijn opleidingstaak.
Het beroep op afwezigheid van alle schuld wordt mitsdien verworpen.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachten uitsluit. Verdachten zijn dus strafbaar.
6. Motivering van de wijze van afdoening
Bij de beslissing over de strafrechtelijke afdoening van de zaken tegen de verdachten, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het ten aanzien van elk der verdachten bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van elk der verdachten zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Meer in het bijzonder heeft de rechtbank het volgende overwogen.
Op 10 december 1998 is aan een Boeing 767 van Delta Airlines met 138 mensen aan boord toestemming gegeven om van baan 06/24 op te stijgen, terwijl op dat moment bij exit 02 van voormelde baan een combi, bestaande uit een marshaller met daarachter een gesleepte Boeing 747 van de KLM, na verkregen toestemming, doende was die baan te kruisen.
De Boeing 767 van Delta Airlines heeft de start ingezet en na een snelheid van 130 knopen (240,7 kilometer per uur) te hebben bereikt, heeft de cockpitbemanning van dat vliegtuig abrupt de start afgebroken, toen zij de kruisende KLM Boeing waarnamen.
Dat er geen ernstig luchtvaartongeluk is gebeurd is slechts te danken aan de oplettendheid en snelle en adequate wijze van handelen van de piloten van de Boeing 767 van Delta Airlines.
Verdachten, die op dat moment als assistent van de verkeersleider, als aspirant verkeersleider en als verkeersleider belast met de opleiding van de aspirant verkeersleider, op 10 december 1998 luchtverkeersleiding gaven, hebben moeten werken onder moeilijke omstandigheden, te weten zodanig beperkt zicht waardoor het vanuit de verkeerstoren niet mogelijk was om de kruising bij exit 2 van baan 06/24 rechtstreeks waar te nemen.
De hiervoor genoemde moeilijke omstandigheden hadden de verdachten -gelet op hun verantwoordelijkheid voor het op veilige wijze geven van luchtverkeersleiding- aanleiding behoren te geven om, bij gebreke van de mogelijkheid om door rechtstreekse waarneming vast te stellen van welke zijde de combi bij exit 2 baan 06/24 kruiste, extra voorzichtig te zijn.
Niet kan echter worden ontkend dat op 10 december 1998 de voorzieningen in de verkeerstoren ter voorkoming van incidenten als het onderhavige - blijkens de na het incident aangebrachte verbeteringen - niet optimaal waren.
De rechtbank betrekt in haar oordeel dat de vervolging van de verdachten voor deze in hun beroepsuitoefening begane overtreding diep heeft ingegrepen in het leven van de verdachten, zoals de rechtbank bij de behandeling van de zaken in hoger beroep is gebleken. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat de officier van justitie in haar requisitoir heeft aangegeven dat in enige mate sprake is van een proefproces. Tenslotte laat de rechtbank in haar oordeel meewegen dat verdachten niet eerder voor enig strafbaar feit zijn veroordeeld en dat niet is gebleken dat verdachten bij de uitoefening van hun -zoals hiervoor overwogen- verantwoordelijke functies, vaker zijn tekort geschoten.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat aan verdachten geen straf of maatregel moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
5 en 47 van de Wet Luchtverkeer
9a en 47 van het Wetboek van Strafrecht
8. Beslissing
De rechtbank:
Vernietigt de vonnissen, waarvan beroep en verklaart bewezen dat verdachten het aan elk van hun tenlastegelegde feit hebben begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan elk van de verdachten meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachten daarvan vrij.
Bepaalt dat ten aanzien van elk van de verdachten het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Bepaalt dat aan elk van de verdachten geen straf of maatregel wordt opgelegd.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Toeter, voorzitter,
mrs. Sicking en Wolfs, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Lorié,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 november 2002.