In de zaak van ConneXXion
7.13 Voor zover ConneXXion haar standpunt heeft gehandhaafd dat de Gemeente in strijd met het kort geding vonnis heeft gehandeld omdat zij haar voornemen tot gunning op 22 november 2002 ter kennis van de inschrijvers heeft gebracht en reeds vier dagen nadien, op 26 november 2002, omtrent gunning heeft besloten, kan zij hierin niet wor-den gevolgd. Het in het kort geding vonnis onder 7.6 bepaalde (hiervoor onder 2.h. geciteerd) legt dienaangaande immers op de Gemeente een niet verderstrekkende ver-plichting op dan dat zij met de formele gunning, waaronder in dit verband het sluiten van de opdrachtovereenkomst moet worden begrepen, dient te wachten tot veertien dagen na de dagtekening van de kennisgeving van het advies. Het door ConneXXion gemaakte verwijt dat het gunningsbesluit in weerwil van het in het kort geding vonnis bepaalde een motivering zou ontberen, faalt eveneens, nu de Gemeente ter motivering van haar besluit naar het advies van Landwell/AGV heeft verwezen en dit haar op zichzelf ook na kennisneming van de zienswijzen van Jan de Wit en ConneXXion - het in artikel 3:49 Awb bepaalde naar analogie toepassend - vrij stond nu Land-well/AGV in die zienswijzen geen aanleiding hebben gezien om hun advies aan te passen.
7.14 ConneXXion heeft verder betoogd dat Landwell/AGV (onder 'Aanpassingen beoordelingsprotocol') de in het bestek opgenomen selectiecriteria terzake het over-leggen van reacties van referenten op door de betreffende inschrijver verleende dien-sten en het verschaffen van informatie over door de inschrijver ondernomen milieu-maatregelen in hun advies ten onrechte hebben geëcarteerd. Het schrappen van deze criteria heeft er volgens ConneXXion toe geleid dat de onderlinge concurrentiever-houding tussen de inschrijvers en de kring van potentiële aanbieders zodanig is gewij-zigd dat zulks de Gemeente aanleiding had moeten geven om de aanbesteding te sta-ken.
7.15 Dit betoog kan ConneXXion niet baten. In het kort gedingvonnis is geoordeeld dat alle drie de inschrijvers moeten worden geacht zich voor gunning te hebben gekwali-ficeerd, hetgeen impliceert dat de gelaste heroverweging slechts een beoordeling op gunningscriteria diende te omvatten. Door de inschrijvers op selectiecriteria te beoor-delen hebben Landwell/AGV een en ander in hun advies weliswaar miskend, doch nu zij tot de slotsom zijn gekomen dat alle drie de inschrijvers zich hebben gekwalifi-ceerd sluiten zij aan bij het hiervoor in overweging 7.2 centraal gestelde uitgangspunt.
7.16 ConneXXion acht voorts niet toelaatbaar dat de in hoofdstuk 6 (productgroep) van het bestek onder paragraaf 6.2 opgenomen voorwaarde 'Inschrijver dient in de offerte ex-pliciet aan te geven welk gedeelte van de door hem te leveren prestaties hij voorne-mens is aan derden in onderaanneming te geven, onder de vermelding van de naam , adres en vestigingsplaats van voornoemde derde (…)' in het advies niet als subcriteri-um voor de gunning is gehanteerd omdat deze voorwaarde als een selectiecriterium zou hebben te gelden. Aan deze stellingname heeft ConneXXion ten grondslag gelegd dat het schrappen van deze voorwaarde tot gevolg heeft dat het door de Gemeente in paragraaf 6.2 gemaakte voorbehoud dat daadwerkelijke onderaanneming alleen met haar toestemming kan plaatsvinden is komen te vervallen en dat hierdoor de (concur-rentie)verhoudingen tussen partijen in essentiële zin zijn gewijzigd omdat een in-schrijver die in vergelijking met zijn mededingers afhankelijker is van onderaanne-mers ten opzichte van die mededingers in een gunstiger positie is gekomen.
7.17 Zonder een nadere toelichting, die is uitgebleven, valt echter niet in te zien waarom het ecarteren van de door Landwell/AGV bedoelde voorwaarde als gunningscriterium met zich mee zou brengen dat de Gemeente in de opdrachtovereenkomst niet meer het voorbehoud van toestemming bij onderaanneming zou kunnen bedingen. Ook overi-gens heeft ConneXXion niet onderbouwd dat de door haar geschetste wijziging van de concurrentieverhouding tussen de drie geselecteerde inschrijvers zich in het onderha-vige geval zou voordoen, te meer niet nu in de door de Gemeente uitgevoerde matrix-beoordeling aan alle drie de inschrijvers op dit aspect 10 punten is toegekend. De door ConneXXion tegen het schrappen van paragraaf 6.2 geuite kritiek dient dan ook als onvoldoende onderbouwd te worden verworpen.
7.18 ConneXXion heeft voorts aangevoerd dat haar op het gunningscriterium 'Percelen, de wijze waarop de aanbieding percelen kan combineren' in het advies ten onrechte 0,5 punt is onthouden op de grond dat haar offerte terzake de mogelijkheid van combina-tieritten geen concrete aanbieding zou behelzen. ConneXXion stelt dat het voor iedere inschrijver onmogelijk was om ten tijde van de sluiting van de inschrijvingstermijn in februari 2002 aan te geven in welke mate in de periode van augustus 2002 tot en met 1 augustus 2007 combinaties van routes kunnen worden gemaakt, aangezien de route-indeling ieder schooljaar aan verandering onderhevig is en het al dan niet bestaan van vervoerscontracten met andere gemeenten en/of instellingen in de loop van de tijd eveneens kan wijzigen. In de visie van ConneXXion kan dan ook van haar niet wor-den verlangd dat zij op concretere wijze de mogelijkheid van combinatieritten aangaf dan zij in haar offerte heeft gedaan.
7.19 In aanmerking genomen de aan de aanbestedende dienst bij de beoordeling en interpretatie van de aanbiedingen toekomende beoordelingsvrijheid moet op voorhand worden geoordeeld dat de Gemeente ook op dit punt in redelijkheid het advies heeft kunnen volgen dat de door ConneXXion aangeboden combinatieritten onvoldoende concreet zijn om als een aanbieding te kunnen worden beschouwd. Bij dit oordeel is van belang dat het bestek een grondslag biedt voor het verlangen van een voldoende concreet aanbod nu daarin onder paragraaf 6.4 is bepaald 'Bij mogelijkheden van hier-boven bedoeld combinatievervoer dient dit vervoer apart en in combinatievorm te worden aangeboden' terwijl voorts niet ter discussie staat dat Verhoef klaarblijkelijk wel in staat is geweest om terzake de combinatieritten een zodanig concreet aanbod te doen.
7.20 De door ConneXXion met betrekking tot de zitplaatsenregeling naar voren gebrachte klacht faalt reeds nu uit haar betoog niet kan worden opgemaakt dat hantering van de zogenaamde één-op-één-regeling, mede gelet op de samenval van de onder 7.19 be-sproken klacht met die van Jan de Wit, ertoe zou kunnen leiden dat de opdracht alsnog aan haar moet worden gegund.
7.21 Naar uit het voorgaande volgt is er ook ten aanzien van ConneXXion sprake van twee (mogelijke) onvolkomenheden waarvan een verdergaande beoordeling van invloed zou kunnen zijn op haar kans op gunning, zij het dat het er op lijkt dat vanwege de samenval van de klachten terzake met die van Jan de Wit ook bij gegrondbevinding van die klachten Jan de Wit een voorsprong op ConneXXion zal blijven houden. De door de voorzieningenrechter in het kader van de beoordeling van de klachten van Jan de Wit gemaakte belagenweging, als hiervoor onder 7.9 weergegeven, is in dit ver-band dan ook a fortiori aangewezen.
7.22 De slotsom is derhalve dat de gevraagde voorzieningen dienen te worden geweigerd.
7.23 De hiervoor bedoelde (mogelijke) onvolkomenheden in de heroverweging van de aanbesteding wettigen evenwel dat de Gemeente met de kosten van deze procedure zal worden belast.
7.24 De omstandigheid dat Verhoef een niet geheel smetteloze beslissing van de Gemeente heeft verdedigd rechtvaardigt geen kostenveroordeling te haren laste, nu de kosten van de partijen in wiens nadeel deze beslissing uitwerkt reeds ten laste van de Gemeente worden gebracht.